
De Humanistische Canon is een initiatief van het Humanistisch verbond. Wil je ons steunen? Klik dan op onderstaande knop.
Historisch opgebouwd via vensters en werken
De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).
In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.
Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina.
Matthew Arnold (1822-1888) was een prominente figuur in het Victoriaanse Engeland. Zijn beroep was schoolinspecteur, maar daarnaast was hij ook dichter, literair criticus en cultuurcriticus. Arnolds bekendste werk is zonder twijfel Culture and Anarchy (1869). Dit essay wordt nog steeds veel gelezen, waarbij met name de humanistische en cultuurkritische aspecten hun betekenis hebben behouden.
Het humanistische denken van Arnold toont zich in zijn mensbeeld en zijn ideeën over wat een vervuld menselijk leven inhoudt. Volgens Arnold is de mens nooit af en moet deze zich levenslang beijveren zichzelf te verwezenlijken en perfectioneren. Perfectie heeft daarbij voor Arnold de klassiek humanistische betekenis: het is de harmonieuze ontplooiing van alle facetten van de menselijke natuur. Dit menselijke potentieel ontwikkelen we enerzijds intellectueel: door opleiding, (zelf)studie en het verwerven van kennis van onze cultuur en geschiedenis; maar anderzijds ook sociaal: door vriendschap, liefde en een actieve rol in de maatschappij. Uiteindelijk, meent Arnold, draagt deze volledige ontplooiing bij aan onze morele ontwikkeling. Hier sluit Arnold aan bij de humanistische overtuiging (die al bij Socrates en Plato is te vinden) dat het kennen van het goede samenhangt met het doen van het goede: moreel gedrag hangt samen met kennis en vorming.
Arnold verwijst bij dit ideaal van volledige menselijke ontplooiing nadrukkelijk naar de Griekse wortels van de westerse cultuur, die dreigden te worden vergeten door de dominantie van het Victoriaanse puritanisme in zijn tijd. Arnold laat zich bijvoorbeeld inspireren door Socrates, die zei dat de beste mens degene is die er naar streeft zichzelf te perfectioneren, en dat de gelukkigste mens degene is die daar het best in slaagt. In perfectie zijn voor Arnold zowel schoonheid als intelligentie aanwezig. In zijn (aan Jonathan Swift ontleende) definitie van cultuur als sweetness and light, verwijst sweetness naar schoonheid en esthetische vorm en light naar intellectuele kracht. In zijn beroemdste en veelgeciteerde gedicht Dover Beach verbindt Arnold de Griekse tijd met de eigen tijd:
‘Sophocles long ago
Heard it on the Agaean, and it brought
Into his mind the turbid ebb and flow
Of human misery; we
Find also in the sound a thought,
Hearing it by this distant northern sea.’
Zowel de Griekse als Arnolds eigen tijd hebben de golfslag van de zee en die van de menselijke ellende gekend. Arnold zet hier het culturele verleden in om het universeel menselijke uit te spreken: in deze regels vinden we iets van de sweetness en light, de perfectie die hij zelf voorstond.
In zijn analyse van de maatschappij, verdeelt Arnold deze in drie klassen: de barbaren, de filistijnen en het volk. Deze komen overeen met de aristocratie, de middenklasse en de arbeidersklasse. Arnold spaart geen van drieën. Hij levert echter vooral kritiek levert op de klassen met de grootste maatschappelijke invloed, namelijk de aristocratie en de middenklasse. Het probleem met de barbaren is dat zij in hun rijkdom vooral gericht zijn op de buitenkant. Misschien kent hun cultuur voldoende sweetness, maar daar staat een groot tekort aan light tegenover.
Nog erger is het echter gesteld met de filistijnen. Deze middenklasse is geobsedeerd door ‘externe goederen’, zoals technische snufjes en het najagen van status en pleziertjes, ‘doing as one likes‘ in plaats van ‘inward perfection’. Ook wat de derde klasse betreft, die van het volk, heeft Arnold weinig opbeurends te zeggen. Een deel slaagt er in de armoede te ontworstelen, alleen maar om vervolgens de filistijnse waarden van status en goederen te omarmen. De anderen, die het niet lukt een verbetering in hun omstandigheden te realiseren, staan op het punt om hun ketenen te verbreken, wat tot totale anarchie zou leiden. Hier vinden we het verband tussen de culturele en de politieke elementen in Arnolds essay: hij vreest dat een dergelijke anarchie alle ruimte zal ontnemen voor welke cultuur dan ook.
