De Humanistische Canon is een initiatief van het Humanistisch verbond. Wil je ons steunen? Klik dan op onderstaande knop.
Historisch opgebouwd via vensters en werken
De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).
In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.
Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina.
Seks is niet uitsluitend bedoeld voor de voortplanting en hoeft dus niet altijd tot kinderen te leiden. Je mag gewoon genieten en plezier hebben. Bovendien mag je zelf bepalen hoe je seksuele leven er uit ziet.
Voor ons vanzelfsprekend maar het ging lange tijd lijnrecht in tegen de kerkelijke moraal. Pas vanaf halverwege de jaren zestig ontwikkelt zich een vrije seksualiteit en wordt ook abortus legaal. Tegenwoordig wordt de discussie – die vooral in ontwikkelingslanden nog heftig aan de orde is – gevoerd onder de noemer van ‘seksuele en reproductieve rechten’.
Nederland heeft sinds 1911 een abortuswet. Vanaf dan is een arts officieel strafbaar als hij een zwangerschap afbreekt. Voor die tijd bestonden geen wetten om het afbreken van een zwangerschap te regelen. Abortus was een ongewenste maar bestaande praktijk.
In 1971 werd de eerste abortuskliniek opgericht, in rap tempo gevolgd door talloze anderen. De overheid paste ‘gedoogbeleid’ toe: abortus was illegaal, maar werd niet vervolgd. Dit beleid komt overeen met de vrijere seksuele moraal. Abortus wordt langzaam aan breed geaccepteerd door de bevolking.
Sinds 1981 is er een Wet Afbreking Zwangerschap die abortus toestaat in speciaal daarvoor bestemde klinieken met een verplichte bedenktijd van vijf dagen. Een abortus is legaal tot een zwangerschap van 24 weken.
Vanaf de jaren zestig was er geen ontkomen meer aan: mensen wilden zelf beslissen over hun seksuele leven, en dus ook of en wanneer ze kinderen wilden. Steeds sterker ook, ontwikkelt zich het besef dat een zwangerschap zich toch echt in het vrouwelijke lichaam afspeelt en dat een vrouw over haar eigen lichaam beschikt. Een vrouw moet ‘baas in eigen buik’ zijn!
Naast het recht op zelfbeschikking, is een belangrijke reden om abortus niet langer strafbaar te stellen, medisch van aard. Het is gewoonweg gevaarlijk om abortus te laten plegen door iemand die niet goed weet wat hij doet. Prutsen met breinaalden, zeepsop en andere methoden kan je het leven kosten.
Er groeide in de jaren ‘60 en ‘70 ook een tegenbeweging. Sommige groepen verzetten zich fel tegen wat ze zagen als moord op een ongeboren kind. Ze stonden lijnrecht tegenover onder meer de Dolle Mina’s en de ‘baas in eigen buik’ beweging. Een ferm moreel conflict dat op veel plekken in de wereld nog steeds bestaat.
In 1968 verschijnt een pauselijke encycliek (Humanae Vitae) waarin de katholieke kerk herbevestigt dat abortus volgens het geloof verboden is, evenals voorbehoedsmiddelen als de pil en het condoom. Er kwamen kritische reacties. Het hoofdbestuur van het HV liet weten:
Onzedelijk is zo’n verbod, als miskenning van de persoonlijke verantwoordelijkheid, als uiting van onbegrip voor de waarde van het menselijk leven in al zijn aspecten, en als poging tot autoritaire dwang in zeer persoonlijke zaken waarbij juist aan objectieve voorlichting behoefte is; onzedelijk tenslotte als een volslagen miskenning van de waarde van huwelijk en liefde-beleven, wanneer deze waarde in de eerste plaats in vruchtbaarheid wordt gezien. Het hoofdbestuur van het Humanistisch Verbond vertrouwt, dat allen die pogen hun leven redelijk verantwoord in te richten, deze pauselijke uitspraak zullen afwijzen als ontoelaatbaar.
Abortus was ook voor de abortuswetgeving een bestaande praktijk. Dat kon ook moeilijk anders. Als er geen of weinig voorbehoedsmiddelen zijn en er weinig voorlichting is, worden vrouwen ongewenst zwanger. Vroeger lieten ze zich ‘behandelen’. Dat gebeurde meestal onzorgvuldig en onprofessioneel (met scherpe voorwerpen en spuiten), soms met de dood van de vrouw als gevolg. Geen toegang tot voorbehoedsmiddelen en geen mogelijkheid tot fatsoenlijke abortus, heeft miljoenen vrouwen in de problemen gebracht en/of onnodig het leven gekost. In sommige landen is dat nog steeds zo.
