+

Leeswijzer

Historisch opgebouwd via vensters en werken

 

Vensters

De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).

 

Werken

In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.

 

Zoeken

Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina. 

 

Giordano Bruno

 

Giordano Bruno was priester, schrijver, satiricus, wetenschapper en vrijdenker die in 1548 werd geboren in Nola (in de buurt van Napels, Italië). Na een proces van ongeveer acht jaar, wordt hij in 1600 in Rome door de rooms-katholieke kerk op de brandstapel gebracht. Zijn boeken wijken op teveel terreinen af van de officiële leer. Ze worden dan ook door Rome op de ‘Lijst van verboden boeken’ (de ‘index’) gezet. Ruim tien jaar geleden bood de Kerk excuses aan voor de moord op Bruno. Rehabilitatie volgt echter niet; zijn leer blijft ketters.

 

Ketterse ideeën

Als Bruno dertien is gaat hij naar de kloosterschool van de Dominicanen. Deze orde heeft – onder meer vanwege steun aan de Inquisitie – faam verworven die misschien nog het beste kan worden weergegeven door de middeleeuwse woordspeling Domini canes; ‘de honden van de Heer’. Later treedt Bruno uit de Orde en verblijft enige tijd bij de Calvinisten in Genève, maar ook deze verstoten hem wegens ketterij. In 1572 word Bruno gewijd tot priester.  

 

Afbeelding: Standbeeld Bruno in Rome

 

Als pantheïst met een wetenschappelijke interesse meent Bruno dat alle materie bezield is, van het kleinste plantje tot de hele kosmos. Hierbij neemt hij een min of meer materialistische houding aan; de geest zit ín de materie en ín de natuur (zie voor deze positie ook mensen als Spinoza en Hegel). God en natuur zijn dus niet te scheiden van elkaar. Volgens Bruno is de zon niet meer of minder dan een ster en zijn sterren op hun beurt gewoon zonnen. Anders dan de Kerk meent Bruno dat het heelal oneindig is en er niet nog een extra oneindig principe – namelijk god – naast het heelal bestaat. God staat niet naast, maar ín de wereld. In een persoonlijke god gelooft hij niet, en al evenmin in de lichamelijke verschijning van zijn zoon Jezus op aarde. Bruno verdedigt zijn positie met de bewering dat zijn ‘wetenschappelijke’ aanpak niet in strijd is met de bijbel.

 

Maar zijn ideeën gaan veel te ver voor de toen al niet meer almachtige Moederkerk, die geteisterd wordt door reformatie, humanisme, wetenschap en ketterij. De Inquisitie voert een terreurbewind om te redden wat er te redden valt. In reactie op het horen van de doodstraf, zei Bruno dan ook:

 

Misschien spreken jullie, mijn rechters, dit vonnis met meer angst uit dan waarmee ik het onderga.”

Wat precies de doorslag heeft gegeven in zijn veroordeling is niet helemaal duidelijk. Vermoedelijk is de optelsom van zijn ideeën voldoende bedreigend voor de officiële leer. Hoeveel mensen tijdens de Inquisitie zijn vermoord is onbekend, maar hun aantal loopt waarschijnlijk in de miljoenen. Op 17 februari 1600 wordt Bruno op de brandstapel gezet. Een ijzeren pen door zijn mond en tong brengt hem tot zwijgen.  

 

Afbeelding: Verfilming leven Bruno (1973)

 

Niet vergeten

Helemaal vergeten is Bruno niet. In Berlijn onthult de Giordano Bruno Stiftung in 2008 – samen met andere humanistische en vrijdenkersorganisaties – een monument voor de denker. Jaren daarvoor al werd in Helmstedt een gedenksteen voor hem geplaatst en op de maan is een krater naar hem vernoemd. Het meest bekend is zijn standbeeld in Rome. In 1889 wordt het op de plaats van de moord (het plein Campo de Fiori, Plein der bloemen) opgericht. Bruno staat met zijn gezicht gericht naar het Vaticaan. Dit wordt de initiatiefnemers niet in dank afgenomen en de paus tekent protest aan.

 

De gedenktekens van de Inquisitie manen ons waakzaam te blijven tegen geloofsterreur, zodat Bruno’s standvastigheid en brandoffer (in het Grieks holocaust) niet voor niets zijn geweest. Want hoewel de rooms-katholieke kerk in het jaar 2000 min of meer verontschuldigingen aanbiedt voor de moord op Bruno, wordt hij niet gerehabiliteerd. Zijn opvattingen blijven immers in strijd met de Rooms Katholieke Leer. Waarvan acte.

