De Humanistische Canon is een initiatief van het Humanistisch verbond. Wil je ons steunen? Klik dan op onderstaande knop.
Historisch opgebouwd via vensters en werken
De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).
In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.
Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina.
A Vindication of the Rights of Woman is een mijlpaal in het denken over gelijke rechten van vrouwen. Het was niet het eerste werk over dit onderwerp, ook niet het enige in haar tijd, maar het heeft zeer veel invloed gehad. Met dit boek over de rechten van vrouwen sloot Mary Wollstonecraft (1759-1797) direct aan bij de verklaringen van de rechten van de mens die in de Amerikaanse en de Franse revoluties in het laatste kwart van de achttiende eeuw opgesteld werden.
Het abstracte idee van mensenrechten kreeg politieke betekenis gedurende de debatten over een nieuwe grondwet in de Amerikaanse staten en een Bill of Rights (1791). In de laatste werd vastgelegd welke rechten onaantastbaar waren. In Frankrijk vormde de Déclaration des droits de l’homme et du citoyen (Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger) (1789) de basis voor een nieuwe grondwet.
In Londen volgde Wollstonecraft (en haar vriendenkring rond de uitgever Joseph Johnson) nauwgezet wat er gebeurde in Frankrijk. De Franse Revolutie leidde daar tot een heftig debat over hervorming van het Engelse politieke stelsel. Tot haar vriendenkring behoorden hervormers als Richard Price die nauwe contacten onderhield met de voorvechters van de Amerikaanse revolutie, Thomas Paine, Benjamin Franklin en Thomas Jefferson.
Wollstonecraft had zich in haar eerder verschenen A Vindication of the Rights of Man al een sympathisant van de Franse Revolutie getoond. Toen zij in 1792 naar Parijs vertrok ontmoette ze daar gelijkgezinden als Madame Roland, Brissot en Condorcet. In Frankrijk hadden Condorcet en Olympe de Gouges vóór haar al gepleit voor gelijke rechten van vrouwen, maar de nieuwe Franse grondwet van 1791 had hen teleurgesteld.
Wollstonecraft maakte in haar Vindication of the Rights of Woman duidelijk dat vrouwen ondanks de mooie verklaringen over mensenrechten uitgesloten werden van de burgerrechten en politieke rechten die de revolutionairen opeisten. In de Verklaring van de rechten van de Mens en de Burger was bijvoorbeeld in artikel 6 vastgelegd dat alle burgers het recht hadden deel te nemen aan de totstandkoming van de wet. Toen in de grondwet van 1791 concreet werd wat dat inhield, bleek dat vrouwen geen kiesrecht kregen, omdat ze als passieve burgers beschouwd werden.
Wollstonecrafts pleidooi voor vrouwenrechten keerde zich tegen deze uitsluiting. Haar pleidooi was radicaal omdat ze niet alleen een ideaal van actief burgerschap onderschreef, maar dat ook opeiste voor vrouwen. In het voorwoord deed ze haar beklag over de uitsluiting van vrouwen als politiek actieve burgers. Het kiesrecht was in de visie van Wollstonecraft een belangrijke grondslag voor onafhankelijkheid van vrouwen.
Afbeelding: Voorblad van Mary Wollstonecrafts Vindication of the Rights of Woman, with Strictures on Political and Moral Subjects (1792). Rare Book and Special Collections Division, Library of Congress
Kenmerkend was ook dat ze haar pleidooi voor gelijkheid verbond met een betoog over de noodzaak van een betere opvoeding van en beter en publiek onderwijs voor vrouwen. Wollstonecraft bracht dit trouwens ook in praktijk door samen met haar zussen en een vriendin een school op te richten in Newington Green. Een belangrijke deel van het boek is er op gericht aan te tonen dat de rede en de moraliteit van vrouwen niet van nature zwak zijn, zoals het gros van de (mannelijke) filosofen in haar tijd veronderstelde. Deze zwakte is daarentegen een gevolg van ongelijke maatschappelijke omstandigheden en van onderwijs en opvoeding in engere zin. Haar opvoedingsidealen voor meisjes zijn sterk intellectueel gericht, met nadruk op calvinistische deugden als spaarzaamheid, eenvoud, nijverheid en nut. Ook in dat opzicht was Wollstonecraft een radicale feministe, wars van de maatschappelijke conventies over vrouwelijkheid.
