![](https://humanistischecanon.nl/wp-content/themes/swell-humanistische-canon/img/humanistische-canon-logo-lichtblauw.png)
De Humanistische Canon is een initiatief van het Humanistisch verbond. Wil je ons steunen? Klik dan op onderstaande knop.
Historisch opgebouwd via vensters en werken
De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).
In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.
Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina.
Nietzsches verkondiging van de dood van God draaide om een herwaardering van alle waarden. Elk individu dient zijn vrijheid en verantwoordelijkheid op zich te nemen vanuit een onvoorwaardelijke affirmatie van het leven, amor fati. Hoewel Nietzsche een anti-humanist was, werd zijn filosofie gedreven door een zorg om de mens.
Nietzsches filosofie draait om de herwaardering van alle waarden, die samenhangt met zijn verwachting dat het dan nog zeer Christelijke Europa een nieuwe, goddeloze toekomst tegemoet gaat. Dit komt vooral tot uitdrukking in zijn boeken De vrolijke wetenschap (1882), Voorbij goed en kwaad (1886) en De genealogie van de moraal (1887). In De genealogie van de moraal vraagt hij op basis van welke beloften en inventies het Christendom zo’n sterke heerser en krachtige bron van morele waarden heeft kunnen worden in Europa. In Voorbij goed en kwaad stelt hij de vraag hoe filosofen als scheppers van waarden aan de nieuwe, on-Christelijke toekomst kunnen bijdragen en welke waarden daarbij horen. En in De vrolijke wetenschap onderzoekt hij de tragische, maar ook bevrijdende betekenis van de overgang van een Christelijk naar een niet-Christelijk Europa.
De psychologische reikwijdte van het onherroepelijk voortschrijdend atheïsme is vervat in het beroemde aforisme De dolle mens in De vrolijke wetenschap. In vervolg op Diogenes’ zoektocht naar een waar mens, zoekt de dolle mens op klaarlichte dag met een aangestoken lamp op een vol marktplein naar God. De mensen verklaren hem voor gek, maar hij roept dat zij God vermoord hebben en geen idee hebben van de ingrijpende consequenties hiervan. ‘Wat hebben wij gedaan toen wij de aarde van deze zon loskoppelden?’, schreeuwt de dolle mens. De dood van God heeft een diepgravende invloed op alle waarden die de richtsnoer van ons leven vormen, zoals goed, kwaad, waarheid. Wat betekenen die nog na de dood van God? En hoe kunnen wij deze of andere waarden nog verankeren, als er geen God meer is? Is na de dood van God inderdaad alles geoorloofd, zoals Dostoyevski zijn romanpersonage Ivan Karamazov laat opmerken?
Voor Nietzsche komt het er na de dood van God op aan dat elk individu zijn vrijheid en verantwoordelijkheid op zich neemt vanuit een onvoorwaardelijke affirmatie van het leven. Dit heeft zijn uitdrukking gekregen in de leer van de amor fati, de liefde voor je levenslot. Een belangrijk, maar over het hoofd gezien, aspect van deze leer, is Nietzsches pleidooi voor verdraaglijkheid – in plaats van verdraagzaamheid. Hij claimt dat elk individu de taak heeft om zijn overvloed aan levenskracht op zo’n manier te stileren, dat hij of zij een verdraaglijk iemand wordt voor zijn omgeving. Een verdraaglijk iemand is niet zo maar een prettig en beleefd mens, maar iemand die lust tot leven uitstraalt. Oftewel, iemand die zijn pijn en wanhoop om de dood van God heeft gesublimeerd in de vreugde dat er nu ‘nieuwe horizonnen‘ mogelijk zijn.
Deze vreugde om de verworven mogelijkheid om zèlf te denken en zèlf eigen waarden te scheppen, vormen het fundament van de zogenaamde ‘nieuwe filosofen‘, die Nietzsche aankondigt. De nieuwe filosofen zijn ‘goede Europeanen’, kosmopolitische mensen die zich niet thuis voelen in één land of één cultuur, noch in het oude, Christelijke dogmatisme.
