+

Leeswijzer

Historisch opgebouwd via vensters en werken

 

Vensters

De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).

 

Werken

In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.

 

Zoeken

Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina. 

 

Lucretius, De Natuur van de dingen

 

De dichter Lucretius (99 – 55 v. Chr.) heeft omstreden opvattingen over het ontstaan van de wereld en de sterfelijkheid van de ziel. Plato en stoicijnse denkers als Seneca en Marcus Aurelius gaan uit van de onsterfelijkheid van de ziel en het doelgerichte karakter van de schepping. Volgens Lucretius ontstaat de wereld uit een toevallige botsing van atomen. Door zijn schitterende dichtvorm verleidt hij de lezer de natuur te beschouwen voor wat het is, en niet angstig te zijn voor de goden.

 

Het effect van kennis op ons leven

In De natuur der dingen beschrijft Lucretius in dichtvorm de natuur en het ontstaan van een diversiteit van natuurlijke vormen, van de zon en de dieren tot atomen. Hij was in staat om van wetenschappelijk en filosofisch werk iets poëtisch te maken. Ook was hij een meester in het gebruik van beeldspraak, metaforen en analogieën. Het interessante van Lucretius is dat hij allerlei existentiële vragen stelt, die we nu ook nog stellen. Is er leven na de dood, wat is de ziel, waar komen we vandaan? Het gaat hem niet alleen om natuurwetenschappelijke kennis, maar vooral ook om het effect van deze kennis op ons leven. Daarom blijft de dichter actueel, ook al beantwoorden we deze vragen tegenwoordig anders.

Afbeelding: Lucretius, De Rerum Natura, Oxford: Anthony Stephens, 1683

 

 

Wie was Lucretius?

Lucretius is een dichter van wie we eigenlijk heel weinig weten. Er is een mededeling in een brief van een tijdgenoot, de redenaar Cicero, waarin deze hem prijst. Ruim vierhonderd jaar na zijn dood lezen we pas weer iets over het leven van Lucretius. Kerkvader Hiëronymus (ca. 347 – ca. 419 na Chr.) beschrijft dat Lucretius door een liefdesdrank gek werd, zijn gedicht in een periode van waanzin heeft geschreven en vóór de voltooiing zelfmoord pleegde. Hiëronymus was duidelijk geen fan en wil hem met deze anekdote diskwalificeren.

 

Waarover gaat het leerdicht?

Het leerdicht beslaat in totaal zes boeken. Boek één behandelt het Epicuristische wereldbeeld, waaronder het atomisme. In boek twee gaat Lucretius hierop door, zodat boeken een en twee samen de atomaire materie onderzoeken. 

In boeken drie en vier komt de mens naar voren. Boek drie gaat in op de sterfelijkheid van materie, en dus ook van de menselijke ziel en het menselijk lichaam. Een belangrijke Epicurische levensles wordt naar voren gebracht: met de dood hebben we eigenlijk niets te maken, hij doet ons niets. Boek vier is meer biologisch en psychologisch van aard. Het behandelt de zintuigen en verlangens, waaronder seksuele verlangens en liefde.

 

Boeken vijf en zes hebben de kosmos en opnieuw eindigheid als thema. Boek vijf gaat over ontwikkelingsprocessen, zowel die van het menselijk leven (met deels vroege evolutionaire ideeën) als die van samenlevingen. Het laatste, nooit helemaal afgeronde, boek gaat over meteorologie en geologie, met name over de krachtige en oncontroleerbare kant van de natuur, zoals vulkanen, stormen en bliksem.

 

Controversieel denker

De Romeinse staatsinrichting had een religieuze grondslag. Met foute beslissingen en daden, haalde je je de toorn van de goden op de hals. Lucretius, die zich op Epicurus baseerde, denkt daar anders over en beweert dat de goden zich niet met de mensen bemoeien. Lucretius is geen atheïst maar plaatste de goden fysiek buiten de menselijke wereld. 
Ook christenen hadden niets op met Lucretius. Een van de eerste christelijke schrijvers, Lactantius, komt rond 300 met een grote aanval op Lucretius en diens leermeester Epicurus. Deze controverse zou doorwerken tot in de 20e eeuw. Je ziet dat ook in de vertalingen die in latere eeuwen van Lucretius zijn gemaakt. Deze beginnen altijd met een toelichting van de vertaler die beweert dat het hem niet om de inhoud, maar om de mooie taal gaat waarin het gedicht is geschreven. De vertaler en uitgever wilden hiermee een bewijs van goed christelijk gedrag afgeven. Toch heeft Lucretius altijd aanhangers gehad. De beroemde Nederlandse dichter en toneelschrijver Joost van den Vondel (1578 – 1679) noemde die aanhangers ooit ‘ongodisten’.