De Vindication is tenslotte ook bijzonder omdat het verder reikt dan een pleidooi voor gelijke rechten van vrouwen. In dit werk stelde Wollstonecraft ook andere maatschappelijke vormen van ongelijkheid, zoals onderscheid gebaseerd op stand, bezit of positie, aan de kaak. Als men dit boek beschouwt in samenhang met haar werk als geheel, waaronder een reisverslag en twee romans, wordt duidelijk dat Wollstonecraft een Verlichtingsdenkster was die de leidende rol van de rede volop erkende, maar tegelijk ook sterk romantische trekken vertoonde. In haar romans en brieven verdedigde ze vrouwen die zich lieten leiden door hartstocht en in haar reisverslag kwam het ideaal van authentieke natuurbeleving naar voren.
A Vindication of the Rights of Woman werd eind 18e eeuw in brede kring gelezen; er verschenen al snel Amerikaanse, Franse en Duitse edities. Het boek werd echter pas halverwege de 19e eeuw opnieuw uitgegeven. A Vindication werd in eerste instantie niet ongunstig ontvangen, maar met de snel toenemende reactie tegen de ideeën van de Engelse radicalen werd ook Wollstonecrafts werk omstreden. Daarbij kwam een schandaal over haar persoonlijke leven nadat de Memoirs van haar echtgenoot, de filosoof William Godwin (1756-1836) en Wollstonecrafts Posthumous Works in 1798 verschenen.
Godwin beschreef in zijn memoires vrijuit het liefdesleven, de zelfmoordpogingen en de zwangerschappen van Wollstonecraft en bood een blik op haar persoonlijke leven door de publicatie van haar brieven. Haar persoonlijke leven zou daarna een bron van fascinatie blijven en de politieke betekenis van haar werk regelmatig overschaduwen. Voor de feministische generaties na haar bleef ze niet alleen vanwege haar nadruk op opvoeding, onafhankelijkheid, rationaliteit en gelijkheid van vrouwen een belangrijke inspiratiebron, maar vooral ook vanwege haar worsteling hoe dit te combineren met hartstocht, moederliefde en lichamelijk verlangen.
Feminisme zet zich door. Populair onder de jongere generaties is actrice en zelfverklaard feminist Emma Watson. Zij werd uitgenodigd bij de UN om te spreken over gelijke rechten:
John Locke (1632-1704) verzette zich, in theorie én praktijk, tegen de absolute macht van vorsten. Volgens hem beschikken mensen van nature, bij hun geboorte, over bepaalde onvervreemdbare grondrechten. Weliswaar zijn ze door God gegeven, maar ze gelden voor iedereen. Anderen moeten die rechten respecteren. Om dit respect te waarborgen, richten mensen de staat op. Dit is het begin van de constitutionele rechtstaat zoals wij die kennen.
Locke beschouwt de staat als een menselijke constructie die een bepaalde functie moet vervullen. Die functie bepaalt hij door zich af te vragen hoe het samenleven tussen mensen zonder een staat zou verlopen. Locke meent dat in die ‘natuurtoestand’ al morele beginselen zouden gelden, en tot op zekere hoogte ook zouden worden nageleefd. Volgens die beginselen moeten mensen elkaars grondrechten respecteren, hun rechten op leven, lichamelijke integriteit en persoonlijke vrijheid, en daarnaast ook hun eigendomsrechten. Anders dan soms gedacht houdt het respecteren van die rechten ook het naleven van positieve plichten in: je mag niemand van honger laten omkomen die niet in staat is in zijn eigen levensonderhoud te voorzien.
Waarom gelden die grondrechten? Voor Locke is de fundamentele reden een theologische. Mensen zijn Gods maaksel en mogen elkaar daarom niet vernietigen of kleineren. Juist omdat mensenrechten fundamenteel rechten van God zijn, kunnen mensen hun rechten, afgezien van hun eigendom, ook niet opgeven: die rechten zijn onvervreemdbaar.
Afbeelding: voorkant van Two Treatises
Onvermijdelijk ontstaan in de natuurtoestand echter conflicten over de uitleg en de handhaving van de grondrechten, en als iemand meent in zijn rechten te zijn aangetast, moet hij zelf maar zien verhaal te halen. Om die nadelen te beperken vormen de inwoners van een bepaald territorium een politieke gemeenschap. Zij stellen een regering in die als hoofdtaak krijgt om conflicten op te lossen door de grondrechten gezaghebbend uit te leggen en te handhaven. De regering moet dus primair gezien worden als umpire, scheidsrechter. En die arbitrage heeft alleen zin als de beslissingen van de arbiter ook afgedwongen kunnen worden.