De verlossing kan dus niet komen van een van de genoemde drie klassen. De enige hoop ligt in de enkelingen, die in elk van de drie klassen gevonden kunnen worden en die tezamen een intellectuele en culturele elite vormen. Het zijn degenen die niet geleid worden door de mentaliteit van hun klasse, maar door nieuwsgierigheid en de drang zichzelf te verbeteren en hun ‘best self’ te vinden. Deze ‘aliens‘, zoals Arnold ze noemt, worden met andere woorden aangedreven door een humanistische geest.
Het bovenstaande zou de indruk kunnen wekken dat Arnold een conservatief was die zich tegen maatschappelijke veranderingen keerde. Toch is dat niet het geval: Arnold was een scherp criticus van de heersende klassen en heeft zich in zijn loopbaan als schoolinspecteur jarenlang ingezet voor het verminderen van bestaande ongelijkheden en het vergroten van de toegankelijkheid van het onderwijs. De bestaande maatschappelijke elite van aristocratie en middenklasse vormt in zijn ogen zeker geen culturele elite. Om bij die laatste te horen telt niet rijkdom of macht, maar slechts de vorming van het individu, onafhankelijk van de klasse waartoe hij of zij behoort.
Sommige delen van Culture and Anarchy, zoals de kritiek op het puritanisme, zijn voor ons niet meer actueel. Nog wel relevant is Arnolds cultuurkritiek. Materialisme, dwepen met technische snufjes en ‘doing as one likes‘ zijn bepaald niet verdwenen in onze tijd. Het grootste belang van Culture and Anarchy ligt echter niet zozeer in deze cultuurkritiek, maar in het achterliggende culturele ideaal. Het essay blijft urgent omwille van zijn humanistische oproep onze menselijkheid te ontwikkelen door er levenslang naar te streven onze esthetische, morele, sociale en intellectuele kanten te ontplooien.
Tegen het slot van zijn essay schrijft Arnold dat hij wat het individu betreft, gelooft in de plicht en de mogelijkheid om een ‘best self‘ te realiseren. Voor de samenleving gelooft hij in de mogelijkheid van vooruitgang naar een grotere menselijkheid. Het is de taak van de culturele voorhoede om, in een maatschappij die geleid wordt door barbaren en filistijnen, een voorbeeldfunctie te vervullen en de humanistische opvatting van een vervuld menselijk bestaan levend te houden.
Met bovenstaand citaat legt Denis Diderot (1713 – 1784) in het lemma ‘Encyclopédie’ in de Encyclopédie, de betekenis van de term uit. Zelf legden Diderot en Jean le Rond d’Alembert (1717 – 1783) de lat hoger. Met hún Encyclopédie wilden zij het concept van kennis zélf veranderen. Kennis is cruciaal voor het vrije individu, de goede burger en een tolerante, Verlichte samenleving.
De Encyclopédie ou Dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers, zoals het werk voluit heet, wordt alom beschouwd als het belangrijkste werk uit de Franse Verlichting. Dit is deels te danken aan de inhoud, die onder meer werd geschreven door prominente Verlichtingsdenkers als Jean-Jacques Rousseau, Voltaire en Baron d’Holbach. Maar ook aan de enorme invloed die de Encyclopédie had op de intellectuele, sociale en politieke ontwikkelingen in Frankrijk tijdens de decennia die het kostte om de 28 delen van het werk te voltooien en publiceren.
‘Dit werk zal op den duur een revolutie veroorzaken in de menselijke geest, en ik hoop dat de tirannen en onderdrukkers, de fanatici en intolerante lieden niet zullen winnen.’ (Denis Diderot in een brief aan Sophie Volland, september 1762)
Toch was het begin van de Encyclopédie uiterst bescheiden. Het project begon in 1743 als vertaling van Ephraim Chambers populaire, tweedelige Cyclopedia (1728). Na een aantal valse starten werden filosoof Diderot en wiskundige d’Alembert als eindredacteur aangesteld en al snel bleek dat dit tweetal een andere aanpak in gedachten had. Hun encyclopedie moest qua vorm en inhoud gebaseerd worden op een nieuw, Verlicht concept van kennis.