Volgens de World Health Organisation vinden er jaarlijks wereldwijd 22 miljoen (!) onveilige abortussen plaats. Ieder jaar worden in ontwikkelingslanden 7 miljoen (!) vrouwen opgenomen wegens ernstige complicaties ten gevolge van een onveilige abortus. Vooral in sub-Sahara Afrika sterven naar verhouding veel vrouwen door een onveilige abortus (520 per 100 000). Vrijwel al deze doden hadden door goede seksuele voorlichting, voorbehoedsmiddelen en veilige abortusmogelijkheden, voorkomen kunnen worden.
In wezen bestaan in de humanistische levensbeschouwing geen speciale geboden of verboden voor seksualiteit, anders dan degenen die uit een respectvolle omgang met elkaar vloeien. Seksualiteit is een persoonlijke kwestie en is pas onderdeel van een maatschappelijke en wettelijk moraal als er schade aan personen, zelfbeschikking en de menselijke waardigheid wordt toegebracht.
Abortus zou volgens humanisten geen onderdeel van het strafrecht moeten zijn. Ook de vijf dagen verplichte bedenktijd voor vrouwen zou moeten worden afgeschaft. Dit vooronderstelt immers dat vrouwen de keuze voor een abortus gemakkelijk maken, en een externe autoriteit nodig hebben bij hun keuze. Humanisten staan achter de 24-wekengrens omdat de foetus dan levensvatbaar is. Daarmee komt de foetus volledige beschermwaardigheid toe. En zo kan de beslissing over leven en dood dus niet alleen meer bij de vrouw liggen.
In landen waar voorbehoedsmiddelen en seksuele voorlichting beschikbaar zijn, is het aantal abortussen sinds 1990 ferm gedaald. Miljoenen vrouwen zouden er baat bij hebben als voorbehoedsmiddelen en voorlichting ook in hun land beschikbaar zijn. En nog eens miljoenen vrouwen zouden er baat bij hebben als ook in hun regio een veilige en fatsoenlijke abortus mogelijk is. Hoewel abortus in Nederland goed is geregeld, is er internationaal nog veel werk te doen.
Dit zijn de vragen die de Bulgaars-Franse filosoof Tsvetan Todorov (1939) in De onvoltooide tuin aan de orde stelt. Todorov is een humanist omdat hij het idee van menselijke vrijheid centraal stelt.
Aan de hand van auteurs als Michel de Montaigne, Jean-Jacques Rousseau en Benjamin Constant, geeft Todorov in De onvoltooide tuin een beeld van de geschiedenis van het humanistische denken in Frankrijk en weet dit denken op verhelderende te verbinden met het heden. Hij laat zien dat het menselijke verlangen naar kennis en inzicht, het streven naar zelfbeschikking en de directe betrokkenheid bij anderen, niet alleen samen moeten, maar ook samen kunnen gaan. Zijn weigering de scheiding tussen individu en gemeenschap te accepteren, is de essentie van de humanistische levensbeschouwing.
In De onvoltooide tuin staat het idee van menselijke vrijheid centraal. Ten tijde van de Renaissance, de overgang naar de moderne tijd, stelt Todorov, leerden we de vrije wil kennen en namen we afstand van strikte, vooral godsdienstig bepaalde, tradities, bloedbanden en hechte gemeenschappen. Verder ontwikkelde zich het idee dat waarheid niet met de traditie is gegeven, maar met de rede.
Het vrijheidsbesef beperkte zich in eerste instantie tot de privésfeer en was vooral een aangelegenheid van geleerden. Langzaam maar zeker werd vrijheid ook in het publieke leven als richtlijn aangenomen. Een politiek bewind werd voortaan alleen legitiem gevonden als het in vrijheid was gekozen; de moderne democratie ontwikkelde zich. Je kunt zeggen dat zich meteen ook de problemen en de kritieken op het vrijheidsidee voordeden. Hoewel vrijheid een mooi ideaal is, leverde het ook de nodige vragen, angsten en onzekerheden op. Is vrijheid wel goed? vroegen achttiende-eeuwse denkers zich af. Betekent vrijheid niet eveneens het afstand nemen van God, van je naaste en uiteindelijk ook van jezelf?
Todorov onderscheidt vier denkrichtingen – families – die vrijheid hebben geproblematiseerd.