 

Copernicus, Over de omwenteling van de hemelse sferen

Terwijl alle geleerden vóór hem de aarde als het vaste middelpunt van het heelal zagen, stelde Copernicus (1473 -1543) dat de zon het middelpunt van het heelal is. Deze Copernicaanse revolutie heeft ons wereldbeeld ingrijpend veranderd. Copernicus’ theorie werd eerst slechts beschouwd als een buitenissig idee. Pas in de 17e eeuw verwerft het aanhang en wordt het door de kerk veroordeeld.

 

Copernocus’ Planisfeer.

 

Sterrenkunde

De Pool Nicolaus Copernicus wijdde zich aan het einde van zijn leven als kanunnik aan de studie van de antieke sterrenkundigen. Zijn hoofdwerk, De revolutionibus orbium coelestium, Over de omwentelingen van de hemelse sferen verscheen in 1543, het jaar van zijn dood. Terwijl alle geleerden tot dan toe de aarde als het vaste middelpunt van het heelal hadden gezien waar zon, maan, sterren en planeten omheen draaien, het zogenaamde geocentrische model, stelde Copernicus dat de zon het middelpunt van het heelal is. De aarde en planeten bewegen om de zon. Alleen de maan draait om de aarde. Bovendien wordt de afwisseling van dag en nacht niet veroorzaakt door de omwenteling van de hemel, maar van de aarde zelf. Dit wordt het heliocentrische model genoemd, naar het Griekse woord helios, zon.

 

Schoonheid en wiskundige harmonie

Copernicus motieven voor deze, achteraf gerechtvaardigde, innovatie zijn niet helemaal duidelijk. Dat de aarde om de zon beweegt was immers in strijd met het gezond verstand en de onmiddellijke waarneming. Zij trad bovendien alle dan geaccepteerde natuurkundige beginselen met voeten. Veel praktisch voordeel had het nieuwe model ook niet. Het tot dan toe geaccepteerde sterrenkundige systeem van Ptolemaios voorspelde de bewegingen van de hemellichamen heel goed en het systeem van Copernicus bracht daarin vooralsnog geen verbetering. 

 

De reden om toch aan zijn heliocentrische model de voorkeur te geven lijkt vooral esthetisch van aard: het is mooier. Het model zit logischer in elkaar dan dat van Ptolemaios en bezit een zekere wiskundige harmonie. Copernicus gaat er van uit dat de werkelijkheid gehoorzaamt aan zulke esthetisch-wiskundige maatstaven.

De aanvankelijke reacties op Copernicus’ nieuwe model.

 

Als werk van technische sterrenkunde kende Copernicus’ boek zijn weerga niet en het werd dan ook alom bewonderd. De verbeterde sterrenkundige tabellen werden snel algemeen gebruikt. Maar zijn ideeën over de bouw van het heelal werden door de meeste geleerden aanvankelijk genegeerd. Galileo Galilei was één van de weinigen die Copernicus’ ideeën volmondig verdedigden. Er bestond in de tijd van Copernicus een scheidslijn tussen het technische berekenen en voorspellen van de stand van sterren en planeten enerzijds, en een filosofische en natuurkundige visie op het echte heelal anderzijds. Het model van Copernicus wordt als technisch-wiskundig instrument geaccepteerd, maar de filosofisch-natuurkundige kant is veel problematischer. Het is immers in strijd met de leer van de Rooms-katholieke kerk en de klassieke opvattingen. De uitgever van het werk gaf voor de zekerheid in het voorwoord aan dat het om een wiskundige verhandeling ging, níet om een beschrijving van de realiteit.

 

Late kerkelijke veroordeling

Hoewel al vroeg werd opgemerkt dat het stelsel van Copernicus in strijd is met het wereldbeeld van de bijbel, werd zijn systeem eerst gezien als een buitenissige sterrenkundige theorie. Theologen maken zich er niet echt druk om. Pas in de zeventiende eeuw werd zijn stelsel een boegbeeld voor een nieuwe natuurkunde. Deze nieuwe natuurkunde negeerde de traditionele ondergeschiktheid van de natuurkunde aan het leergezag van de theologen. Toen pas kwamen er kerkelijke veroordelingen.

 

Populair misverstand

In populair-filosofische verhandelingen wordt nog wel eens beweerd dat de reden voor het verzet tegen het Copernicaanse stelsel was gelegen in het feit dat Copernicus de mens uit zijn centrale positie in het heelal had verwijderd. Dit echter is een later verzinsel en onjuist. Geen enkele veroordeling van het Copernicaanse stelsel geeft dit aan als reden.