 

Nieuwlichterij en evolutie

In de 17e en 18e eeuw veranderden in Europa de ideeën over de mens en de natuur. Aan het eind van de 18e eeuw werd het leerdicht van Lucretius heel geliefd in Europa en dan met name die onderdelen eruit die over de oorsprong van de wereld en de mens gaan. Er werd toen druk over de evolutie en het ontstaan van de soorten gespeculeerd. Lucretius ontkende in zijn geschiedenis van de mensheid (tweede helft boek 5) iedere vorm van wat wij tegenwoordig intelligent design noemen. 

 

De oppositie tegen de nieuwlichterij is goed te begrijpen als je beseft dat de natuurfilosofie van zowel Epicurus als van Lucretius verder reikten dan pure natuurwetenschap. Hun filosofie stond in dienst van de ethiek, de opbouw van de staat en de plaats van de godsdienst. Het ging hen niet om pure kennis maar om levenswijsheid en levensfilosofie.

 

De natuurfilosofie van beiden was er op gericht om de angsten van mensen weg te nemen en uiteindelijk evenwichtigheid en rust te realiseren. Er zijn geen goden die ingrijpen en straffen en dus ook geen goden om bang voor te zijn. Hoe oriënteer je je in de wereld en je eigen leven, als je bedenkt dat de natuur uit atomen bestaat? Lucretius wijst de mens erop dat hij gelukkiger wordt als hij zich niet laat leiden door angsten en onzinnige verlangens, zoals naar roem, status, geld en politieke macht. Dan zal hij niet bang zijn voor de dood en zich niet in de luren laat leggen door doctrines, maar leren omgaan met de eindigheid van materie, én van zichzelf. De natuur is voortdurend in verandering en in die zin zowel machtig als onbegrijpelijk. Dat kan tot pessimisme stemmen, maar hij toont dat het óók tot verwondering stemt en een bron van geluk kan zijn. Maar christenen zagen scherp in dat de epicuristische ideeën over de oorsprong van de mens en de ontwikkeling van de wereld de fundamenten van hun christelijke moraal zouden ondermijnen en daarmee hun invloed.

 

Deze tekst is een bewerking van een interview met Piet Schrijvers voor Darwin Magazine (februari 2009).

Epicurus, Brief over het geluk

De oud-Griekse filosoof Epicurus (341 – 270 v. Chr.) zou hebben gepleit voor een ongebreideld najagen van aards genot. Dit is echter een karikaturale vertekening. Want wie zijn Brief over het geluk leest, ziet dat Epicurus pleitte voor soberheid, zelfredzaamheid, rechtvaardigheid en vriendschap. En dat zonder te leunen op een kosmos met een hoger doel en goden die zich met de loop van het menselijk leven bemoeien.

 

 

Brief over het geluk

De Brief aan Menoikeus- bijgenaamd Brief over het geluk- verraadt meteen de diepste overtuiging van de auteur: het menselijk bestaan draait slechts om geluk. En hoe word je gelukkig? Epicurus doet een beroep op de alledaagse ervaring. Hij vindt daarin even mooi als eenvoudig een aanknopingspunt: wie erin slaagt zijn natuurlijke behoeften te bevredigen en verre blijft van pijn en ongemak, is een gelukkig mens. Maar dit impliceert niet dat je blind je onderbuik moet volgen! Zie hoe Epicurus zijn hoofd er wel degelijk bij houdt in de volgende passage: 

‘(Het betekent) echter nog niet dat wij iedere lust verkiezen. Integendeel, we laten er soms vele aan ons voorbijgaan wanneer deze een groter ongemak voor ons tot gevolg hebben. En in vele gevallen beschouwen wij pijn als verkieslijk boven lustgevoelens, en wel als we een grotere lust krijgen door geruime tijd gevoelens van pijn te verdragen. Iedere lust, kortom, is doordat deze van nature bij ons past, goed, maar niet iedere lust is verkieslijk, zoals van nature ook iedere pijn een kwaad is, terwijl toch niet iedere pijn altijd vermeden dient te worden.’

