
De Humanistische Canon is een initiatief van het Humanistisch verbond. Wil je ons steunen? Klik dan op onderstaande knop.
Historisch opgebouwd via vensters en werken
De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).
In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.
Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina.
De Nederlandse samenleving was in de jaren vijftig sterk verzuild. Iedere levensbeschouwelijke en ideologische stroming had zijn eigen min of meer gesloten gemeenschap. Vanaf de jaren zestig van de 20e eeuw zet de ontzuiling in. Dit wil niet zeggen dat de zuilen verdwenen zijn. Humanisten worstelen met de materie. Hoewel het financieel en strategisch handig kan zijn je te beroepen op je eigen levensbeschouwelijke zuil, wijst de humanistische ethiek een eigen zuil af.
In de jaren 50 waren vrijwel alle delen van de samenleving verdeeld op levensbeschouwelijke en ideologische gronden. De protestants-christelijken, rooms-katholieken, socialisten en de liberalen hadden een eigen zuil, met eigen organisaties en voorzieningen. Deze zuilen hadden grote invloed op het dagelijks leven. Een katholiek ging niet alleen naar de katholieke kerk maar ook naar een katholieke school, las een katholieke krant, ging naar een katholieke sportclub, keek en luisterde naar de Katholieke Radio Omroep (KRO), trouwde met een katholiek en stemde op een katholieke partij. Vanaf de de jaren 60 bleek deze onderverdeling achterhaald en onwenselijk. Dit had er deels mee te maken dat Nederland een verzorgingsstaat werd; mensen waren voor zorg minder afhankelijk van de zuil waar ze toe behoorden. Ook de televisie heeft sterk bijgedragen; mensen kregen toegang tot meer en open informatie.
Dit wil niet zeggen dat de zuilen van weleer geheel verdwenen zijn. Nog altijd zijn scholen inclusief universiteiten en omroepen deels verzuild. Ook bij kranten en politieke partijen kan de levensbeschouwelijke achtergrond nog worden waargenomen. Met de komst van de Islam in Nederland, doet zich opnieuw de vraag naar de wenselijkheid van verzuiling voor, met name op het gebied van onderwijs.
De ontzuiling in Nederland heeft ook te maken met het langduriger en bredere proces van secularisering. Grof gezegd betekent secularisering dat de rol van religie niet langer dominant is in de organisatie van de samenleving. In een seculiere samenleving kan de staat neutraal of pluriform zijn. Neutraal betekent dat de overheid op geen enkele wijze aandacht mag besteden of steun verlenen aan godsdienstige of levensbeschouwelijke gedachten of activiteiten. Dit is bijvoorbeeld in Frankrijk het geval: laicité. Een deel van het georganiseerd atheïsme in Nederland, streeft dit model na.
Nederland en Belgie hebben een pluriform model. Dit houdt in dat de overheid en levensbeschouwelijke genootschappen niet op elkaars stoel mogen zitten. Maar het sluit niet uit dat overheidsbekostiging van levensbeschouwelijke activiteiten mogelijk is (zoals geestelijke verzorging in leger en gevangenissen). Zolang er maar sprake is van gelijke behandeling en een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden.
Humanisten kiezen over het algemeen voor een pluriform model, met uitzondering van sommige atheïstisch humanisten. Ze vinden dat levensbeschouwelijke visies een plek mogen hebben in de organisatie van de samenleving en in het politieke debat. Humanisten gaan uit van zelfbeschikking en vrijheid, ook op levensbeschouwelijk gebied.
Tegelijkertijd hebben humanisten er problemen mee dat mensen worden opgedeeld in levensbeschouwelijke groepen. Dit opdelen naar religie – met name als dit al op school gebeurt – belemmert een daadwerkelijk vrije keuze (de verzuiling van scholen is in Nederland geregeld in het beruchte artikel 23). Bovendien kunnen de meeste mensen vandaag de dag niet zo gemakkelijk tot één groep of levensbeschouwing worden gereduceerd; velen combineren inzichten uit talloze culturen, tradities, inzichten en praktijken.