Eén van de manieren waarop zij nieuwe waarden scheppen is door willens en wetens andere culturen op te zoeken om met andere waarden in aanraking te komen en zich het vreemde eigen te maken. De rede fungeert hierbij niet langer als onproblematisch fundament, zoals in de filosofie van Plato tot Immanuel Kant. Voor Nietzsche zijn Plato en Kant dogmatische filosofen vanwege hun geloof in de menselijke rede. Kant koppelt weliswaar de mens los van God, maar hij gaat niet zo ver te erkennen dat met de dood van God ook de menselijke rede zijn houdbaarheid heeft verloren. In plaats daarvan blijft hij geloven in zekere, redelijke kennis en een universele moraal gegrond in de universele rede. Onze rede, zegt Nietzsche daarentegen, moeten wij filosofen gebruiken om de gevolgen van de dood van God tot in zijn uiterste gevolgen te doordenken. In plaats van waarheid en moraal in de rede (als de nieuwe God) te grondvesten, is het onze taak toe te geven dat één waarheid en één moraal niet langer kunnen bestaan en dat de rede niet genoeg houvast biedt om zekere principes voor ons denken en handelen te kunnen leveren.
Wat de nieuwe, ondogmatische filosofen van de toekomst rest, zegt Nietzsche, is het perspectivisme, de gedachte dat er niet één waarheid is, en het idee van de wil tot macht, het idee dat wreedheid, begrepen als de krachtmeting tussen onze sterke en zwakke driften, aan de basis ligt van ons handelen in plaats van één autonome, vrije wil. Nietzsche begrijpt de menselijke wil als een veelheid, een maatschappij geconstrueerd uit driften en affecten, waarbij de verschillende driften elkaar proberen te domineren, te onderwerpen, te commanderen en te usurperen, omdat elke wil alleen (meer van) zichzelf wil.
Afbeelding: Pagina uit Michel Onfrays verstripping van Nietzsches biografie, Vrijheid scheppen (2010)
Nietzsche is dus uitdrukkelijk een anti-humanist. Toch werd zijn filosofie gedreven zorg om de mens, diens menselijkheid en cultuur, en de betekenis van zijn leven. Tragiek en vreugde en de esthetische, ethische en filosofische uitdrukking hiervan staan hierbinnen gedurende zijn hele werk centraal. De klassiek-Griekse vraag naar het goede leven alsmede de moderne, humanistische vraag naar de volle potentie van de mens en cultuur als expressie van die potentie, vormen de leidraad van Nietzsches filosoferen. De Übermensch is, onder meer, te begrijpen als een menselijker mens, een mens van vlees en bloed. Het is het wezen dat Nietzsche zich voorstelt als hij probeert te denken hoe een Europa eruitziet dat in alle opzichten ont-christelijkt is. De Übermensch is de na-christelijke mens. Nietzsches denken gaat uit naar de Übermensch en de toekomst Europa, omdat zijn filosofie draait om de mens, zijn vrijheid en zijn cultuur.
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat de Christelijke moraal de mens zo langdurig en wijdverbreid in zijn greep heeft kunnen houden? Daarover verwondert Nietzsche zich vooral, omdat er voorafgaand aan de Christelijke moraal de veel aantrekkelijkere Griekse, aristocratische moraal heerste. In deze moraal zijn mensen autonoom in de zin dat ze alleen hun eigen bevelen gehoorzamen. Ze zijn, kortom, niet de slaaf van andermans beslissingen en wil tot macht, en domineren zelf. De Christelijke moraal is daarentegen een slavenmoraal, waarin individuen zich laten leiden door de woorden van de priesters en door een vijandelijke houding jegens het lichaam en het leven.
Nietzsche wil uiteindelijk weten waar we vandaag precies staan, om in te schatten wanneer Europa klaar zal zijn voor de nieuwe filosofie van perspectivisme en wil tot macht. Hij komt tot de conclusie dat zijn filosofie niet eerder dan over honderd jaar zal worden begrepen en dat het nihilisme, de heftige botsing van bevestiging en ontkenning van de Christelijke waarden, nog tot diep in de 21e eeuw zal duren. De huidige botsing van multiculturalistische en conservatieve politici die zich beroepen op een Westerse dan wel Europese identiteit die gestoeld is op Christelijke waarden, stelt Nietzsche in het gelijk.
Euripides is toegevoegd door schrijfster Nelleke Noordervliet.
Euripides werd door zijn tijdgenoten niet altijd zo gewaardeerd. Maar schrijfster Nelleke Noordervliet vindt hem fantastisch. En omdat Griekse tragedieschrijver nog steeds actueel is, voegt Noordervliet zijn werk toe aan de Humanistische Canon.
