
De Humanistische Canon is een initiatief van het Humanistisch verbond. Wil je ons steunen? Klik dan op onderstaande knop.
Historisch opgebouwd via vensters en werken
De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).
In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.
Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina.
De Ethica van Benedictus de Spinoza (1632-1677) wordt vaak opgevat als de kraamkamer van de Radicale Verlichting en daarmee ook van het moderne humanisme. De Ethica heeft als – voor ons wat verrassende – ondertitel In meetkundige ordening uiteengezet. Om goed te leven moeten we eerst de natuur, de werkelijkheid, rationeel begrijpen. Wij mensen maken deel uit van deze werkelijkheid.
Benedictus (ook wel Baruch) de Spinoza leeft als lenzenslijper een bescheiden bestaan. Dankzij die onafhankelijkheid kan hij zich in alle ernst wijden aan de filosofen van zijn tijd, onder wie Descartes, maar ook aan wijsgerige en literaire traktaten uit de Joodse en Arabische wereld. In de Theologisch-politieke verhandeling (1670) gaat Spinoza in op de relatie tussen religie, de staat, filosofie en de vrijheid van denken. Hij pleit voor vrijheid als voorwaarde voor een goede samenleving. Spinoza onderwerpt de Bijbel aan een historisch kruisverhoor en concludeert dat het boek vooral gehoorzaamheid beoogt. Filosofisch gezien vindt hij het boek niet bijster interessant. Wel meent Spinoza dat de Bijbel zeer geschikt is om de nodige gehoorzaamheid aan de overheid te bevorderen. De vrije meningsvorming is cruciaal, maar loyaliteit jegens de overheid ook. De overheid moet immers het gezag hebben om deze vrijheid te beschermen.
Zelfstandig denken en redelijk handelen zijn niet iedereen gegeven. Dat blijkt twee jaar later als een woedende menigte de gebroeders Johan en Cornelis de Witt vermoordt in een lynchpartij. Een gebeurtenis die veel indruk op Spinoza maakt en hem ernstig zorgen baart. Het einde van de tolerante en vrijzinnige Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, waarop Spinoza zijn hoop had gevestigd, doet hem besluiten af te zien van nieuwe publicaties. Zijn Politieke verhandeling, waarin de fundamenten van een democratische rechtsstaat worden geschetst – met een belangrijke rol voor de vrijheid van meningsuiting -, blijft onvoltooid. De Ethica wordt pas na zijn dood door vrienden uitgegeven.
Werd Spinoza aanvankelijk van atheïsme verdacht, sinds het verschijnen van de Ethica wordt hij regelrecht van atheïsme beschuldigd. Hij zou God gelijkstellen aan de natuur, de theologie ervan beschuldigen de burgers te terroriseren en het bestaan van een vrije wil ontkennen.
Spinoza wil met zijn Ethica aangeven hoe de mens gelukkig kan worden en welke gedragsleer daarvoor nodig is. Waren zijn politieke geschriften nog knappe staaltjes van toegankelijk proza, de Ethica forceert een radicale stijlbreuk. Hoewel min of meer praktisch bedoeld, bestaat het boek uit een lange reeks definities, grondwaarheden, stellingen, bewijzen, toelichtingen en uitweidingen. Bovendien hebben de gebruikte termen (zoals vrijheid, God en natuur) een heel specifieke invulling. Moeilijk leesbaar, maar zoals aan het slot van de Ethica staat: ‘Alles wat voortreffelijk is, is even moeilijk als zeldzaam.’
Spinoza begint zijn Ethica met God, ofwel de natuur. God en natuur vallen bij Spinoza samen. Er bestaat maar één substantie. Deze heeft geen bovennatuurlijk of persoonlijk karakter; er is één ondeelbare natuur (ofwel God). Ons verstand kan twee attributen (kenmerken) van die ene substantie onderscheiden: geest en lichaam. De mens zélf bestaat uit de twee vormen die wij kunnen kennen, namelijk het denken (de geest) en uitgebreidheid (het lichaam). De mens is hiermee een modus van lichaam en geest.