Afbeelding:Tekening uit de Encyclopédie, ‘Het maken van een anker’
Dit concept werd uitgewerkt in d’Alemberts Discours Préliminaire des Éditeurs, dat bij wijze van handleiding in het eerste deel werd gepubliceerd. De kerk, schreef d’Alembert, heeft zichzelf traditioneel opgeworpen als autoriteit op het gebied van de wetenschap vanuit de gedachte dat de christelijke religie ten grondslag ligt aan alle kennis. Fout, stelt hij onomwonden, menselijke kennis komt voort uit de mens zelf. Zij is het product van het geheugen, de rede en het voorstellingsvermogen en kan onderverdeeld worden in een aantal takken en zijtakken. De theologie is slechts één van de vele takken van de rede en zij mag zich dan ook alleen met de eigen kennis bezighouden. De kerk, en dan met name de Jezuïeten, lieten zich natuurlijk niet zo gemakkelijk op een zijspoor zetten en begon een strijd tegen de Encyclopedisten die tot vér na het verschijnen van het laatste deel zou voortduren.
Afbeelding: Het hele systeem van kennis, ofwel: De boom van Diderot en D’Alembert, geïnspireerd door Francis Bacons The Advancement of Learning
De Encyclopédie had ten doel alle menselijke kennis te behandelen, dus ook de kennis die buiten het terrein van de universiteiten en académies viel, zoals ambachtelijke kennis en kennis van de kunsten. Om al deze verschillende soorten te kunnen beschrijven trokken Diderot en d’Alembert meer dan 160 specialisten aan uit een breed scala van beroepen, zoals advocaten, militairen en drukkers. Het resultaat was een intellectuele mappemonde van de wereld van de auteurs, de steeds rijker en machtiger bourgeoisie.
De Encyclopédie bracht deze wereld in kaart, maar oefende ook grote kritiek uit op de machtsverhoudingen en misstanden in de Franse samenleving en pleitte – soms geestig, vaak gepassioneerd en altijd controversieel – voor een tolerante samenleving en vrijheid voor het individu. Deze kritische houding leidde tot vele schermutselingen met de staatcensuur en uiteindelijk, in 1759, tot een tijdelijk publicatieverbod.
Diderot en d’Alembert zagen hun Encyclopédie als een instrument voor ontplooiing. In de eerste plaats was dit de ontwikkeling van het individu, dat met de Encyclopédie autonome toegang kreeg tot kennis op het gebied van filosofie, wetenschap, techniek en kunsten, maar ook van zaken als etiquette, seksualiteit en hygiëne.
Echter, de mens is niet alleen individu maar ook burger, en ook goed burgerschap viel uit de Encyclopédie te leren. In lemma’s als Fanatisme en Intolérance geeft de Encyclopédie de kennis die nodig is om kritisch over de samenleving na te denken, als goed burger te functioneren en samen te leven met andere zelfstandig denkende individuen. Het doorgeven van kennis was een belangrijk aspect van dit burgerschap, ‘zodat’, volgens Diderot, ‘meer mensen Verlichting zullen vinden, en ieder van hen, al naar gelang zijn of haar mogelijkheden, kan bijdragen tot de Verlichting van zijn of haar tijd.’
De Encyclopédie was een eclatant succes. Ondanks de torenhoge prijs van bijna 1000 livres, een klein jaarsalaris, werden maar liefst 4000 exemplaren verkocht en dankzij alle controverse rondom het werk werd de Encyclopédie binnen en buiten Frankrijk druk besproken. Dat leidde weer tot verdere verspreiding van haar ideeën en kennis. Ook de nieuwe inzichten over kennis in de Encyclopédie werden doorgegeven, bijvoorbeeld aan Wilhelm von Humboldt. Op Von Humboldt had het idee van de ontplooiing van mens als individu èn burger grote invloed en droeg hiermee bij aan de Verlichting van zijn eigen tijd.
Ook vandaag nog wordt de Encyclopédie vertaald, gelezen en besproken, ondanks het feit dat veel van haar kennis achterhaald is. De thema’s van vrijheid en tolerantie blijven relevant en met haar ideeën over het belang van kennis en ontplooiing voor mens, burger en maatschappij heeft de Encyclopédie niets aan belang verloren.
Afbeelding: Tekening uit de Encyclopédie, ‘Wiskundige instrumenten’