 

De middeleeuwse mens zag de wereld niet in termen van centrum en periferie, maar eerder in termen van hoog-laag. De hemel was het hoogste en ook edelste, letterlijk meest verheven deel van de wereld. De aarde bevond zich in deze visie in de laagste, minst aanzienlijke plaats in het heelal, afgezien van de hel, die zich in het middelpunt van de aarde bevond. Copernicus maakte de aarde tot een hemellichaam en plaatste de mens dus in de hemel, juist een veel aanzienlijker plaats.

 

De problemen ontstonden toen de nieuwe zeventiende-eeuwse natuurfilosofische theorieën, die mede op het werk van Copernicus gebaseerd waren, als bedreigend werden gezien. De veroordelingen van het Copernicaanse stelsel hadden te maken met het feit dat in de Bijbel duidelijk sprake is van een geocentrisch wereldbeeld. In de nieuwe theorieën was minder ruimte voor wonderen en direct goddelijk ingrijpen. De nieuwe natuurfilosofie stelt bovendien de filosofie niet langer ondergeschikt aan de theologie. De problemen van de kerk hadden hier mee te maken, en niet met het feit dat de mens uit zijn centrale positie in het heelal wordt gestoten.

Desiderius Erasmus, Lof der Zotheid

Zijn leven lang heeft Erasmus (1466-1536) geprobeerd humanisme en christendom tot een synthese te brengen. Genadeloos en satirisch vocht hij misstanden in de kerk aan. In de Lof der zotheid roept hij door de mond van Moria – de godin van de Zotheid – om kerkelijke hervorming en herbronning. Daarmee maakte hij de weg vrij voor de reformatie. Erasmus’ werk en persoonlijkheid zijn gematigd, vredelievend en niet-dogmatisch religieus.

 

Open blik en gezond verstand

Op zijn terugtocht te paard over de Alpen in de zomer van 1509, denkt Erasmus aan wat hij in het Italië van de Renaissance, in het bijzonder in Rome, heeft gezien en beleefd. Het verheugt hem dat hij zijn goede vriend en medestander Thomas More in Londen zal ontmoeten. Al mijmerend komt hij op de idee om Moria, de godin der Zotheid, op te voeren. Hij stelt zich voor dat ze haar kijk op de wereld en het mensdom, op rijkdom en macht, op kerk en staat, in alle vrijheid en openhartig uit. 

Eigenlijk schreef Erasmus het werk, dat nergens een vervelende lange preek wordt, bij wijze van amusement. Maar waar hij het voorlas, kende het telkens een groot succes. In 1511 werd het gedrukt in Parijs en nog tijdens zijn leven beleefde het 45 herdrukken. In heel Europa is het één van de meest gelezen en bewonderde werken geworden, die generaties aan het denken heeft gezet en hen leerde met open blik en gezond verstand de wereld te bekijken.

 

Steeds is Moria, ook wel vrouwe Stultitia, de Zotheid, genoemd, aan het woord. Zij spreekt superieur, gereserveerd, sober en soms ook brutaal. Voortdurend schakelt ze over van de meest dwaze gedachten en voorbeelden naar het meest ernstige. Twee thema’s doorkruisen elkaar: de heilzame dwaasheid die de ware wijsheid in zich draagt en de verwaande wijsheid die louter dwaasheid is. Aldus tekent Erasmus een onvergetelijk portret van de mensheid via een lofrede van de Zotheid op zichzelf. De Zotheid steekt in haar toespraak voortdurend de draak met vorsten en hovelingen, eenvoudige mensen en bijgelovigen, maar vooral met kardinalen en bisschoppen, met religieuzen en monniken, met filosofen en theologen. Zij noemt hen onverdraagzame, zelfingenomen muggenzifters en woordpronkers. Op de achtergrond roept de auteur van deze satire om kerkelijke hervorming en herbronning.

 

Renaissance en Reformatie

Het werk ontstond tegen de achtergrond van een herleving van de klassieke humanistische visies op de mens uit de Oudheid. Maar ook speelde de interne strijd tegen een zich superieur wanend katholicisme een rol. Velen zochten naar een volkse invulling van het christendom en naar een vorm van emancipatie en vrijheid los van allerlei machten en dogma’s. 

Velen beschouwen de Lof der Zotheid als een baken dat de weg hielp vrij te maken voor de Reformatie aan het begin van de 16e eeuw. De Reformatie, oorspronkelijk bedoeld om de katholieke kerk van binnenuit te hervormen, kreeg in de eerste helft van de 16e eeuw een gezicht in Noord-West Europa met leiders als Maarten Luther, Huldrych Zwingli en Johannes Calvijn. Eigenlijk was zij al in de Middeleeuwen ontstaan als protest tegen allerlei misstanden, zoals aflaten, geldzucht, machtswellust en vleierij. Deze worden ook in de Lof der Zotheid door vrouwe Stultitia met sarcasme en humor aan de kaak gesteld.

