De Humanistische Canon is een initiatief van het Humanistisch verbond. Wil je ons steunen? Klik dan op onderstaande knop.
Historisch opgebouwd via vensters en werken
De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).
In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.
Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina.
De Dalai Lama is de spiritueel leider van het Tibetaans Boeddhisme. Het manifest Wijsheid voor een moderne wereld van de huidige Dalai Lama, Tenzin Gyatso, gaat over de zoektocht naar geluk en het voorkomen van lijden. De Dalai Lama roept op tot een spirituele revolutie gericht op onze innerlijke dimensie. Fundamentele menselijke waarden kunnen ons – in tegenstelling tot materiële goederen – leiden op de weg naar duurzaam geluk.
Hoewel een meerderheid van de 6 miljard mensen op aarde zegt zich verbonden te voelen met een bepaalde geloofstraditie, zijn er misschien slechts een miljard mensen die dagelijks de beoefening van hun specifieke religie met bijbehorende innerlijke waardesystemen volgen, stelt de Dalai Lama. Deze mensen zijn niet zijn directe zorg; ze halen hun innerlijke ontwikkeling uit hun religieuze beoefening. De meerderheid van de wereldbevolking leeft echter zonder religie. Hoe zit het met hen?, vraagt de humanist in de boeddhist zich af.
‘Omdat de meerderheid geen religie beoefent, zoek ik een manier om de hele mensheid te dienen zonder me op religieus geloof te hoeven beroepen’.
In zijn speurtocht naar universele waarden maakt de Dalai Lama een belangrijk onderscheid tussen religie en spiritualiteit. Religie houdt zich bezig met geloof in claims van verlossing. Religieuze mensen hangen een geloofstraditie met een metafysica aan, waarmee dogma’s, rituelen en gebeden verbonden zijn. Spiritualiteit houdt zich echter bezig met ‘die kwaliteiten van de menselijke geest zoals liefde, compassie, geduld, tolerantie, vergeving, tevredenheid, verantwoordelijkheidgevoel en gevoel voor harmonie die geluk brengen aan zowel jezelf als aan anderen.‘ Als het verenigende kenmerk van die spirituele kwaliteiten, ziet hij:
‘Handelen uit zorg voor het welzijn van anderen. Dit omvat ook het veranderen van onszelf zodat we meer geneigd zijn dit inderdaad te doen. In andere termen te spreken over spirituele beoefening is zinloos.’
Religie ziet de Dalai Lama als een privézaak, iets waar we buiten kunnen. Spiritualiteit is echter essentieel voor de menselijke zoektocht naar vervulling en geluk.Er is geen reden om aan te nemen dat een individu deze spirituele kwaliteiten alleen maar kan ontwikkelen door zich op een religieus geloof of metafysisch systeem te beroepen. Het belangrijkste inzicht bestaat er uit het scherpe onderscheid dat we vaak maken tussen zelf en anderen te herkennen als een overdrijving. Dit onderscheid is het gevolg van onze ‘conditionering’. Als het zelf een intrinsieke identiteit had, dan zouden we kunnen spreken over eigenbelang in isolatie van anderen. Maar omdat dit niet het geval is en omdat ‘zelf’ en ‘anderen’ alleen begrepen kunnen worden in relatie tot elkaar, zien we dat eigenbelang en het belang van anderen, onderling verbonden zijn.
Net als boeddhisten benadrukt de Dalai Lama hier eerst een ethiek van beheersing, dat wat we niet moeten doen. Vervolgens benadrukt hij de tegenkracht, dat wat we wel moeten doen. Om de geest te trainen moeten we eerst leren kijken naar onze geest om er vertrouwd mee te worden. Dan kunnen we zien wat er in zit, en leren te onderscheiden tussen wat we dienen te cultiveren en wat te snoeien. We dienen een wijs onderscheidingsvermogen in onszelf te ontwikkelen. Hij staat geen ethiek voor gebaseerd op uiterlijke, morele regels maar op humaan, innerlijk inzicht, voortkomend uit kritisch en liefdevol zelfonderzoek.
Ons aangeboren vermogen voor empathie vormt hiervoor de basis. Via een tweevoudige benadering transformeren we empathie tot liefde en compassie. ten eerste moeten we ons beschermen tegen factoren die compassie blokkeren, en ten tweede moeten we factoren ontwikkelen die compassie genereren. Zo zal onze beoefening van ethiek verbeteren en dit leidt tot geluk voor onszelf en anderen.
