+

Leeswijzer

Historisch opgebouwd via vensters en werken

 

Vensters

De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).

 

Werken

In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.

 

Zoeken

Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina. 

 

Petrarca

Francesco Petrarca wordt vaak de vader van het humanisme genoemd. Hij is een van de eerste, zo niet dé eerste, Renaissancehumanist. Petrarca wil terugkeren naar de schoonheid en lichtheid van de Grieks-Romeinse cultuur. De ons zo bekende uitdrukking ‘donkere Middeleeuwen’ is van hem afkomstig. Hij schrijft over de liefde, de natuur en het lichaam, over persoonlijke ervaring, emoties en zelfovertreffing.

 

Laura e Petrarca, miniatuur uit Canzonieri (14e á 15e eeuw)

 

Cicero en reizen

Francesco Petrarca wordt geboren in Carpentras in Zuid- Frankrijk als zoon van een topambtenaar van de paus in Avignon. Er zijn in die tijd twee, soms drie pauzen tegelijk. Hij wordt opgeleid tot jurist maar is veel meer geïnteresseerd in literatuur. Al jong boeien hem de geschriften uit de klassieke Oudheid: Livius, Horatius,Lucretius, Augustinus, Plato, Homerus en bovenal Cicero die de ethiek terugbracht in het openbare leven. Elke senator of consul die met steekpenningen aan de macht was gekomen, werd door Cicero genadeloos neergesabeld. 
Ook andere uitspraken van Cicero smaken Petrarca als honing in de mond.

 

‘Laat de wapens wijken voor de toga, de lauwerkrans voor de lof’ (De officiis I, 22.77). Of: ‘De zenuw van de oorlog, geld’ (Philippica 5.2.5). En het voor humanisten zo bekende: ‘Onze gedachten zijn vrij’ (Pro Milone, 29.79).

 

Hij reist bijna continu – in Italië, zijn lievelingsland, Frankrijk, Duitsland en verder – op zoek naar handschriften van de schrijvers uit de Oudheid die via Arabische filosofen in Westerse kloosters terecht gekomen zijn. In Verona ontdekt hij in 1345 de Epistolae familiares (brieven aan familieleden) van Cicero. Voor Petrarca een geweldige vondst. Net als Cicero heeft Petrarca vooral interesse in de vórm van schrijven. Shakespeare zal zich door Petrarca’s poëzie laten beïnvloeden.

 

Voor Petrarca staat individualiteit voorop, gevolgd door klassieke vormgeving. Poëzie schrijft Petrarca doorgaans in het Italiaans, proza in het Latijn vanwege het ordenende karakter van die taal. Burckhardt schrijft in zijn grote Renaissance-studie de ontwikkeling van de persoonlijkheid van Petrarca toe aan diens ballingschap uit Florence.

‘Vooral echter de ballingschap pleegt de mens óf ten gronde te richten óf tot de hoogste ontwikkeling te brengen.’

 

Vita Activa

Bij Petrarca gebeurt dat laatste. Burckhardt roemt Petrarca’s kosmopolitische instelling en vergelijkt hem met Dante (‘Heel de wereld is mijn vaderland’, schreef Dante in De vulgari eloquio, I.6). Tegelijk houdt Petrarca zielsveel van Italië.Voor tijdgenoten is Petrarca de belichaming van de Oudheid. In 1341 wordt hij in Rome gelauwerd met de dichterskroon.

 

‘De lauwerkrans bracht me geen groter geleerdheid of méér literaire kracht..maar vernietigde mijn rust door de eindeloze afgunst die hij opwekte’, aldus Petrarca in een brief aan zijn vriend Boccaccio. Petrarca is een christelijk mens. De Oudheid en het christendom vormden voor hem geen tegenstelling. Dat blijkt uit de briefwisseling tussen hem en zijn jongere broer, Gherardo, een karthuizer monnik. Deze heeft gekozen voor het vita contemplativa – een leven in afzondering, los van de wereld. Francesco vindt zo’n leven absoluut niet verwerpelijk maar kiest zelf voor de vita activa, het maatschappelijke en politieke leven waarin poëzie en een actieve, betrokken houding samengaan. Zijn leven is een combinatie van engagement en reflectie .

 

Muze

Petrarcas belangrijkste werken zijn Africa (poëzie), De viris illustribus (biografieën over illustere mannen), Secretum / de contemptu mundi (geheim / over de wereldverachting, een gesprek met Augustinus over manieren van leven), De vita solitaria (het leven in eenzaamheid) maar vooral zijn grote dichtwerk de Canzonieri (Liedboek). Zijn muze in de Canzonieri is Laura die in werkelijkheid bestaan heeft: Laura de Noves. Hij bezingt haar schoonheid in een schitterend Italiaans en Frans landschap. Haar dood is voor hem een poëtische ramp.