 

Afbeelding: door Hans Holbein de Jonge in de editie van Lof der Zotheid van 1515.

 

Humanitas

In talloze passages zet Erasmus zich af tegen uiterlijke geloofstekens. Alle mogelijke vormen van uitwendige geloofsbeleving moeten het ontgelden: heiligen-, relieken- en beeldenverering, bedevaarten en opzichtig bidden. In zijn ogen zijn het volslagen onnodige tekens van devotie. Toch wil hij niemand dit soort dingen ontzeggen. Als iemand meent ze nodig te hebben, dan moet dat kunnen. Door de mond van vrouw Stultitia spreekt hij als humanist, voorstander van de vrije wil en van tolerantie. Eigenlijk verzet hij zich tegen de schijnheiligheid van het christelijke Europa en pleit voor zuiverheid, waarheidszin en echte vriendschap. De ware ingrediënten van de humanitas zijn bij Erasmus geleerdheid, hoffelijkheid, vriendelijkheid, goede omgangsvormen, de kunst van het gesprek en tolerantie. 

 

Erasmus toont zich een medestander van de hervorming en pleit voor een terugkeer naar de basiswaarden van het christendom. Net als Luther wil Erasmus een zuivere godsdienst, vrij van scholastiek en bijgeloof. Anders dan Luther is hij echter geen revolutionair. Hij wil de vele misbruiken in de kerk via geleidelijkheid en gematigdheid uitbannen en de godsdienst zuiveren, zonder echter de eenheid van de Roomse kerk te breken. De predestinatieleer, die de vrije wil aan banden legt en tot ontwikkeling kwam in het protestantisme en de gereformeerde kerk, wijst de humanist Erasmus totaal af.

 

Tolerantie

De tolerante Erasmiaanse gezindheid die blijkt uit de Lof der Zotheid, is diep doorgedrongen in het openbare leven van de Nederlanden. De humanistische en vredelievende leer werkt na hem door in politieke figuren als Willem van Oranje, diens assistent Filips van Marnix van Sint-Aldegonde en Johan de Witt, bij 17e eeuwse literatoren als Joost van den Vondel en P.C

. Hooft en geleerden als Dirck Volkertsz. CoornhertHugo de GrootChristiaan Huygens en Baruch de Spinoza.

Michelangelo, De Schepping van Adam

Michelangelo’s De Creazione di Adamo (De schepping van Adam) werd in 1511 voltooid en is een centrale compositie op het plafond van de Sixtijnse Kapel. Zijn tijdgenoten zagen in dit schilderwerk al de verbeelding van de menselijke waardigheid zoals die door Pico della Mirandola werd beschreven.  

 

 

Wat we voor ons zien is letterlijk de schepping van Adam. Maar figuurlijk zien we het eeuwige vloeien van het goddelijke in de mens en het eeuwige streven van de mens naar het goddelijke. Dit idee was het fundament van de humanistische herwaardering van mens en aarde die in de Renaissance plaatsvond. Zonder deze herwaardering had het moderne tijdperk niet zijn vleugels kunnen spreiden.

 

Michelangelo en Rafaël; De schepping van Adam en De School van Athene

We kunnen dit werk van Michelangelo vergelijken met een ander schilderij, waarin ook de verhouding tussen het boven (het transcendente) en het beneden (het aardse) wordt uitgedrukt: Rafaël Sanzio met De School van Athene.

 

Als we de composities van Michelangelo en Rafaël naast elkaar plaatsen, lijken de vinger van Plato en de gestrekte arm van Aristoteles in De School van Athene, een verwijzing naar de vinger van God en de gestrekte arm van Adam in De Schepping van Adam. De vinger van Plato wijst in de hoogte. Wat we in de hoogte aantreffen is een vinger die naar mens en natuur verwijst. De gestrekte arm van Aristoteles verwijst naar het goddelijke op aarde. 

 

Deze dialoog tussen Plato en Aristoteles lijkt bij Rafaël een eeuwig circuleren te representeren: van de hemel (het transcendente) in de wereld (het immanente) en van de wereld terug naar de hemel. Bij Michelangelo is de schepping van Adam – het Genesisverhaal – daarentegen een eenmalige gebeurtenis. Van een heen en weer circuleren van transcendentie en immanentie lijkt in eerste instantie geen sprake.

