De Humanistische Canon is een initiatief van het Humanistisch verbond. Wil je ons steunen? Klik dan op onderstaande knop.
Historisch opgebouwd via vensters en werken
De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).
In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.
Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina.
Vreemde landen, interessante volken, een verloren paradijs of El Dorado? Europeanen ‘ontdekken’ in de 15e en 16e eeuw de ‘Nieuwe Wereld’: Noord en Zuid Amerika. Hoe moeten de daar leven mensen worden behandeld? Deze vraag werd mede dankzij de boekdrukkunst, onderwerp van heftig debat. Twee mannen staan tegenover elkaar: Sepúlveda en Las Casas. Ze tonen twee kanten van het historisch humanisme.
Uit Las Casas, De vernietiging van de Indiën
Avontuurlijke verhalen waren (en zijn) in staat om mensen mateloos te boeien. De onstuitbare expansiedrift van de Europeanen, leverde voldoende materiaal. Aan de vraag naar boeken over de Nieuwe Wereld, was nauwelijks te voldoen. Hun verspreiding werd in het begin van de zestiende eeuw versterkt door de boekdrukkunst. Ze verschenen niet alleen in het Spaans maar ook in het Italiaans, Frans, Duits en Nederlands.
‘de totaal andere omgeving van mensen, dieren en planten, de avonturen in het oerwoud en het hooggebergte.’ (Van Bath, in: Indianen en Spanjaarden).
De Nieuwe Wereld was niet alleen een bron van spannende verhalen. Er waren ook vragen naar het waarom en hoe van de Europese aanwezigheid. Veroveraars en missionarissen zagen zich graag beloond met respectievelijk grond en christenzielen. En onmiddellijk volgde de vraag: zijn de Indianen gelijkwaardig aan de Europeanen? Of worden zij platgedrukt door de innige omhelzing van kroon en kerk? Velen lazen of hoorden over de vernedering van de Indios (Indianen, oorspronkelijke bewoners van Amerika, door Colombus Indianen genoemd omdat hij meende in Indië te zijn). Ze raakten hun grond kwijt aan de Spaanse veroveraars en werden gedwongen bekeerd tot het christendom.
Juan Ginés de Sepúlveda (1489 – 1573), humanistisch geleerde, theoloog en vriend van Erasmus werd gesteund door de universiteit van Valladolid. Bartolomé de las Casas (1474 – 1566), eveneens humanistisch Christen, werd gesteund door de universiteit van Salamanca. Beiden vonden het terecht dat paus Alexander VI in 1493 de wereld verdeeld had tussen Portugezen en Spanjaarden. Ten Westen van de Azoren behoorde de grond aan Spanje toe, ten Oosten aan Portugal. Sepúlveda en Las Casas verschilden echter van mening over de legitimatie van het kolonialisme en vooral over de behandeling van de Indianen. Daar begint het debat dat dankzij de boekdrukkunst Europese dimensies aannam.
De dominicaan Bartolomé de las Casas, auteur van het veelgelezen Kort relaas van de vernietiging van de Indiën, wilde de zogenoemde encomienda afschaffen. In dit systeem bekeerde een Spanjaard een aantal Indianen tot het katholicisme en kreeg als beloning een stuk grond waar de Indios zonder loon werkten. De Indianen waren volgens Las Casas normale onderdanen van de Spaanse kroon en dienden menswaardig behandeld te worden. De mijnarbeid in Potosí was zijns inziens het meest navrante voorbeeld van de mensonterende toestand van de Indianen.
‘Werkelijk, ik spreek de waarheid – ik heb het zelf al die tijd met eigen ogen gezien – als ik zeg dat ze voor deze bewoners minder gevoel en respect koesterden dan voor beesten, zelfs minder dan voor de drek en het vuil op straat.(Las Casas, p.47).
Sepúlveda echter, wettigde de aanwezigheid van het Spaanse gezag omdat de Indianen daardoor veel beter af waren dan onder de Azteken of Inca’s met hun afschuwelijke mensenoffers. Hij baseerde zich op Aristoteles en op christelijke bronnen. Sommige mensen, aldus Sepúlveda, waren nu eenmaal geschapen voor onderdanigheid. Bovendien was volgens hem de christelijke moraal de enige weg naar humaniteit.Op korte termijn won Las Casas het debat want in 1542 vaardigde de Spaanse kroon de Nieuwe Wetten uit ter bescherming van de autochtone bevolking.
De exploitatie van de bevolking ging niettemin gewoon door en zo kon de Zwarte Legende ontstaan omtrent de gruwelijkheden die door de Spanjaarden werden bedreven in Amerika. Deze Duistere Geschiedenis ging in korte tijd door heel Europa. In 1578 verscheen de eerste Nederlandse editie van Las Casas’ Spieghel der Spaanse Tirannye.
Dat paste fantastisch bij de bezwaren van de Nederlandse opstandelingen tegen de Spaanse koning Filips. De dramatische beschrijving van de genocide in het Caribisch gebied sprak zeer tot de verbeelding van de anti-imperialisten in Europa. In Lyon, London, Frankfurt en elders kwam de oplage van De vernietiging van de Indiën tot grote hoogte.
In zekere zin was Las Casas een voorganger van Multatuli: het koloniale systeem op zich werd niet afgewezen, wel het grootschalige misbruik ervan. De verspreiding van beide gedrukte aanklachten ging tegen de stroom in maar was desalniettemin invloedrijk.
Het debat leert ons dat humanisten als Sepúlveda niet altijd de zijde van de verdrukten hebben gekozen, integendeel. Maar de boekdrukkunst maakte verspreiding van opvattingen, verhalen in allerlei vorm en kennis omtrent de buiten-Europese wereld toegankelijk. En dat was toch het grote ideaal van humanisten als Erasmus en Montaigne.