Dus: niet teveel drinken! De kater van morgen is het niet waard. En honger jezelf liever een beetje uit dan dat je toegeeft aan je lekkere trek. Een fit gevoel  zonder overgewicht zal je beloning zijn.

De karikaturale vertekening van Epicurus als ongebreideld genotzoeker is vast danken aan de overlevering van degenen die zich ergerden aan de ongebruikelijke handel en wandel in Epicurus’ school (vrouwen en slaven mochten ook meedoen), zijn (vermeende) dogmatiek en de persoonsverheerlijking na zijn dood. Vermoedelijk heeft de onchristelijke oriëntatie van Epicurus, een getrouwe overlevering ook in de weg gestaan.

 

Pijn versus genot

 

De afwegen tussen pijn en genot is een hoogst rationele bezigheid en vereist de nodige lichamelijke en mentale training. Verstandigheid is dan ook de belangrijkste deugd in het Epicurische leven.

‘Het gelukkige leven wordt niet tot stand gebracht door drinkgelagen (…), noch door het genieten van jongens en vrouwen (…), maar door nuchter denken, dat enerzijds de gronden onderzoekt van elk kiezen en vermijden, en dat anderzijds de ongefundeerde meningen uitbant op grond waarvan de grootste onrust zich van onze geest meester maakt.’

 

Epicurus zegt trouwens nergens dat het gemakkelijk is om gelukkig worden, al zinspeelt hij er wel op in zijn vierdelige remedie (die overigens niet met zoveel woorden in de Brief staat):

God doet ons niets
De dood gaat ons niet aan
Genot is gemakkelijk te verkrijgen
Pijn is goed te verdragen

Bedenk hierbij dat genot inderdaad gemakkelijk te verkrijgen is voor wie met weinig al tevreden is. Maar het is niet zo eenvoudig om dat punt te bereiken. En aan de verdraaglijkheid van pijn valt waarschijnlijk ook het nodige af te dingen, al biedt Epicurus wel steun: ‘compenseer’ je pijn en verdriet met gedachten aan betere tijden. Zo werkt het ook met de dood. Verwerk het verlies van je naasten door terug te denken aan de mooie tijd die je met elkaar hebt gehad. Wees ook voor je eigen dood niet bevreesd, zo redeneert Epicurus verder. Bij het sterven van je lichaam blijft er immers niets achter dat bevreesd kan zijn (Epicurus gelooft niet in een onsterfelijk ziel of een hiernamaals). Meet het leven ook niet af aan de lengte ervan, maar aan de kwaliteit. Hoe waren je vriendschappen? Ben je erin geslaagd om te midden van je zielsverwanten te leven ‘in het verborgene’? (Epicurus had niet veel op met de opwinding in het openbare leven). Heb je steeds de juiste keuzes gemaakt? En vooral ook: in hoeverre is het je door dit alles gelukt om gemoedsrust te vinden? Hij schrijft tot slot aan Menoikeus:

 

Al deze dingen (…) moet je dag en nacht overdenken, zowel bij jezelf als met geestverwanten, en je zult nooit – niet in je dromen en niet bij volle bewustzijn – verstoord raken. Je zult integendeel als een god onder de mensen leven. Een mens die leeft te midden van onsterfelijke goede dingen lijkt immers in niets op een sterfelijk wezen.

Zo paart Epicurus aanstekelijk een pessimistisch en voor niet-gelovigen herkenbaar wereldbeeld (het bestaan is doelloos) aan een optimistisch motto: je hebt je geluk grotendeels zelf in de hand! En die goden? Ze bestaan wel, maar je hoeft je er niets van aan te trekken. Dat was in zijn eigen tijd een nogal afwijkend geluid, dat het ook nu verdient om te worden gehoord. Al was het maar om de grote waardering van het bedachtzame leven, dat bij Epicurus vrijwel moeiteloos uitmondt in een duurzaam en sociaal leven. Hoe kan het ook anders: Epicurus, die ik liever naar het oorspronkelijke Grieks ‘Epikouros‘ wil noemen, betekent ‘hij die hulp brengt’. Nomen est omen.