 

Adam en God

Maar deze interpretatie zou een onderschatting zijn van de invloed van het Neoplatoonse denken van de Renaissancehumanisten op het wereldbeeld van Michelangelo. Adam en de Schepper lijken op elkaar. Er is een compositiegelijkenis en die gelijkenis is te groot om hierin geen spiegeling te herkennen.

 

Via de gestrekte armen van de figuren vloeit het goddelijke in het menselijke en het menselijke in het goddelijke. Mens en aarde worden gevuld met een goddelijke vonk en de mens is in staat het goddelijke te benaderen. De eenmaligheid van deze scène wordt zo een oerscène die de relatie tussen mens en God verbeeldt. Het schilderwerk laat dus toch eerder een cirkel zien, dan een eenmalige schepping. Letterlijk gesproken, zien we de schepping van Adam, maar figuurlijk zien we hier het eeuwige vloeien van het goddelijke in de mens en het eeuwige streven van de mens naar God.

 

Dit idee was het fundament van de humanistische herwaardering van mens en aarde die in de Renaissance plaatsvond. De monumentaliteit van de atletische figuren van de compositie ondersteunt het idee dat hier geen eenmalige act wordt weergegeven, maar een steeds terugkerende beweging. De metafysische positie waarin de schepper zich bevindt, is weliswaar de hemel, maar die wordt niet verticaal voorgesteld. Hij bevindt zich op dezelfde horizontale lijn als de wereld van de mens.

 

Terwijl Rafaël twee lijnen nodig had, een verticale vertrekkend vanuit de vinger van Plato en een horizontale vetrekkend vanuit de arm van Aristoteles, trekt Michelangelo slechts één rechte lijn om zowel verticaliteit als horizontaliteit uit te beelden.

 

Geen engelen maar mensen

De vinger van Plato verwijst naar een onzichtbare wereld. Adam daarentegen verwijst met zijn gestrekte arm naar een transcendente wereld (God) die dichtbevolkt is. In plaats van de Cherubijnse en Serafijnse engelen die volgens het Bijbelse woord de hemelen bevolken, zien we hier mensen. Het zijn figuren die de transcendentie tot dat maken wat de wereld zal worden, namelijk het woonoord van een collectiviteit, van een gemeenschap. In deze spiegelt zich de toekomstige mensheid die op het moment van de schepping nog geen realiteit heeft.

 

De vrouwelijke figuur onder de arm van de schepper bijvoorbeeld, lijkt zowel een engel te zijn als de toekomstige Eva. Voordat de mensheid een actueel, aards bestaan kreeg, was ze al aanwezig in het bovennatuurlijke. En de mantel waarin de hemelse figuren gewikkeld zijn, lijkt sterk op de circulaire vorm van een baarmoeder. De horizontale lijn tussen Adam en God krijgt zo de vorm van een eeuwige wervelbeweging.

 

De dynamiek van deze wervelstorm is niet te vergelijken met de rust die het beeld van Adam uitstraalt. Niet dat Adam passief is, maar zijn activiteit wordt gekenmerkt door een traagheid die een moeilijkheid representeert. De moeilijkheid die de mensheid ondervindt om boven zichzelf uit te stijgen. Wanneer de goddelijke vonk eenmaal een kracht van de mensheid is geworden, is het streven naar transcendentie een niet makkelijk op gang te brengen beweging.

 

Loopt er in De school van Athene van Rafaël een directe lijn van de hand van Aristoteles naar de opgeheven vinger van Plato wat wijst op het in elkaar vloeien van het aardse in het bovenaardse zo zien we bij Michelangelo dit streven van het immanente naar het transcendente gepaard gaan met een moment van ‘moeite’. De mens zelf moet de juiste richting geven aan de goddelijke vonk die hem is gegeven. Dit is het sterke humanistische aspect van dit schilderwerk: de mens moet door toedoen van zijn eigen inspanning een weg vinden om zichzelf te overstijgen.

Pico della Mirandola, Oratie over de menselijke waardigheid

Giovanni Pico della Mirandola (1463 – 1494) is de auteur van één van de belangrijke traktaten uit de Renaissance: Oratio de Hominis Dignitate ofwel: Oratie over de menselijke waardigheid. Vanuit een diepgelovig perspectief, introduceert hij de mens als een zich vrij vormend wezen. Zijn Oratie wordt als één van de belangrijkste fundamenten van het humanisme beschouwd.