De conservatieve familie is vooral religieus van aard. Ze strijdt voor het behoud van tradities en een uiteindelijk bovenmenselijke bron van het ware en het goede waaronder de mens zich geplaatst moet weten. Individuele vrijheid is binnen deze familie eerder de oorzaak van onrust, ongeluk en egoïsme, dan van positieve inspiratie en mogelijkheden.
De sciëntistische familie – de verabsolutering van de (natuur)wetenschap – is een groot voorstander van vrijheid, mits deze voortkomt uit kennis en uitsluitend gebaseerd is op de rede. Volgens Todorov zijn natuurwetten echter moeilijk te verenigen met het idee van een vrije wil.
De individualistische familie is eveneens groot voorstander van vrijheid. Ook hier signaleert Todorov problemen. Individuele vrijheid is vooral gericht op het vergroten van je eigen geluk en je eigen belangen. In dit beeld van vrijheid vormen sociale verbanden belemmeringen. Een dergelijke visie kan moeilijk daadwerkelijk engagement met de ander omvatten.
De humanistische familie meent met de conservatieven dat het individu altijd verbonden is aan sociale en culturele contexten, maar biedt het individu wel de ruimte om daarvan afstand te nemen. Met de individualisten menen humanisten dat de mens de ruimte moet hebben zijn eigen leven vorm te geven, maar deze vormgeving komt pas tot stand in contact met, en vanuit, betrokkenheid bij anderen.
Evenals de sciëntisten vertrouwen humanisten op de rede, zonder echter de natuurwetten als dwingend te zien.
Zowel de Renaissance-denker Montaigne, als de Romantische denker Rousseau en de Verlichtingsdenker Constant proberen volgens Todorov de vrijheid te doordenken zonder te vervallen in conservatisme, individualisme en sciëntisme. Niet om zoals tegenstanders beweren de kool en de geit te willen sparen, maar omdat ze die verbinding als de meest wenselijke vrijheid beschouwen.
De onvoltooide tuin is niet alleen inhoudelijk belangrijk vanwege de behandeling van humanistische bronnen, maar ook omdat Todorov deze bronnen weet te koppelen aan hedendaagse maatschappelijke en politieke vragen. Het antwoord dat hij biedt is, zoals de titel aangeeft, onvoltooid en hiermee heeft hij een belangrijk punt te pakken. De vrije wil, het afstand nemen van dwingende tradities en gemeenschappen is voor Todorov allerminst onproblematisch. Integendeel, het levert angst en onzekerheid op. Het humanisme als levensopvatting gaat niet uit van de volmaakte mens, maar van de onvoltooide mens. Precies deze onvoltooidheid vraagt dat we voortdurend met elkaar aftasten hoe we de relatie tussen individu en gemeenschap het beste kunnen vormgeven. Het humanisme is, in tegenstelling tot de andere families, in staat niet in uitersten te vervallen, maar op overtuigende wijze voor de onvoltooidheid en de voortdurende zoektocht te kiezen.
Ook nu zien we opnieuw een vreemde combinatie van enerzijds een sterk individualisme – wie ben jij om je met mij te bemoeien? – en anderzijds een hang naar sterke en traditionele gemeenschappen. Deze gemeenschapszin kan religieus van aard zijn – het nieuw religieus conservatisme dat in de kabinetten Balkenende was waar te nemen – maar ook eng nationalistisch – zoals te zien is bij de PVV. We staan opnieuw onder druk van het oude dreigement van verlies van gemeenschappelijkheid. We koesteren onze vrijheid, maar zijn bang te moeten leven in een wereld zonder idealen. De spanningen die wij hier en nu waarnemen, zijn van alle tijden. We kunnen onze angst en onzekerheid trotseren door een kijkje te nemen bij Todorov en bij de Renaissance- en Verlichtingsauteurs die hij behandelt.
Haar hele leven heeft Aletta Jacobs zich ingezet voor verbetering van de positie van vrouwen. Ze was de eerste vrouw in Nederland met een universitair diploma en de eerste vrouw die promoveerde. Met haar vele nationale en internationale contacten weet ze anderen te stimuleren om mee te strijden voor de vrouwenkwestie.
Jacobs is als achtste kind geboren in een liberaal joods gezin van elf kinderen. Alle kinderen kregen evenveel kans om te studeren. Haar vader en oudste broer waren arts en Aletta wist al jong dat ze ook arts wilde worden. Als toehoorster mocht ze naar de rijks-HBS. Via de boekenkast van haar ouders leerde ze onder meer de liberale denkbeelden kennen van John Stuart Mill en Harriet Taylor Mill in The Subjection of Women (1869).
