+

Leeswijzer

Historisch opgebouwd via vensters en werken

 

Vensters

De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).

 

Werken

In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.

 

Zoeken

Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina. 

 

Cicero

Het Latijnse woord humanitas is in hoge mate gevormd en ontwikkeld door de grote Romeinse schrijver, redenaar, politicus en denker Marcus Tullius Cicero. Hoewel hij het begrip niet zelf heeft uitgevonden, is hij wel de man van het serieuze denkwerk erover.

 

Houtsnede in een editie van Cicero’s Brieven aan zijn vrienden uit 1545, onbekende kunstenaar

 

Menselijkheid

In het Latijn is het woord taalkundig gezien een zelfstandig naamwoord dat samenhangt met het bijvoeglijk naamwoord humanus, menselijk. Het grondwoord daar weer achter is het Latijnse homo, mens. Het begrip humanitas zou je vanuit de etymologie dus kunnen weergeven met iets als menselijkheid. In ieder geval liggen hierin ideeën en waarden besloten die direct samenhangen met de kern van het mens-zijn volgens Romeinse opvattingen. 

 

De grote man van humanitas is Marcus Tullius Cicero. Hij geldt als de absolute nummer één van het klassieke Latijnse proza, het zogenaamde Gouden Latijn. Natuurlijk is Cicero niet de eerste die heeft nagedacht over wat het is om mens te zijn. Hij is wel de man van het serieuze denkwerk over het begrip humanitas.

 

Cicero gebruikt het woord niet minder dan 229 maal in zijn verzamelde geschriften, voor zover bewaard. Dat is vrijwel precies de helft van het totale aantal vermeldingen van humanitas in de hele Romeinse literatuur. Die 229 gevallen zijn niet gemakkelijk onder een noemer te brengen. Het woord dekt in de praktijk verschillende ladingen, die natuurlijk wel weer op een bepaalde manier samenhangen.

 

Medemenselijkheid

Een eerste Ciceroniaanse grondbetekenis is die van gevoeligheid voor mensen die er minder aan toe zijn. Je zou dan kunnen spreken van medelijden, barmhartigheid of medemenselijkheid. In die zin hangt humanitas als morele waarde samen met waarden als mildheid, vrijgevigheid en verzoenlijkheid, en vormt het de absolute tegenhanger van wreedheid en onbarmhartigheid. Iemand die echt mens is, heeft ook gevoel voor de noden van een ander. En handelt daar ook naar. De naam van de humanistische vereniging Humanitas verwijst naar deze betekenis. 

 

In ruimere zin genomen kan humanitas vervolgens ook een wat filosofische kleur krijgen: een op de Stoïsche leer gebaseerd besef van wat mensen als hele mensheid verbindt. Het is dan een waarde die uitstijgt boven alle sociale, politieke of etnische grenzen.

 

Beschaafdheid

In een tweede, meer concrete betekenis staat humanitas bij Cicero ook voor de ontwikkelde levensstijl van hemzelf en zijn standsgenoten in de stad Rome. Het Latijn spreekt hier ook wel van urbanitas, letterlijk: stadsheid. Nu zijn de sleutelwoorden verfijnde humor en tact, plezierige omgang met anderen, toegankelijkheid en andere blijken van talent voor sociale contacten. 

Humanitas wordt zo vooral ook een begrip met een culturele lading. Het zegt iets over de waarden van een specifieke, leidende groep, de culturele elite, vergelijkbaar met de grachtengordel in de Nederlandse cultuur.

 

Humaniora

Een derde, nog verder ontwikkelde betekenis is uiteindelijk van beslissend belang gebleken. In de Oudheid stelt men consequent dat de mens bij uitstek wordt getypeerd door zijn verstand, ratio. Dan wordt het voeden en vormen van dat verstand met kennis, doctrina, een logische nieuwe waarde. Zo komt Cicero tot het begrip van kunsten of vakken die de mens kunnen vervolmaken, die hem volledig tot mens maken. 

 

Deze studia humanitatis bestaan voor Cicero vooral in een brede literaire en culturele scholing: taal en literatuur, geschiedenis, (praktische) wijsbegeerte, recht, ethiek. Alles komt samen in het model van de perfect gevormde redenaar, die over al die kennis beschikt en die kan optreden met moreel gezag en overtuigingskracht. In De ideale redenaar laat hij een personage zeggen dat ‘niemand voor redenaar kan doorgaan die niet in alle takken van cultuur onderlegd is.’ (1,72) Daarmee is Cicero zelf het volmondig eens.

 

Onvermijdelijk versmelten voor Cicero hier de verschillende betekenissen van humanitas – praktisch, filosofisch, ethisch, cultureel en pedagogisch – vrijwel tot één geheel: ‘Alle vaardigheden die met culturele vorming en verstandelijke ontwikkeling te maken hebben, (hebben) een soort gemeenschappelijke band. Ze zijn als het ware door bloedverwantschap met elkaar verbonden.’ (Pro Archia, Pleidooi voor Archias, 3). Vanuit zijn biografie geredeneerd is dat misschien ook geen wonder. Cicero voelde zichzelf in de eerste plaats redenaar. En wel de beste redenaar die er ooit was geweest. Zijn concept van humanitas laat zich dus ook lezen als een verkapt zelfportret.