 

Beklimming Mont Ventoux

Petrarca is later vooral beroemd geworden door zijn beklimming van de Mont Ventoux in Zuid-Frankrijk in 1336. Onmiddellijk na de beklimming schreef hij een verslag van de tocht. De berg is 1912 meter hoog. Tot die tijd was men bang om naar de top te gaan. Zo’n gevaarlijke klim is niet nodig en het is bovendien God tarten; op de top springt misschien de duivel rond. Voor de Middeleeuwer was de natuur vooral nuttig. De pure bewondering voor het landschappelijk schoon zoals Petrarca dat omschrijft was relatief nieuw.

Petrarca en zijn broer Gherardo besluiten om de tocht naar te top te ondernemen. Uit nieuwsgierigheid en uit verlangen naar avontuur met als beloning: een panoramische blik over een magnifiek landschap. Hij noteert gedachten over de moeilijke weg naar boven (de zaligheid) en de makkelijke weg naar beneden (de verdoemenis). Ze komen op de top, de hoogste van alle; ‘ (…) naar waarheid de vader van alle omliggende bergen; op zijn kruin is een kleine vlakte en daar zijn wij eindelijk vermoeid aangekomen en hebben ons neergezet. Ik zie om: de wolken lagen onder mijn voeten en thans kwamen mij Athos en Olympus minder ongelooflijk voor (…)’, aldus Petrarca in zijn verslag.

 

Hij geniet van het schitterende uitzicht en slaat dan het boek met de Bekentenissen van Augustinus open, precies op de bladzijde waar Augustinus schrijft dat ‘de menschen heengaan om de hoogten der bergen te bewonderen’ (10e boek). Petrarca slaat dan zijn blik naar binnen en bewondert de ‘adel en de aangeboren heerlijkheid van de ziel’. Want het gaat uiteindelijk niet om het magnifieke landschap, niet om de dankbaarheid tegenover de Schepper maar om de hoogte en diepte van de menselijke ziel, de menselijke persoonlijkheid. De terugtocht tot diep in de nacht viel mee door het heldere maanlicht.

Paideia

Het begin van het humanisme wordt in de Griekse cultuur gelegd. De Griekse filosoof Socrates (vijfde eeuw voor Christus) wordt vaak als grondlegger van het humanisme beschouwd. Socrates stelde vragen bij allerlei vanzelfsprekendheden en probeerde mensen op die manier aan het denken te zetten. Hij werd hiervoor uiteindelijk ter dood veroordeeld. Deze dialogische manier van denken maakt deel uit van de opvoeding tot volledig mens: paideia.

 

De dood van Socrates door J.L David (1787)

 

Een opvoedingsideaal

Het woord paideia betekent opvoeding of ook wel jeugd, het is afgeleid van het Griekse woord pais: ‘kind’. De redenaar Socrates (436-338 v. Chr.), heeft het begrip zijn definitieve gestalte gegeven. Bij hem wordt paideia tot een opvoedingsideaal dat gericht is op de vorming tot een volledig mens. Het gaat om kennis van de Griekse cultuur, literatuur en met name om de rhetorica. Deze vorming was alomvattend en had excellentie als doel. In paideia staat kennis centraal, maar het is tegelijkertijd een beschavings- en vormingsideaal gericht op karaktervorming. Begrippen als verfijndheid, innerlijke en uiterlijke beschaving, proportionaliteit (ook van het lichaam) en wellevendheid maken er deel van uit.

 

Het democratiseren van kennis

Terwijl in de vroegste Griekse geschiedenis paideia de beperkte betekenis heeft van opvoeding bestemd voor de Griekse aristocratie, valt er in de loop van de vijfde eeuw voor Chr. een democratisering van het onderwijs- en opvoedingsideaal te constateren. Dit heeft te maken met de opkomst van Athene als democratie. Er ontstaat behoefte aan informatie en kennis op allerlei gebied. Ook van invloed is de stormachtige ontwikkeling die de filosofie en de wetenschappen in deze periode doormaken. Een geweldig reservoir aan kennis op gebieden als wiskunde, geneeskunde, geografie, geschiedenis en architectuur ontwikkelt zich. In een open samenleving als het Athene van de vijfde eeuw voor Chr. sijpelt deze kennis langzaam door naar de minder bevoorrechte bevolkingsgroepen.

‘Toen Zeus zich met de mens bezighield, gaf hij aan elk van hen een welbepaalde deskundigheid, maar de politieke kennis werd gelijkmatig over iedereen verdeeld’. (Plato, Protagoras)

 

Degenen die deze kennis beschikbaar maakten voor een grotere groep mensen, waren de Sofisten. Dit waren rondtrekkende professoren, die hun kennis voor geld aanboden. De Sofisten waren actief op verschillende terreinen van onderwijs en wetenschap. Ze legden zich vooral toe op het onderwijzen van de rhetorica, de welsprekendheid. In het democratische Athene was het van belang voor de leden van de volksvergadering om hun argumenten op een fraaie én overtuigende wijze te kunnen verwoorden. Kenmerkend voor de Sofisten – en bijzonder goed passend bij het open karakter van de Atheense samenleving – was hun opvatting dat kennis geen vaststaand gegeven is, maar verandert al naar gelang de omstandigheden. Dat is ook de betekenis van de uitspraak van de sofist Protagoras dat de mens de maat van alle dingen is.