Nelleke Noordervliet stond te springen om een bijdrage te leveren aan de Humanistische Canon, zo blijkt uit de uitzending van Desmet Live op 16 mei 2008. Ik wil iets toevoegen aan de Humanistische Canon omdat ik het eigenlijk zo graag wil hebben over de slagschaduw van het Christendom, die onze literatuur en cultuur al eeuwen beïnvloedt en verduistert, aldus de romanschrijfster in haar gesprek met Desmet Live-presentator Theodor Holman. Over de vraag wát ze wil toevoegen, is ze al even beslist: de tragedies van Euripides.
Euripides was degene die de goden wel bij het oud vuil wilde zetten, licht Noordervliet haar keuze voor de Griekse tragedieschrijver toe. Euripides uitte zijn kritiek op de goden niet openlijk, maar hij was iemand die een hele nieuwe manier van denken introduceerde en ook een nieuwe opvatting van de mens en zijn noodlot. En juist daardoor is Euripides nog zo actueel. Hij gebruikte de mythen en de legenden, dus historische stof, om actuele kwesties aan de orde te stellen. Euripides tragedies stelden onder meer de verhouding tussen de allochtonen en de autochtonen, de verhouding tussen de vorst en zijn volk, en de verhouding tussen de mens en zijn noodlot aan de orde.
Euripides (ca 480 v.Chr.- 406 v.Chr.) behoort samen met Sophokles en Aischylos tot de grote Griekse tragediedichters. De tragedies, die hun bloeitijd kenden in de vijfde eeuw voor Christus, vervulden een sterke maatschappelijke functie: het debat over kwesties in de maatschappij werd in de tragedies op scherp gesteld. Euripides werd door zijn tijdgenoten niet altijd zo gewaardeerd, merkt Noordervliet op. Het ging ze allemaal wat te ver, hij was een beetje te modern. Maar ik vind hem juist fantastisch. Euripides stukken, waaronder Medea, Ion en Orestes, zijn ook geliefd bij hedendaagse theatermakers.
Het werk van Euripides hoort in de Humanistische Canon omdat het ons bevrijdt van de schaduw van het Christendom en omdat het ons opnieuw laat denken over en kijken naar de verleden tijd – maar ook naar onze eigen tijd. De Griekse tragedies werken wat mij betreft nog steeds keihard.
Nelleke Noordervliet (1945) schreef, sinds haar debuutroman Tine of de dalen waar het leven woont uit 1987 meer dan tien boeken. Ze is maandelijks te gast bij radioprogramma Desmet Live. Haar meest recente roman, Snijpunt, stelt themas aan de orde zoals geloof, humanisme, waardigheid en zelfrespect.
Xenophanes en Sophocles’ Antigone Sophocles’ Antigone, toegevoegd door Bert Janssens, directeur van de Humanistische Omroep (Human).
Maar voor Sophocles, voegt Bert Janssens eerst Xenophanes toe aan de Humanistische Canon. Xenophanes was naar wij weten de eerste agnost. Hij zag dat de goden van de Ethiopiërs wel lijken erg op Ethiopiërs, en de goden van de Thraciërs wel erg op Thraciërs en trok er zijn conclusies uit. Volgens Xenophenes hebben de mensen nooit iets zekers over de goden geweten en zullen ze dat ook nooit weten.
In Antigone van Sophocles wordt het individuele geweten boven de wetten van staat geplaatst. Antigone is het drama van een vrouw die tegen de wetten in haar broer begraaft. Zij komt daarmee in een direct conflict met de koning. Dood en ongeluk zijn het gevolg. In het slotkoor wordt benadrukt dat alleen redelijkheid en bezonnenheid tot geluk kan leiden. Het openingskoor is een loflied op de mens dat begint met de zin: ‘Er zijn tal van wonderen maar geen is groter dan de mens.’
Wilma Reinders – programmaleider Humanistische Diensten bij het Humanistisch Verbond – voegt Oresteia van Aischylos toe.
Wilma Reinders wil Oresteia van Aischylos in de Humanistische Canon plaatsen. En dan wel de Oresteia zoals die vorig jaar werd uitgevoerd in de regie van Johan Simons, die op 20 mei 2007 de Van Praag-prijs ontving.
De Oresteia – een Griekse tragedie van ongeveer 500 voor Christus – heeft wraak als als thema. Orestes doodt zijn moeder omdat deze zijn vader heeft vermoord. Orestes moet kiezen tussen twee kwaden, kiest uiteindelijk en omarmt die keuze ook. Aan het eind van het stuk wordt hij berecht.
Reinders ziet in ‘Oresteia’ een appél aan het humanisme om meer erkenning te geven aan gevaarlijke driften zoals woede, wraak- en schuldgevoelens.