In 1871 ging ze als eerste vrouw geneeskunde studeren aan de Groningse universiteit, na speciale toestemming van minister Thorbecke. Haar artsexamen deed ze in 1878 in Utrecht en ze promoveerde weer als eerste vrouw op 8 maart 1879 in Groningen. Op een studiereis naar Engeland ontmoette zij, via haar latere man Carel Gerritsen, veel vrijdenkers. Terug in Nederland, begon ze een artspraktijk in Amsterdam. Na een vrij huwelijk met graanhandelaar en radicaal politiek hervormer Gerritsen in 1884, trouwden zij vanwege hun kinderwens acht jaar later toch voor de wet. Ondanks hun afkeer van de gehoorzaamheidsgelofte.
Afbeelding: Amsterdam, 1913. De eerste Nederlandse vrouwelijke kiezer, mejuffrouw Judith Morpurgo-Filmans. Er bestaat nog geen vrouwenkiesrecht, maar Judith’s naam komt voor op de kieslijst en ze heeft een oproepkaart ontvangen. Toch wordt ze niet tot het stemlokaal aan het Hortusplantsoen toegelaten omdat ze geen mannelijke ingezetene van Amsterdam is. Nederland, 1913.
Een kwart eeuw vocht Jacobs voor het vrouwenkiesrecht. Haar eerste daad is een verzoekschrift aan de Amsterdamse gemeenteraad in maart 1883, tot plaatsing op de kieslijst – als belastingbetalende. Het College van burgemeester en wethouders is tegen en ook de Hoge Raad neemt haar verzoek niet serieus. De vrouwenbladen tonen geen begrip. Het kiesrecht ging destijds naar inkomen en de arbeidersbeweging vindt algemeen mannenkiesrecht belangrijker. Dat leidt tot botsingen tussen feministen en socialisten. Bij de grondwetswijziging in 1887 wordt het woordje ‘mannelijk’ toegevoegd om elke twijfel in het wetsartikel te beëindigen. Toen in 1893 het mannenkiesrecht werd uitgebreid, barstte de strijd om algemeen kiesrecht onder de vrouwen echt los. Jacobs roept hen op om zich als vrouwen te organiseren en hun economische en politieke rechten op te eisen.
‘Juist uit (het) verschil van man en vrouw putten wij, vrouwen, het voornaamste en krachtigste argument voor de meening dat beiden moeten deelnemen aan het bespreken der openbare belangen, aan de behandeling der maatschappelijke vraagstukken, aan het samenstellen der wetten (…) omdat wij alleen dan gewaarborgd zijn dat zaken van algemeen belang niet éénzijdig beoordeeld worden.’
In 1903 wordt zij presidente van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht en blijft dat tot 1919. Zij is daarnaast voorzitter van de redactie van het Maandblad van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, waarin zij talloze artikelen publiceert.
Jarenlange strijd leidt ertoe dat eind 1916 een compromis in de grondwetswijziging wordt doorgevoerd. Passief vrouwenkiesrecht – het recht je verkiesbaar te stellen – wordt direct ingevoerd en belemmeringen bij actief vrouwenkiesrecht – het recht te stemmen – zullen worden weggenomen. Jacobs stelt zich verkiesbaar voor de Vrijzinnig Democratische Bond, maar door een persoonlijke campagne van een mannelijke partijgenoot wordt ze ondanks het hoogst aantal voorkeurstemmen net niet gekozen. Drie jaar later volgt eindelijk de invoering van algemeen kiesrecht voor alle ingezetenen vanaf 23 jaar, voor het eerst landelijk toegepast bij de verkiezingen in 1922.
Vooruitstrevend is Jacobs ook in haar propaganda voor een klein kindertal, zodat betaald werk en daarmee onafhankelijkheid voor vrouwen haalbaar wordt.
‘De meeste vrouwen (…) voelen een verlangen en drang naar het moederschap, (…) een drang waaraan echter meestal met het bezit van een of twee kinderen is voldaan.’
Jacobs vergelijkt vrouwen die alleen het moederschap ambiëren, met de vroegere slaven, die toevallig een goede meester hadden en daardoor niet de vernedering voelden van hun slaafse positie. Zij heeft evenals het humanisme de ontwikkeling van elk individu voor ogen:
‘ontwikkeling tot mensch in de hoogste betekenis van dat woord en (…) het huwelijk en het moederschap (moeten) ook aan dit verheven doel (…) worden dienstbaar gemaakt.’