Als de regering goed functioneert, profiteert iedere burger er van dat andere burgers de oordelen van de scheidsrechter accepteren. Maar dan zijn zij ook op hun beurt verplicht aan de rechtszekerheid van anderen bij te dragen door de regering te gehoorzamen. Die plicht heeft echter zijn grenzen. Omdat het doel van de staatsvorming erin bestaat de naleving van grondrechten te verzekeren, hoeven de burgers de regering niet te gehoorzamen als die zelf stelselmatig hun rechten aantast. Ze hebben dan eerder de plicht elkaar te ondersteunen in verzet tegen zo’n regering. Dit geldt voor alle staten.
Daarnaast maakt elke staat een historisch leerproces door waarin de burgers op grond van hun ervaringen met hun regering telkens nieuwe institutionele waarborgen scheppen om machtsmisbruik door die regering te voorkomen. De scheiding tussen wetgevende en uitvoerende macht, de binding van de uitvoerende macht aan de wet, en periodieke verkiezing van de wetgevende macht zijn daar voorbeelden van.
Deze politieke theorie was voor Locke geen studeerkamerwijsheid. Hij was naaste medewerker en persoonlijke vriend van de graaf van Shaftesbury, voormalig minister van Karel II, maar later de leider van het verzet tegen diens steeds meer absolutistische regeringsstijl. Locke nam actief deel aan dat verzet, ook na Shaftesburys overlijden. Doordat een samenzwering waaraan hij deelnam werd verraden, moest hij in 1683 uitwijken naar de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Daar redigeerde hij de Twee verhandelingen en bleef hij zich inspannen voor het verzet, nu tegen Karels opvolger, de katholieke Jacobus II.
Zijn geschrift is te beschouwen als de theoretische rechtvaardiging van dat verzet, dat bekroond zou worden door de Glorious Revolution van Willem III (1688) en de vaststelling van de Bill of Rights (1689), belangrijke stappen op weg naar de constitutionele rechtsstaat. Door de (anonieme) publicatie van zijn geschrift beoogde Locke ook die revolutie nog in radicale zin te beïnvloeden: het volk dat Jacobus II zijn bevoegdheden had ontnomen, zou die aan Willem III op nieuwe en striktere voorwaarden kunnen en moeten verlenen.
Humanisten staan vandaag voor de taak de theologische fundering van de mensenrechten door een seculiere te vervangen. Het is dan een discussiepunt of die rechten nog steeds als onvervreemdbaar moeten worden beschouwd. Mag een ander jou met je toestemming doden, of tot slaaf maken? Van wezenlijk belang blijft echter Locke’s inzicht dat de fundamentele mensenrechten belangrijker zijn dan de staatsinrichting, en dat het functioneren van de staat, ook de democratische staat, steeds moet worden getoetst aan de mate waarin hij de mensenrechten beschermt.
Hoewel het de vraag is of er van een rechtstreekse invloed sprake is, echoot de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring (Declaration of Independence, 1776, afbeelding) de ideeën over mensenrechten die Locke uiteenzet in zijn Two Treatises: ‘Wij beschouwen deze waarheden als vanzelfsprekend: dat alle mensen als gelijken worden geschapen, dat zij door hun schepper met zekere onvervreemdbare rechten zijn begiftigd, dat zich daaronder bevinden het leven, de vrijheid en het nastreven van geluk.’
Gerard Reve was een oorspronkelijke humanistische geest. De zelfverklaarde katholiek Reve was ‘meer vrijdenker en humanist dan hij zelf wil weten’. Hij heeft de emancipatie van de – niet in de laatste plaats homoseksuele – Nederlander als autonoom individu enorm gestimuleerd. Daarom zijn we door hem meer ‘van onszelf’ geworden.
Hoewel zijn vader afkomstig was uit een katholiek weversgezin, groeide Gerard Reve op in een niet-godsdienstig communistisch nest. Tijdens de bezetting raakte hij betrokken bij het verzet. Hij waagde het om in een trein voluit het vrijheidslied ‘Die Gedanken Sind Frei’ te zingen, dat ook in de concentratiekampen populair was. Nadien is deze hymne uitgegroeid tot volkslied van de internationale humanistische beweging. In een brief uit de oorlog vatte hij zijn levensvisie als volgt samen: ‘ik vind, een mens moet (…) alleen uitgaan van de vraag: schaad ik iemand of niet?’