Pico wordt geboren in een adellijke familie in het Italiaanse stadje Mirandola. Al op jonge leeftijd – 14 jaar – gaat hij kerkelijk recht studeren. Omdat dit hem niet bevredigt, breidt hij zijn studies uit met theologie en filosofie. Ook leert hij Grieks, Latijn, Hebreews, Arabisch en Syrisch. Hij studeert aan meerdere universiteiten in Italie en Frankrijk. Zijn doel is het verenigen van alle dan beschikbare kennis in één grote waarheid. Hoewel Pico vanaf de 19e eeuw bekendheid geniet als humanist en bepleiter van de menselijke vrijheid, is het goed om te beseffen dat Pico vooral een mystiek denker was. Het uiteindelijk doel van de mens is de eenheid met God.

 

The Childhood of Pico della Mirandola door Paul Delaroche in Musee des Beaux-Arts (Nantes, France)(1842)

 

Pico is een leerling van een andere grote Renaissance-denker: Marsilio Ficino. Ficino had de werken van Plato in het Latijn vertaald en wilde een diep religieus besef met het Platonisme verenigen (Neoplatonisme). Voor Neoplatonisten kan het goddelijke ook hier op aarde en vooral in de menselijke ziel gevonden worden. Neoplatonisten gaan ervan uit dat God zijn uitstraling op de wereld heeft. Pico vertolkt dit inzicht door vooral de uitstraling op de mens te benadrukken. Neoplatonisten hebben in de beginfase van de humanistische filosofie van de Renaissance grote invloed uitgeoefend op latere denkers.

 

Pico is pas 24 jaar als hij op basis van zijn studies 900 thesen schrijft; de Conclusiones. Het is een combinatie van klassieke, christelijke, joodse en islamitische bronnen, inclusief mystieke en kabbalistische wijsheden. In Rome wil hij een grote conferentie organiseren en zijn thesen met de christelijke geleerden van zijn tijd bespreken. Op weg naar Rome lijkt het hem verstandig om zijn Conclusiones vooraf te laten gaan door een korte rede, de nu zo beroemde Oratio. Maar intussen zijn zijn thesen al in druk en verspreiden zich in Rome, waar ze door Paus Innocentius VIII als ketters worden beschouwd. Pico schrijft nog een Apologie, maar het mag niet baten. Het grote publieke debat waar hij op hoopte gaat niet door, zijn geschriften worden door de Paus verboden en hij wordt korte tijd gevangen gezet.

 

De Oratio

In de Oratio geeft Pico weer dat God een dilemma had. Hij had de hele wereld geschapen en alle wezens een eigen plek gegeven. God wilde nog een wezen creëren dat al het schoons kon aanschouwen maar er was geen ruimte meer.  

“Want alle plaatsen waren vol, ze waren alle uitgedeeld aan de hoogste, de middelste en de laagste rangen.”

“Het bovenhemelse gebied had hij met Geesten (of Ideeën) getooid; met eeuwige zielen de etherische sferen verlevendigd; de delen der benedenwereld vol uitwerpselen, droesem en bezinksel had hij met een menigte dieren van allerlei soort bevolkt. Toen de Schepper dit alles echter voltooid had, wenste Hij dat er iemand was die de structuur van zo’n geweldig werk kon overwegen, de schoonheid ervan kon beminnen en de grootheid bewonderen.”

 

“En tenslotte besloot de algoede Schepper dat degeen aan wie Hij niets aparts, niets eigens geven kon, beschikken zou over het totaal van wat afzonderlijk aan ieder schepsel was geschonken.”

Dat werd de mens. God geeft Adam dan ook de vrijheid om zichzelf te bepalen:

“Wij hebben u, o Adam, geen bepaalde woonplaats, geen eigen aangezicht, geen enkele speciale taak gegeven, opdat u die woonplaats, dat aangezicht en die taak die u verkiest, verwerven en bezitten zult naar uw eigen wil en wens. Voor alle andere wezens is de natuur vastomlijnd en binnen de door ons voorgeschreven wetten beperkt. U zult die voor uzelf bepalen, door geen grenzen belemmerd, naar eigen vrije wil, waaraan ik u heb toevertrouwd.”

 

Pico meent dat deze vrijheid gebruikt moet worden om het hoogste te bereiken.

“Laat in ons hart een heilige eerzucht dringen, zodat we, niet met het middelmatige tevreden, naar het hoogste haken en er met alle kracht naar streven dat te bereiken; want dat kunnen we, wanneer we willen […] Dan zal Dionysos in zijn mysteriën […] ons, terwijl we filosoferen het onzichtbare van God tonen en ons dronken maken met de overvloedige rijkdom van Zijn woning.”  