Met voorlichting en gratis hulp in de arbeiderswijken – én introductie van het pessarium – brengt ze dit verheffingsideaal met de Neo-Malthusiaanse Bond in praktijk.
Alle beroepen moeten voor vrouwen toegankelijk worden. Ook in de politiek, want dat was bij uitstek een mannendomein. Als werkzaam lid van de Radicale Bond (voorloper van de Vrije Democratische Bond) eist Jacobs gelijk loon voor gelijke arbeidsprestaties. Bij benoeming van ambtenaren moet het gaan om bekwaamheid en geschiktheid in plaats van om geslacht. Hoe actueel zijn beide eisen.
Verweven met haar streven naar onafhankelijkheid is ook haar visie op prostitutie. Zij wil vrouwen die vernedering besparen. Als stagiaire in het ziekenhuis had ze al medelijden met een prostituee die vernederend werd behandeld. Prostitutie werd indertijd gezien als een noodzakelijk kwaad, maar in Jacobs ogen had het ‘geen recht van bestaan, en kon dus veel minder nog noodzakelijk wezen‘.
Vaak heeft ze tevergeefs geprobeerd die muur van vooroordeel en sleur omver te gooien, ook tegenover haar professoren, die vonden dat het toegeven aan de geslachtsdrift bij de man een eis van gezondheid was, dus in het belang van de gemeenschap. Jacobs legt zich er niet bij neer en benadrukt goede voorlichting aan meisjes én jongens.
Aletta Jacobs heeft als pionier, vrijdenker en publicist grote invloed gehad op de emancipatie van vrouwen. Rond het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kwam daar het pacifisme bij. Altijd was ze strijd-, schrijf- en reislustig. Haar Herinneringen uit 1924 geven een mooi beeld van wat zij belangrijk vond. Jacobs hoopte dat met verovering van het vrouwenkiesrecht, vrouwen de macht hebben gekregen om een democratische staat op te bouwen, waarin met recht gesproken kan worden van gelijke ontwikkelingsvoorwaarden en gelijke vrijheid voor elk individu.
John Stuart Mill (1806-1873) was een Engels filosoof, econoom, politiek activist en vooruitstrevend liberaal parlementslid. In zijn bekende werk On Liberty, Over Vrijheid, zet hij het schadebeginsel uiteen. De vrijheid van het individu mag alleen beperkt worden wanneer hij of zij anderen fysieke schade toebrengt. Verder pleitte Mill in On Liberty voor een zo groot mogelijke vrijheid van meningsuiting.
In 1859, het jaar waarin On the Origin of Species van Charles Darwin verscheen, publiceerde Mill zijn boek On Liberty. Deze twee boeken zijn van fundamenteel belang voor het humanistisch wereldbeeld.
Mill staat in de traditie van de Verlichting. Hij probeert door middel van de rede een zo goed mogelijk systeem van samenleven te vinden. Zijn centrale uitgangspunt is de vrijheid van het individu. Natuurlijk zijn er mensen die het daar niet mee eens zijn, maar met welk recht zouden zij hun mening en wil aan een ander mogen opleggen? Mill denkt na over de consequenties van een zo groot mogelijke vrijheid voor ieder individu. Ten eerste meent hij dat het de primaire taak van de overheid is om deze vrijheid te waarborgen. De staat heeft het geweldsmonopolie en mag alleen geweld toepassen om individuen te beschermen tegen andere individuen, zoals rovers, moordenaars en verkrachters. Ten tweede formuleerde Mill het harm principle, het schadeprincipe. In hedendaagse taal: alles mag, zolang je anderen maar geen fysieke schade toebrengt.
Mills vorm van liberalisme als individualisme is een tegenhanger van paternalisme, waarbij een individu door andere individuen, een groep of de staat verplicht wordt dingen te doen of te laten tegen zijn of haar wil. Paternalisme blijkt een heel menselijke neiging. De culturele antropologie laat zien dat er geen cultuur bestaat of heeft bestaan waar de vrijheid van het individu centraal staat. Mills pleidooi voor individualisme is dan ook uniek. Paternalisme is vaak goed bedoeld, maar dringt mensen ook zaken op die tegen hun wil zijn en berokkent daarmee leed.