In 1947 maakte Reve naam met De avonden, waarin hij op vrijmoedige wijze afstand nam van het kleingeestige milieu van zijn jeugd. In 1963 doorbrak hij het maatschappelijk taboe op homoseksualiteit. Niet alleen in geschrifte. Ook durfde hij als eerste bekende Nederlander voor zijn van de meerderheid afwijkende seksuele geaardheid uit te komen op het nieuwe publieksmedium televisie. Een jaar later zou COC-voorzitter en humanist Benno Premsela zijn voorbeeld volgen. De twee waren het erover eens dat men strijdbaar het recht op gelijke behandeling moest nastreven. Reve had een duidelijke ethiek op het gebied van zelfdoding. In Op weg naar het einde (1963) bepleitte hij het recht op euthanasie:
‘De vrijheid om er een eind aan te maken als het je te veel wordt, die vrijheid is een onvervreemdbaar, fundamenteel menselijk recht, waarvoor ik vind dat we moeten vechten en blijven vechten’.
Volgens ex-vrouw Hanny Michaelis heeft hij in 1959, toen zijn moeder op sterven lag, de kraan dichtgedraaid van het zuurstofapparaat om haar verder lijden te besparen.
In 1966 en 1967 moest hij zich voor de rechter verantwoorden wegens ‘smalende godslastering’. Reve overtuigde het gerechtshof dat de oude wet uit 1932 in de prullenbak thuishoorde. Hij werd niet bestraft voor een publicatie waarin God was voorgesteld als een Ezel die spartelde bij het klaarkomen. In zijn Pleitrede kwam Reve expliciet voor humanisten op, getuige de volgende passage:
‘Wat is Godsdienstvrijheid? In de eerste plaats: het recht om er een godsdienst op na te houden, en die openlijk en ongehinderd te belijden; ten tweede: het recht er géén godsdienst op na te houden, een recht waaraan in ons land nog wel het een en ander mankeert – ik noem alleen maar de nog maar zeer ten dele geëindigde achterstelling van bijvoorbeeld humanisten bij de subsidiëring van de zielszorg, en ander sociale arbeid – en, ten derde: het recht om het geloof in het algemeen, of enige godsdienstige idee in het bijzonder, welke dan ook, te bestrijden en te bespotten.’
Nadat de rampjaren, zoals Reve de jaren zestig achteraf aanduidde, voorbij waren noemde hij de katholieke kerk relativerend een vorm van ‘psychotherapeutische zelfhulp’. Qua wereldbeschouwing gaf hij aan te staan voor een ‘grote, nieuwe Heilige Alliantie, van Joden, Christenen en Humanisten, tegen de ethiekloze Islam & het ethiekloze Communisme.’
Rechtsfilosoof Paul Cliteur noemde hem ’toch iets meer vrijdenker en humanist dan hij zelf wil weten’. Door zijn virtuoze boeken en optredens heeft Reve de emancipatie van de Nederlander als autonoom individu enorm gestimuleerd. Door hem zijn wij meer ‘van onszelf’ geworden. En zijn het vanzelfsprekend gaan vinden eigen keuzes te maken inzake levenskwesties als religie en seksualiteit.
Als zelfbeschikking het onderscheidende kenmerk van humanisme is ten opzichte van godsdiensten dan is Gerard Reve een humanist. Weliswaar bekende hij zich tot de RK-kerk, hij was lid op zijn eigen bijzondere voorwaarden. Hij was geen agnost of atheïst, eerder een mystiek humanist die de wereld beschouwde als het decor van een groot theater waarin mensen toneelspelers zijn zonder vooraf gegeven tekst. Ze kunnen zelf invulling geven aan de rol die zij spelen.
Gerard Reve heeft in de woelige jaren zestig, toen de samenleving in Nederland het juk van kleinburgerlijke bekrompenheid van zich afwierp, door zijn creatieve, kritische geest zeer bijgedragen aan de emancipatie van mannen zowel als vrouwen, hetero-, bi- of homoseksueel, ongeacht hun afkomst en godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging. Een humanist? Wat mij betreft wel, zij het een ongewone, – maar is dat juist niet heel passend?