Wie gelukkig wil worden, moet kennis over de wereld vergaren en heldere ideeën formuleren. Dit betekent: kennis van de wetten van de natuur. Onwaarheden en dwalingen bestaan vanwege een gebrek aan inzicht in die wetmatigheden.
Spinoza onderscheidt drie soorten kennis:
De Ethica vindt zijn voltooiing in de intuïtieve wetenschap of, zoals Spinoza het cryptisch formuleert, in de intellectuele liefde tot God. Wij worden vrij en gelukkig als wij inzicht verwerven in de (en dus ook onze) natuur en hier liefde voor te voelen. God / de natuur keert als het ware tot zichzelf terug, via het verstand van de mens, en heeft zichzelf lief.
Spinoza op briefje van duizend gulden
Kenmerkend is dat de mens volgens Spinoza onderworpen is aan natuurwetten. De mens is immers onderdeel van de natuur. Maar als de mens onderworpen is aan dezelfde natuurwetten als rotsblokken, waterlelies en pluimvee, dan is de vrije wil een illusie. Vrijheid blijkt dan ook beduidend complexer dan we ons in eerste instantie voorstellen. Vrij is dat wat vanwege zijn eigen aard en natuur bestaat en alleen door zichzelf tot handelen wordt aangezet. Gedwongen is dat wat vanwege iets anders bestaat en (door iets anders dan zichzelf) tot een vaststaande manier van handelen wordt aangezet.
Vrijheid is bij Spinoza geen vermogen van een mens met een vrije wil, maar een serie handelingen die overeenstemmen met de noodzakelijke wetten van de natuur. Daarom is het noodzakelijk om een helder inzicht te hebben in onze hartstochten als natuurverschijnselen. Onze vrijheid en ons geluk, liggen besloten in het bewustzijn van deze natuurverschijnselen. Streven naar vrijheid is het bevrijden van de hartstochten die ons belemmeren te leven volgens de rede. Het is immers via de rede dat wij de natuur / God leren kennen. Wees redelijk en houd jezelf in toom, zo luidt de boodschap.
Hoewel de tekst zeker niet eenvoudig is om te lezen en begrijpen, zijn de omschrijvingen van onze hartstochten zeker de moeite waard. Om een indruk te geven:
XI. Bespotting is blijdschap daaruit geboren, dat wij ons verbeelden, dat in een ding, hetwelk wij haten, iets is, dat wij verachten.VII. Haat is droefheid verbonden met het denkbeeld van uitwendige oorzaak.
II. Blijdschap is de overgang van de mens tot een grotere volmaaktheid.
De Ethica wordt vaak opgevat als de kraamkamer van de Radicale Verlichting, zoals de hedendaagse Britse historicus Jonathan Israel stelt, en daarmee ook van het moderne humanisme. De gedachte dat er geen God over ons waakt, was in 1677 radicaal, maar vandaag nog steeds. Want waarop baseren we dan een morele orde? Kunnen we ook zonder persoonlijke en bovennatuurlijke God zedelijk en deugdzaam leven? Zijn we in staat ons leven in te richten zonder de wetten en richtlijnen die de Bijbel of de Koran stellen? En is er dan een democratische rechtsstaat denkbaar, waarin mondige burgers participeren, zonder het bevoogdende gezag van kerken en theocraten?
De Ethica is een gedisciplineerde oefening in redelijk denken. Het beoogt de angst voor goddelijke willekeur weg te nemen, en verschuift de aandacht van het hiernamaals (het transcendente) naar het hier en nu (de natuur). Dat ook een atheïst over het vermogen beschikt zedelijk en deugdzaam te leven, was ooit een verbluffend inzicht, dat nu is doorgedrongen tot diep in de poriën en haarvaten van de westerse cultuur. Sterker nog, dat inzicht geldt vandaag als laatste ijkpunt in het maatschappelijke debat over globalisering, migratie en interculturaliteit.