Zelfbeschikking ofwel individualisme, dat wil zeggen, een zo groot mogelijke vrijheid van het individu, is een van de uitgangspunten van zowel het liberalisme als het humanisme. Mills pleidooi voor individuele vrijheid is in de loop van de 20e eeuw in de liberale democratieën stapsgewijs grotendeels verwezenlijkt, met de gelijkberechtiging van vrouwen, homoseksuelen en gehandicapten.
Het gedachtegoed van Mill is actueel op tenminste twee punten:
De eerste toepassing van Mills denken over de vrijheid van meningsuiting vindt vooral aanhang onder vrijdenkers. De toepassing van Mill op milieuethiek is grotendeels onontgonnen terrein.
Bezinning en oefening, waardenonderzoek, vriendschap en omgaan met tijd, dat zijn de vier thema’s die in levenskunst zijn te onderscheiden. Positieve vrijheid is de kern van de actuele levenskunst. Wat is voor mij een authentiek, goed en mooi leven? Dat gaat verder dan de smalle moraal van zelfbeschikking waarin vrijheid slechts wordt gezien als niet-inmenging. De Franse filosofen Pierre Hadot en Michel Foucault legde de basis voor de actuele levenskunst.
Levenskunst is een recente vorm van ethiek die terugkijkt naar de Griekse en Romeinse Oudheid. Het gaat over het goede leven. Levenskunst komt op in een tijd van individualisering, secularisering en een grote nadruk op zelfbeschikking. Zelfbeschikking wordt echter als een liberale, smalle moraal geïnterpreteerd: moderne mensen ervaren hun vrijheid vooral als niet-inmenging. Dit wordt ook wel negatieve vrijheid genoemd. Daarmee dreigt een samenleving van mensen die menen dat ze zich kunnen ontwikkelen los van anderen en los van algemeen erkende waarden.
De actuele levenskunst wil expliciet een halt toeroepen aan deze ontwikkeling. Vrijheid is immers altijd relationeel. Mijn vrijheid staat in verhouding tot die van anderen. Bovendien is vrijheid altijd relatief. Het gaat om graden van vrijheid en van onvrijheid. Echte vrijheid is alleen maar te bereiken dankzij daadwerkelijk zelfbeheer. Het gaat in de levenskunst niet om negatieve vrijheid – niemand mag zich met mijn leven bemoeien! – maar om positieve vrijheid – wat is voor mij een authentiek, goed en mooi leven?
Aan de basis van deze nieuwe ethiek staan de Franse filosofen Michel Foucault en Pierre Hadot. Zij ontdekten in de klassieke Oudheid het bestaan van een algemeen aanvaarde ars vitae, een cultuur van levenskunst. Deze cultuur draaide om het gebod: ‘Draag zorg voor jezelf’. De Grieken en de Romeinen droegen zorg voor zichzelf en oefenden zichzelf in tal van omgangsvormen met het oog op een vrij en soeverein leven. Vandaar Foucaults omschrijving van levenskunst als een vrijheidspraktijk.
In het voetspoor van Foucault en Hadot pleiten steeds meer filosofen en humanisten voor een herleving van deze klassieke levenskunst en de opkomst van een laatmoderne, eigentijdse cultuur van het zelf. Levenskunst, opgevat als zorg voor zichzelf, is een holistisch concept. Denken – bezinning, kritische reflectie – voelen en willen – verlangen – oefenen en waarderen, vormen de nauwe samenhang van een persoonlijk leerproces. Het doel is het bereiken van een eigen levenshouding. Alleen door toewijding en veelvuldig oefenen kan iemand erin slagen om een persoonlijke levenshouding te verwerven. De ethiek van de levenskunst wil een concrete en praktische invulling van positieve vrijheid zijn.
In de actuele levenskunst zijn verschillende concrete thema’s aan de orde:
Bezinning en oefening: wat kan ik?
Waardenonderzoek: wat wil ik echt?
Vriendschap: hoe doe we het samen?
Omgaan met tijd: wanneer?
Het ideaal van de ethiek van de levenskunst is een moderne gemeenschap van weerbare, op elkaar betrokken individuen.
In de canon staan veel denkers passend bij dit thema: Socrates, Aristoteles, Epicurus, Seneca, Marcus Aurelius, Michel de Montaigne, Nietzsche en Camus, Pierre Hadot en de late Michel Foucault. U kunt meer lezen over deze denkers en bijpassende literatuur door te klikken op de namen. Voor verdere literatuur kijkt u rechts onder ‘Boeken’.