Het ontwikkelen van innerlijke vrede en compassie, door reflectie en het trainen van de eigen geest, vormen de bouwstenen van authentiek, duurzaam geluk, zowel individueel als sociaal. In dit nieuwe millennium moeten we een nieuwe visie op de wereldgemeenschap ontwikkelen, een visie gebaseerd op het globale perspectief van onderlinge afhankelijkheid. Vanuit die besef zien we dat we elkaar nodig hebben en dat samenwerking cruciaal voor overleving is. Een oprecht verantwoordelijkheidsgevoel kan alleen voortkomen uit het ontwikkelen van compassie, stelt de Dalai Lama. Het is als een zaad waaruit alle positieve kwaliteiten voortvloeien, de motor tot verandering en de aanzet tot het nemen van verantwoordelijkheid voor wat er in de wereld gebeurt. Het is noodzakelijk in ieder aspect van de menselijke samenleving.
‘Dit is dan mijn ware religie, mijn eenvoudige geloof. Er is geen tempel, moskee of kerk, geen complexe filosofie, doctrine of dogma. Ons eigen hart, onze eigen geest is de tempel. De doctrine is compassie. Liefde voor anderen en respect voor hun rechten en waardigheid, ongeacht wie of wat ze zijn: uiteindelijk is dit alles wat we nodig hebben. Zolang we dit in ons dagelijks leven beoefenen, dan, ongeacht of we nu geleerd zijn of niet, of we in Boeddha of God geloven of een andere religie volgen of helemaal geen, zolang we compassie voor anderen hebben en ons beheerst gedragen vanuit een gevoel van verantwoordelijkheid, is er geen twijfel of we zullen gelukkig worden.’
Wilhelm von Humboldt blaast in een rumoerig Europa het klassieke humanistische vormingsideaal nieuw leven in. Onderwijs moet niet primair gericht zijn op een beroep of specialisatie, maar de volledige mens vormen. Vorming, Bildung, heeft menselijkheid als doel. Bovendien moet onderwijs vrij van staatsinmenging en voor iedereen beschikbaar zijn.
Afbeelding: Beeld van Wilhelm von Humboldt voor de Humboldt-Universiteit in Berlijn.
Wilhelm von Humboldt, de oudere broer van de even beroemde bioloog en ontdekkingsreiziger Alexander, studeert rechten, klassieke talen, letterkunde en natuurwetenschappen. Hij heeft het ideaal van vorming op twee manieren proberen te verwezenlijken. Theoretisch werkt hij de notie van Bildung uit. Bildung betekent de ontplooiing van alle krachten van de persoon in ontmoeting met de klassieke wereld van kunst, literatuur en toneel. In de praktijk probeert Von Humboldt zijn ideaal te realiseren door het dienen van de publieke zaak. Als Pruisisch diplomaat en staatsman van Europese allure probeert hij het onderwijs te hervormen. Von Humboldt laat zien dat Bildung zowel over innerlijke ontwikkeling, als over politiek kan gaan. Maar het blijkt ook dat deze twee kunnen botsen (zie eveneens het venster 18e en 19e eeuw humanisme).
Von Humboldt leeft in de tijd dat de Franse Revolutie (1789 – 1799) uitbreekt en traditionele machtsverhoudingen wankelen. Het is rumoerig in Europa. Hij wordt opgevoed volgens de ideeën van de Verlichting, maar is ook sterk beïnvloed door Jean-Jacques Rousseau, de man van de Romantiek. Hij maakt de eerste jaren van de Franse Revolutie mee in Parijs en zal de idee van volkssoevereiniteit, dat het volk in plaats van een monarch de hoogste politieke macht heeft, nooit meer loslaten. Friedrich Schiller wordt een vriend voor het leven.
Von Humboldt vervult diverse hoge politieke en diplomatieke ambten en doet onderzoek in de vergelijkende taalwetenschappen. Als secretaris-generaal op het Ministerie van Binnenlandse Zaken van Pruisen ontvouwt hij zijn ideeën over onderwijs en opvoeding. Hij krijgt de taak om een nieuw onderwijssysteem te introduceren. Pruisen had net, in 1807, een gevoelige nederlaag geleden tegen Napoleon en was uit op herstel van de nationale trots, onder meer via een herziening van het onderwijs. De progressieve en egalitaire inzet van Von Humboldt delft echter het onderspit. Al na twee jaar vertrekt hij vanwege een conflict met de conservatieve Minister Hardenberg.