Levensbeschouwing gaat over de manier waarop we de wereld moeten begrijpen en wat dat voor ons – mensen – betekent. Politiek gaat over de vraag hoe we ons samenleven moeten organiseren. Maar hoe verhouden die twee zich tot elkaar? De humanistische bewegingen heeft voor een tussenweg gekozen: levensbeschouwing en politiek zijn niet volledig te scheiden maar wel te onderscheiden.
In sommige opvattingen hebben religie en staat niets met elkaar te maken. Denk aan de laïcité in Frankrijk: religie is een privé-aangelegenheid. Aan de andere kant van het spectrum staan diegenen die beweren dat een land politiek gestuurd moet worden door een specifieke levensbeschouwelijke opvatting. Staat en religie vallen dan samen. Wat humanisten betreft, mogen overheid en geestelijke genootschappen niet op elkaars stoel zitten. De overheid heeft zich niet te bemoeien met de inhoud van levensbeschouwingen. Andersom kunnen levensbeschouwelijke principes niet opgelegd worden aan individuen die deze principes niet delen (het principe van de scheiding Kerk en Staat). Ieder individu heeft levensbeschouwelijke vrijheid.
Levensbeschouwing en politiek staan echter niet totaal los van elkaar. Ze hebben beiden te maken met bepaalde idealen en waarden. Op dit gebied vindt dan ook overlap plaats. Zo bestaan er religieuze politieke partijen als het CDA en de CU.
In een goed werkende democratie is ruimte voor alle politieke partijen, op welke grondslag dan ook. Alle partijen houden zich aan een aantal basisrechten, met name de vrijheid van het individu. Democratie is in deze opvatting niet de dictatuur van de meerderheid maar het toekennen van basisrechten aan ieder individu, waaronder de vrijheid van denken.
Dit betekende ook een strijd voor het recht om niet te geloven en om een individuele levensbeschouwing (in plaats van een geïnstitutionaliseerde godsdienst) te hebben. In Nederland hebben buitenkerkelijken zich er stevig voor moeten inzetten om gelijke rechten te krijgen. De echte mijlpaal werd in 1983 bereikt. Na lang lobbyen door de humanisten, veranderden artikelen 1 en 6 van de Grondwet. Vanaf nu werden godsdienst en levensovertuiging gelijk behandeld.
Artikel 1 luidt nu: ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan’. (red.)
In Artikel 6 valt te lezen: ‘Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’. (red.)
De emancipatie van humanisten kwam gelijk tot stand met andere emancipatiebewegingen zoals die van vrouwen en homoseksuelen. Zie ook Benno Premsela (1920-1997).
Over een aantal politieke thema’s laten humanisten zich regelmatig horen. Ingenomen standpunten vloeien vooral voort uit het ideaal van gelijkheid (met name de gelijkberechtiging van homoseksuelen en vrouwen) zelfbeschikkingsrecht waar het zaken van leven en dood betreft (abortus en euthanasie / voltooid leven). Het gaat hier om progressieve standpunten en een verzet tegen een conservatieve – vaak religieus georiënteerde – ethiek. Humanisten laten zich horen als de huidige politiek een al te sterk christelijk perspectief aan de rest van de samenleving oplegt. Er is wat humanisten betreft ruimte voor levensbeschouwelijke overwegingen in de politiek, maar een overheid mag een individu geen levensbeschouwelijke opvattingen opleggen.
Humanisten zijn zowel links als rechts in het politieke spectrum te vinden. Er bestaat geen aparte humanistische politieke partij die door humanistische beweging is opgericht (wel een ‘humanistisch democratische partij’ die niet is gerelateerd aan het georganiseerd humanisme). Dat komt deels omdat humanisten het eens kunnen zijn over de te bereiken doelen maar van mening kunnen verschillen over de middelen. Liberale en sociaal-democratische humanisten hebben elkaar levensbeschouwelijk altijd kunnen vinden, ook al leidde en leidt dat wel eens tot spanningen. Bijvoorbeeld in de jaren tachtig toen er meningsverschil was over de plaatsing van kruisraketten.
Naast vrijheidsrechten, hechten humanisten groot belang aan solidariteit en zowel eigen als onderlinge verantwoordelijkheid. Deze waarden vloeien voor humanisten niet voort uit godsdienstige naastenliefde of een relatie met god, maar uit een menselijke besef van rechtvaardigheid voor ieder individu. Dit past in de traditie van de Renaissance en Verlichting waarin de begrippen vrijheid, gelijkheid en solidariteit zowel keuzevrijheid als maatschappelijke betrokkenheid kunnen waarborgen.