 

Cicero’s idee van humanitas is nauw verwant met dat van de artes liberales, de vrije kunsten, en zelfs dat van deugdzaamheid, en hij zingt daarvan in veel werken de lof. Van een grondige scholing daarin en beoefening ervan heeft een mens levenslang plezier.

De invloed van Cicero’s humanitas

Na Cicero heeft het begrip humanitas zich verder ontwikkeld en grote invloed uitgeoefend, vooral in de periode van de Renaissance. Als cultureel begrip in de laatstgenoemde zin leeft het nog altijd voort in de humaniora in het voortgezet onderwijs. In engere zin worden daarmee de vakken Grieks en Latijn bedoeld. In Vlaanderen wordt het woord breder gebruikt voor de hogere vormen van voortgezet onderwijs. 

Humanitas

Humanitas wordt in de oudheid beschouwd als datgene wat de mens werkelijk tot mens maakt. Het negentiende-eeuwse woord humanisme is afgeleid van humanitas, dat zelf weer verwijst naar homo (mens) en humanus. Humanitas drukt de idee uit dat de mens de moeite waard is.

 

Vormingsideaal

Humanitas is een begrip waarin verschillende facetten van menselijk gedrag tot uitdrukking worden gebracht. Belangstelling voor de medemens en zijn lot en vriendelijke en beschaafde omgang met elkaar maken er onderdeel van uit. Het gaat om een vormingsideaal waarin smaak en verfijning centraal staan en veel belangstelling uitgaat naar literair-filosofische thema’s. 

Humanitas is zowel het daadwerkelijk menselijke, als de vorming tot menselijkheid. De kiem van al deze ideeën is te vinden in de Griekse cultuur onder meer in het idee van paideia, vorming, en philantropia, menslievendheid. Ideeën die de Romeinse diepgaand hebben beïnvloed. De uiteindelijke vormgeving van de gedachten is echter op het conto van de Romeinen zelf te schrijven.

Afbeelding: De jonge Cicero leest door Vincenzo Foppa (ca. 1464), Wallace Collection, Londen

 

Griekse cultuur in Rome

De invloed van de Griekse cultuur op Rome wordt voor het eerst zichtbaar in de derde en tweede eeuw voor Christus, en wel in de literatuur. De vroegst overgeleverde Romeinse literatuur wordt gevormd door de komedies van Plautus (254-184 v. Chr.) en Terentius (190-158 v.Chr.). Beroemd is de uitspraak van één van de hoofdrolspelers in de komedie De zelfkweller van Terentius: 

‘Ik ben een mens en niets menselijks acht ik mij vreemd.’

In diezelfde tweede eeuw voor Christus krijgt de Griekse filosofie voet aan de grond in Rome, ook in de hoogste politieke kringen. De beroemde Romeinse veldheer en politicus Publius Cornelius Scipio Africanus de Jongere (185-129 v. Chr.) was al vanaf zijn vroege jeugd geïnteresseerd in de Griekse cultuur en filosofie en verzamelde een kring van gelijkgestemden om zich heen. Hun opvattingen en gesprekken zijn in gestileerde vorm weergegeven in de geschriften van de filosoof Marcus Tullius Cicero (106-43 v. Chr.) in bijvoorbeeld De amicitia, De natura deorum en De Officiis. De kring van de Scipionen bespreekt in een sfeer van ongebondenheid allerlei filosofische problemen. Literaire verfijning en een beschaafde omgang met elkaar staan voorop en horen bij de kern van wat humanitas uitmaakt.

 

Cicero

Bij de Romeinen krijgt het begrip humanitas, met name door toedoen van Cicero, een veelomvattender betekenis. Cicero werkt het begrip verder uit doordat hij dit idee nader in verbinding brengt met de actuele filosofische stromingen, vooral die van de Stoa (zie Seneca en Marcus Aurelius) en Epicurus. Deze stromingen zijn vooral van belang voor het begrip humanitas, omdat zij voor een belangrijk deel materialistisch zijn. Zij sluiten een direct goddelijk ingrijpen in de wereld uit en benadrukken daarmee de rol van de mens zelf als het gaat om de ethische aspecten.

 

Afbeelding: Stoa betekent letterlijk ‘zuilengalerij’. Zeno van Citium (333-262 v. Chr.) stichtte zijn school op in een stoa, waar men al wandelend filosofeerde.

 

Daarnaast zet Cicero humanitas af tegen twee andere polen: het goddelijke en het dierlijke. De mens is een wezen dat de moeite waard is, maar hij is natuurlijk geen god en kent dus zijn beperkingen. Anderzijds onderscheidt de mens zich in positieve zin van de dierenwereld doordat hij beschikt over de rede, het verstand en het instrument van de taal. De mens kan – anders dan het dier – de wereld duiden en naar zijn hand zetten.

 

Cicero stelt de term humanitas zo op een begripsmatig hoger plan, maar geeft er ook een persoonlijker invulling aan. We zien dit in de talrijke brieven die hij heeft geschreven en in de manier waarop hij het ideaal van humanitas echt tot iets van mensen van vlees en bloed maakt.

 

Zo bevat humanitas een beschavings- en vormingsideaal en is het een leidraad voor omgang met elkaar. En tevens is de aanzet tot ideeënvorming over wat een mens tot een mens maakt, de moderne wetenschappelijke studie van de mens.