Zijn visie is desondanks van verregaande invloed. Hij ontwikkelde het idee van het voor iedereen beschikbaar humanistische gymnasium, ingericht naar Grieks model; vandaar het onderwijs in de klassieke talen op gymnasia tot op vandaag de dag. In 1810 richtte hij de nieuwe, inmiddels de oudste, universiteit van Berlijn op, de tegenwoordige Humboldt-Universiteit, met de hoogleraren filosofie Friedrich Schleiermacher en Johan Gottlieb Fichte.
In brieven aan Friedrich Schiller schetst Von Humboldt zijn voorkeur voor een liberaal-humanistische Bildung via de literatuur uit de Oudheid. Algemene ontwikkeling is voor iedereen van belang, ongeacht afkomst. Een scheiding tussen een ‘hogere’ en ‘lagere’ (technische) opleiding verwerpt hij. In alle onderwijsvormen dient Menschenbildung voorop te staan. Algemene vorming en niet de voorbereiding op een concreet beroep, is het doel.
De ware humaniteit is altijd het resultaat van intellectuele én morele vorming waarbij de totale persoon is betrokken. Jongeren moeten hun karakter ontwikkelen. Bovendien moeten ze een pluriform aanbod krijgen: van talen tot natuurwetenschappen, van creatieve en artistieke beroepen tot moraal. Eentonigheid is uit den boze, omdat de mens van nature meerdere mogelijkheden heeft.
‘Zelfs de meest vrije en onafhankelijke mens vormt zich minder als hij in eentonige situaties wordt geplaatst.’
Innerlijke groei maakt het mogelijk om de wereld samen met anderen en in een politiek-sociale gemeenschap vorm te geven. Idealiter gaan de innerlijke wereld en de buitenwereld in elkaar over. Humaniteit betekent.
Maar waartoe dient al die vorming? Von Humboldt streeft uiteindelijk humaniteit na. Ontwikkeling en menselijkheid zijn uitwisselbare eenheden. Terwijl de Franse revolutionairen gelijkheid, vrijheid en broederschap via de revolutie wilden bereiken, zocht Von Humboldt het in de individuele groei. Sommigen vinden zijn ideaal van Bildung daarom te individualistisch. Wat Von Humboldt betreft, is de ontwikkeling van het innerlijke leven nodig om goed burger te kunnen worden.
Von Humboldt wijst niet alleen de macht van de absolute monarch af, maar überhaupt een al te verregaande staatsinmenging. In die zin is hij een duidelijke liberaal: alles begint met individuele vrijheid. Geïnspireerd door Rousseau meent hij dat ook ouders kinderen hun eigen ontwikkeling moeten toestaan en dus een zekere terughoudendheid moeten betrachten. Het doel is niet vrijheid als zodanig, maar de vorming van een harmonieus karakter; een zo volkomen mogelijke individu worden met een diversiteit aan vaardigheden. Dit idee van vrijheid in relatie tot ontwikkeling en vorming, is ook nu nog typisch humanistisch te noemen.
Von Humboldt is sterk geïnteresseerd in taal en doet uitvoerig linguïstisch onderzoek. Hij meent dat taal niet vaststaat maar afhankelijk is van de omgeving en de tijd. Taal bevestigt het eigene, het karakteristieke van een periode, een regio of land. Ieder volk schept via de taal een eigen wereld. Hoe meer talen je kent, hoe diverser je wereldbeeld. Deze dynamische opvatting van de taal is in de twintigste eeuw voortgezet door Noam Chomsky.
Von Humboldt stond een Bildung voor ogen die egalitair en vrij is, mensen stimuleert en hen tot kritisch denken aanzet. Toch werd het onderwijs in zijn tijd uiteindelijk onder invloed van conservatieven ingezet ten behoeve van de bestaande elite. Deze konden zich via het gymnasium en de universiteit voorbereiden op een goede baan als ambtenaar of bestuurder.