 

De persoon is heilig

Zeer belangrijk is dat met de ‘sacralisering (heilig maken) van de persoon’ ook de menselijke cultuur in het licht van een goddelijke betekenis komt te staan. De producten van het menselijke handelen – vooral producten die de geest en vrijheid van de mens tot uitdrukking brengen – worden in deze beweging meegenomen. Zo komt het dat bij Pico filosofische en theologische reflecties de hoogste uitdrukking van menselijke waardigheid zijn. Vandaar ook de bestudering van de culturele verscheidenheid die de mens heeft geproduceerd. Pico della Mirandola kan worden gezien als één van de grondleggers van de menswetenschappen. Een paar eeuwen later zal Giambattista Vico in zijn Scienza Nuova de menswetenschappen een systematische vorm geven, maar bij Pico wordt een eerste stap gezet.

 

Openheid

 De bewondering van Pico voor de menselijke cultuur is van enorme betekenis voor de openheid van het humanistische denken van de Renaissance ten aanzien van vreemde culturen. De mens is volgens Pico niet gedetermineerd en het product van zijn denken is een bewijs voor zijn vrijheid. Maar achter de uitingen van die vrijheid gaat een eeuwige waarheid schuil. Het idee van tolerantie en ruimdenkendheid dat we later bij Erasmus geformuleerd vinden, is hier op terug te voeren. 

 

Het leven van Pico is een voorbeeld van deze intellectuele openheid en interesse in culturele schatten. In de talloze werken die hij bestudeerde zocht Pico een verborgen waarheid, een glimp van een vergeten wijsheid, die eens de hele mensheid zou hebben toebehoord. De dialoog met vreemde tradities is de belangrijkste manier waarop de mens zijn eigen waardigheid en de waardigheid van anderen tot uitdrukking kan brengen.

 

Deze openheid voor de wijsheid die de culturele uitingen van vergane volken herbergen, belette Pico niet zijn hele leven in het teken te zetten van het christendom. Hij was ervan overtuigd dat alle wijsheden uit vreemde culturen uiteindelijk licht brachten op het christendom en de waarheid ervan ondersteunde. Waarschijnlijk is zijn vroege dood (31 jaar) het gevolg van zijn politieke steun aan de theocratische denkbeelden van Girolamo Savanarola. Hij stierf aan een hoge koorts die wellicht het gevolg was van een vergiftiging. Zijn denken brengt de grondstructuur tot uitdrukking van het confessioneel humanisme. Hier staan de mens en de producten van zijn vrijheid centraal. Maar juist in die waardigheid, vrijheid en openheid, herkent de confessionele humanist het sacrale aspect van de persoon.

Petrarca

Francesco Petrarca wordt vaak de vader van het humanisme genoemd. Hij is een van de eerste, zo niet dé eerste, Renaissancehumanist. Petrarca wil terugkeren naar de schoonheid en lichtheid van de Grieks-Romeinse cultuur. De ons zo bekende uitdrukking ‘donkere Middeleeuwen’ is van hem afkomstig. Hij schrijft over de liefde, de natuur en het lichaam, over persoonlijke ervaring, emoties en zelfovertreffing.

 

Laura e Petrarca, miniatuur uit Canzonieri (14e á 15e eeuw)

 

Cicero en reizen

Francesco Petrarca wordt geboren in Carpentras in Zuid- Frankrijk als zoon van een topambtenaar van de paus in Avignon. Er zijn in die tijd twee, soms drie pauzen tegelijk. Hij wordt opgeleid tot jurist maar is veel meer geïnteresseerd in literatuur. Al jong boeien hem de geschriften uit de klassieke Oudheid: Livius, Horatius,Lucretius, Augustinus, Plato, Homerus en bovenal Cicero die de ethiek terugbracht in het openbare leven. Elke senator of consul die met steekpenningen aan de macht was gekomen, werd door Cicero genadeloos neergesabeld. 
Ook andere uitspraken van Cicero smaken Petrarca als honing in de mond.

 

‘Laat de wapens wijken voor de toga, de lauwerkrans voor de lof’ (De officiis I, 22.77). Of: ‘De zenuw van de oorlog, geld’ (Philippica 5.2.5). En het voor humanisten zo bekende: ‘Onze gedachten zijn vrij’ (Pro Milone, 29.79).

 

Hij reist bijna continu – in Italië, zijn lievelingsland, Frankrijk, Duitsland en verder – op zoek naar handschriften van de schrijvers uit de Oudheid die via Arabische filosofen in Westerse kloosters terecht gekomen zijn. In Verona ontdekt hij in 1345 de Epistolae familiares (brieven aan familieleden) van Cicero. Voor Petrarca een geweldige vondst. Net als Cicero heeft Petrarca vooral interesse in de vórm van schrijven. Shakespeare zal zich door Petrarca’s poëzie laten beïnvloeden.