Nederlandse en Belgische humanisten hebben er dan ook niet voor gekozen om humanistische scholen op te richten. In andere sectoren zijn andere keuzes gemaakt. Zo werd in religieuze bejaardenhuizen vaak aan zieltjeswinnerij gedaan, was vrijwillige euthanasie niet beschikbaar en werd het homo/lesbische paren niet toegestaan om samen te wonen. Daarom zijn indertijd humanistische bejaardenhuizen opgericht die ook openstaan voor andersdenkenden, bijvoorbeeld de huizen van Stichting Humanitas in Rotterdam.
Meedoen aan de verzuiling gebeurde in humanistische kringen vooral uit strategische overwegingen. Men wilde een einde te maken aan de achterstelling van niet-gelovigen. Humanisten hebben over het algemeen echter voorop gelopen bij het bevorderen van de ontzuiling.
In de loop van de negentiende eeuw ontstonden steeds meer sociale bewegingen: groeperingen die streefden naar maatschappelijke veranderingen en humanisering. De voor humanisten zo belangrijke menselijke waardigheid werd verbreed van de voornamelijk blanke man naar alle individuen.
Wilhelmina Drucker, pionierster voor vrouwenrechten, wordt in 1917 ter gelegenheid van haar zeventigste verjaardag geportretteerd door Truus Claes.
De eerste sociale groeperingen waren de afschaffers die streden voor één specifieke verandering, bijvoorbeeld afschaffing van de slavernij in de koloniën of van het gebruik van sterke drank. Later volgden emancipatiebewegingen als de arbeidersbeweging en de vrouwenbeweging. Ze voerden actie voor een algehele verbetering van de maatschappelijke positie van respectievelijk arbeiders en vrouwen.
Het ging om allerlei sociale hervormingen, zoals het verbod van kinderarbeid, invoering van de leerplicht, beperking van de arbeidstijd van volwassenen en bescherming tegen ongezond en gevaarlijk werk. Ook kan gedacht worden aan verbetering van de woonomstandigheden van arbeidersgezinnen en van de volksgezondheid in het algemeen, en de invoering van een minimumloon en van een stelsel van sociale verzekeringen tegen de gevolgen van ziekte en ouderdom. Een van de grondleggers van de arbeidersbeweging was Karl Marx (1818-1883). Lees meer over hem bij Parijse Manuscripten.
De vrouwenbeweging bepleitte onder meer verbetering van het meisjesonderwijs. Meisjesonderwijs bevordert immers de mogelijkheden voor vrouwen om met betaald werk in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Ook werd een verandering van de heersende seksuele moraal bepleit. Men wilde niet dat buitenhuwelijkse seks aan mannen was toegestaan terwijl die voor vrouwen streng verboden was. Daarbij streefde de vrouwenbeweging voor een verbetering van de juridische positie van ongehuwde moeders en van gehuwde vrouwen. Een van de beroemdste Nederlandse voorvechters van de vrouwenbeweging was Aletta Jacobs (1854 – 1929). Zie ook De Tweede Sekse van Simone De Beauvoir (1908 – 1986).
Zowel de arbeiders- als de vrouwenbeweging zagen de uitbreiding van het kiesrecht steeds meer als een belangrijk instrument om de gewenste hervormingen te bewerkstelligen. Voor de arbeidersbeweging was de uitbreiding van het kiesrecht tot alle volwassen mannen een prioriteit. De vrouwenbeweging legde de nadruk op het wegnemen van de belemmeringen van het kiesrecht voor vrouwen.
Gevolg van dit alles was dat het voor het humanisme zo belangrijke begrip individu (of mens en burger) niet meer – zoals sinds de introductie ervan in de achttiende eeuw steeds was gebeurd – als vanzelfsprekend kon worden ingevuld met de kenmerken van een westerse blanke man met goede positie en het bijbehorende niveau van intellectuele ontwikkeling. Moest niet iedereen aanspraak kunnen maken op de benaming individu met alles wat daarbij hoort aan rechten en aspiraties? Dus ook inwoners van de koloniën, gehuwde en ongehuwde vrouwen, en mannen die in loondienst moesten werken of een laag inkomen hadden? Humanisering als een politiek en moreel streven, geldt met andere woorden voor iedereen, ongeacht achtergrond, sekse, opleiding en ontwikkeling.