Het lijkt erop dat Von Humboldts opvatting over humanistische Bildung aan een revival bezig is. De thema’s zijn nog altijd actueel. Moet ons onderwijs algemene vorming of beroepsvorming nastreven? Moet de wetenschap nuttig zijn of vrij? Willen we burgers of werknemers zijn? Vragen die onder meer Désanne van Brederode zich in 2009 in een uitzending van Buitenhof stelde:
‘Voor mij is een universiteit een plek waar je leert waarnemen, denken en doorvragen. Waar je mensen uit andere studierichtingen ontmoet, die je op je beperkingen en vooroordelen wijzen en je blikveld openbreken. Waar het onvervulbare verlangen om een intellectueel te worden, niet wordt weggehoond. Ze brengt je eerbied bij voor alles wat de menselijke geest vermag. En of je daarna nu wel niet doorgaat in de wetenschap: die schatplichtige, onderzoekende houding behoud je, bij alles wat je doet. Overal waar die houding een pose wordt, een pet die je opzet als je wilt scoren, maar die je ook weer af kunt zetten, wordt Humboldts ideaal vertrapt.’
Tegen het einde van de 18e eeuw ontstond in Duitsland een interessante vorm van humanistisch denken die voortkwam uit een heroriëntatie op de Oudheid: het zogenaamde Weimar humanisme. In dit humanisme, dat ook wel de Duitse Renaissance is genoemd, lag de nadruk op contemplatie en geestelijke ontwikkeling. Het benadrukte het belang van een brede persoonlijke vorming. Een Bildung die bestaat uit algemene ontwikkeling op cultureel en literair, maar ook op politiek en natuurwetenschappelijk terrein.
Afbeelding: Standbeeld van Goethe en Schiller in Weimar door Maik Schuck
De hernieuwde belangstelling voor de klassieke wortels werd onder meer geïnitieerd door de archeoloog en kunsthistoricus Johan Winckelmann met zijn boek Geschichte der Kunst des Altertums. De Weimar humanisten streefden naar het ideaal van Humanität. Hieronder verstond men de totale, maar vooral geestelijke, menselijke ontplooiing, waarvan de Grieken naar men vond het schitterendste voorbeeld hadden gegeven.
De Duitse Humanität staat dichter bij het klassiek Griekse vormingsideaal (paideia) dan bij het klassiek Romeinse humanitas. Het Romeinse humanitas ideaal heeft sociale en politieke doelstellingen die wel terug te vinden zijn bij het sociale humanisme van Verlichtingsdenkers als Voltaire en Diderot, maar veel minder bij het Weimar humanisme.
Een belangrijk boegbeeld van het Weimar humanisme is Wilhelm von Humboldt, de oprichter van het humanistische gymnasium dat de nadruk legt op de brede ontwikkeling van de persoonlijkheid. ‘Het hoogste doel van de mens is de meest volledige en de meest harmonieuze ontwikkeling van zijn potentieel in zijn volkomen individualiteit’, stelde Von Humboldt.
Maar het Weimar humanisme is toch vooral verbonden met de namen van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832) en Friedrich Schiller (1759-1805). Goethe was een romanschrijver, maar ook staatsman, filosoof, natuuronderzoeker en dichter. Hij is onder meer schrijver van Faust (1808 / 1825) en Het lijden van de jonge Werther (1774 / 1787). Schiller was dichter, filosoof en toneelschrijver.
Lag bij de onversneden idealist Schiller het accent op het geestelijke leven en de eigen individualiteit, de aardsere Goethe toonde een meer open houding. Dat blijkt onder meer uit zijn belangstelling voor de wetenschap, zijn kosmopolitisme en zijn literaire werk. In tegenstelling tot het romantische en het nationalistische denken, geloofde Goethe dat literatuur de macht heeft om verschillen in tijd, ras en cultuur te overstijgen en het universeel menselijke te benadrukken:
‘De kans om tot algemene verdraagzaamheid te komen is het grootst als men de eigenaardigheid van individuele mensen en van verschillende volken laat rusten en vasthoudt aan de overtuiging dat het kenmerk van wat werkelijk verdienstelijk is erin gelegen is dat het behoort aan de gehele mensheid.’
Het belang van het Weimar humanisme voor onze tijd ligt vooral in de aandacht voor persoonlijke geestelijke ontwikkeling, de daaruit voortvloeiende onderwijsopvatting en de balans die denkers als Goethe zochten tussen de ontwikkeling van een unieke persoonlijkheid en een kosmopolitische houding en openheid naar andere culturen.