 

Voor Petrarca staat individualiteit voorop, gevolgd door klassieke vormgeving. Poëzie schrijft Petrarca doorgaans in het Italiaans, proza in het Latijn vanwege het ordenende karakter van die taal. Burckhardt schrijft in zijn grote Renaissance-studie de ontwikkeling van de persoonlijkheid van Petrarca toe aan diens ballingschap uit Florence.

‘Vooral echter de ballingschap pleegt de mens óf ten gronde te richten óf tot de hoogste ontwikkeling te brengen.’

 

Vita Activa

Bij Petrarca gebeurt dat laatste. Burckhardt roemt Petrarca’s kosmopolitische instelling en vergelijkt hem met Dante (‘Heel de wereld is mijn vaderland’, schreef Dante in De vulgari eloquio, I.6). Tegelijk houdt Petrarca zielsveel van Italië.Voor tijdgenoten is Petrarca de belichaming van de Oudheid. In 1341 wordt hij in Rome gelauwerd met de dichterskroon.

 

‘De lauwerkrans bracht me geen groter geleerdheid of méér literaire kracht..maar vernietigde mijn rust door de eindeloze afgunst die hij opwekte’, aldus Petrarca in een brief aan zijn vriend Boccaccio. Petrarca is een christelijk mens. De Oudheid en het christendom vormden voor hem geen tegenstelling. Dat blijkt uit de briefwisseling tussen hem en zijn jongere broer, Gherardo, een karthuizer monnik. Deze heeft gekozen voor het vita contemplativa – een leven in afzondering, los van de wereld. Francesco vindt zo’n leven absoluut niet verwerpelijk maar kiest zelf voor de vita activa, het maatschappelijke en politieke leven waarin poëzie en een actieve, betrokken houding samengaan. Zijn leven is een combinatie van engagement en reflectie .

 

Muze

Petrarcas belangrijkste werken zijn Africa (poëzie), De viris illustribus (biografieën over illustere mannen), Secretum / de contemptu mundi (geheim / over de wereldverachting, een gesprek met Augustinus over manieren van leven), De vita solitaria (het leven in eenzaamheid) maar vooral zijn grote dichtwerk de Canzonieri (Liedboek). Zijn muze in de Canzonieri is Laura die in werkelijkheid bestaan heeft: Laura de Noves. Hij bezingt haar schoonheid in een schitterend Italiaans en Frans landschap. Haar dood is voor hem een poëtische ramp.

 

Beklimming Mont Ventoux

Petrarca is later vooral beroemd geworden door zijn beklimming van de Mont Ventoux in Zuid-Frankrijk in 1336. Onmiddellijk na de beklimming schreef hij een verslag van de tocht. De berg is 1912 meter hoog. Tot die tijd was men bang om naar de top te gaan. Zo’n gevaarlijke klim is niet nodig en het is bovendien God tarten; op de top springt misschien de duivel rond. Voor de Middeleeuwer was de natuur vooral nuttig. De pure bewondering voor het landschappelijk schoon zoals Petrarca dat omschrijft was relatief nieuw.

Petrarca en zijn broer Gherardo besluiten om de tocht naar te top te ondernemen. Uit nieuwsgierigheid en uit verlangen naar avontuur met als beloning: een panoramische blik over een magnifiek landschap. Hij noteert gedachten over de moeilijke weg naar boven (de zaligheid) en de makkelijke weg naar beneden (de verdoemenis). Ze komen op de top, de hoogste van alle; ‘ (…) naar waarheid de vader van alle omliggende bergen; op zijn kruin is een kleine vlakte en daar zijn wij eindelijk vermoeid aangekomen en hebben ons neergezet. Ik zie om: de wolken lagen onder mijn voeten en thans kwamen mij Athos en Olympus minder ongelooflijk voor (…)’, aldus Petrarca in zijn verslag.

 

Hij geniet van het schitterende uitzicht en slaat dan het boek met de Bekentenissen van Augustinus open, precies op de bladzijde waar Augustinus schrijft dat ‘de menschen heengaan om de hoogten der bergen te bewonderen’ (10e boek). Petrarca slaat dan zijn blik naar binnen en bewondert de ‘adel en de aangeboren heerlijkheid van de ziel’. Want het gaat uiteindelijk niet om het magnifieke landschap, niet om de dankbaarheid tegenover de Schepper maar om de hoogte en diepte van de menselijke ziel, de menselijke persoonlijkheid. De terugtocht tot diep in de nacht viel mee door het heldere maanlicht.