De Humanistische Canon is een initiatief van het Humanistisch verbond. Wil je ons steunen? Klik dan op onderstaande knop.
Historisch opgebouwd via vensters en werken
De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).
In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.
Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina.
Humanisten gaan uit van individuele zelfbeschikking. Ieder individu heeft zeggenschap over zichzelf. Over zijn lichaam en zijn geest. Het recht op zelfbeschikking komt vooral aan de orde in situaties waarin een specifieke moraal de individuele vrijheid inperkt of stuurt. Zoals soms bij een klassieke religieuze moraal.
Humanisten zien zelfbeschikking niet als een vrijbrief om te doen en laten wat je wilt, maar als een morele regel die voor zowel het individu als voor de sociale gemeenschap noodzakelijk is. Het is een bescherming van de kleinste minderheid die er bestaat, het individu. Tegelijkertijd leeft ieder individu in een gemeenschap met anderen en zijn mensen onderling afhankelijk. Ze hebben elkaar nodig om als mens te groeien, om gedeelde projecten op te zetten, om gezamenlijk zorg te dragen voor elkaar en de wereld.
In Nederland komt het belang van zelfbeschikking onder meer bij medisch ethische kwesties (die gaan over leven en dood) en familie- en gezinsaangelegenheden (zoals trouwen, erfrecht, abortus etc.) aan de orde. Dit zijn gebieden die traditioneel vooral door godsdiensten werden bewaakt en gestuurd en waar dus specifiek religieuze of andere morele voorschriften voor bestaan. Als deze onterecht belemmerend werken voor het individu, worden ze door humanisten bevraagd en aangevochten.
Ook als bepaalde tradities voor ongelijkheid zorgen, vechten humanisten dat aan. Denk aan vrouwenrechten en aan rechten voor homoseksuelen.
In Nederland bestaat sinds 2001 de euthanasiewet. Deze wet trad begin 2002 in werking. Euthanasie stamt van het Griekse ‘eu’ – goede – en ’thanatos’ – dood -. Een ‘goede dood’ dus. Nederland is koploper op het gebied van euthanasiewetgeving, volgens humanisten terecht. Het Humanistisch Verbond blijft dan ook pleiten voor een menswaardig leven én een menswaardig levenseinde.
De euthanasiewet geeft patiënten het recht aan een arts hulp te vragen bij het beëindigen van het eigen leven. De arts mag daarop ingaan indien er aan een aantal zorgvuldigheidseisen is voldaan. De regels zijn vastgelegd in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. Een Regionale Toetsingscommissie Euthanasie beoordeelt of de arts aan alle zorgvuldigheidseisen heeft voldaan. Twee belangrijke zorgvuldigheidseisen zijn die van een vrijwillig en weloverwogen verzoek, en die van uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Formeel is euthanasie strafbaar, tenzij de arts aan de zorgvuldigheidseisen heeft voldaan. Volgens sommigen (waaronder het HV en bijvoorbeeld Groen Links) moet euthanasie eigenlijk niet via het strafrecht worden behandeld. Het gaat hier niet om moord, maar om hulp bij een zelfgekozen levenseinde.
De wetstekst specificeert de aard van het lijden niet, maar in de meeste gevallen waarbij een dokter met euthanasie instemt, gaat het om levensbeëindiging van mensen die fysiek ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Maar lijden kan ook geestelijk of existentieel zijn (existentieel betekent dat het over het bestaan gaat; iemand ervaart dat zijn bestaan is voltooid en/of lijdt aan het bestaan). Mensen die hun leven willen beëindigen vanwege existentieel lijden of een voltooid leven vallen nu niet vanzelfsprekend onder de euthanasiewet.
Het Humanistisch Verbond wil stervenshulp in geval van voltooid leven bespreekbaar maken en legaliseren. Hierbij geldt het belang van zelfbeschikking bij het levenseinde, de erkenning van existentieel lijden bij een voltooid leven, de behoefte zorgzaam en liefdevol om te gaan met stervenshulp (het voorkomen van onwaardig sterven), het belang van begeleiding en ondersteuning bij de ervaring van voltooid leven.
Op 9 februari 2010 is ‘Uit Vrije Wil’ gestart met het burgerinitiatief ´Voltooid Leven´. Dit initiatief wil ervoor zorgen dat ouderen die hun leven als voltooid beschouwen waardig kunnen sterven. In 2016 heeft Kamerlid Pia Dijkstra een wetsvoorstel geschreven om euthanasie bij Voltooid Leven mogelijk te maken. Dit voorstel moet nog behandeld worden.
Kan euthanasie of hulp bij zelfdoding wel worden toegepast in geval van dementie? Dit dilemma is reëel en heeft te maken met de twee criteria uit de euthanasiewet waaraan gelijktijdig moet worden voldaan: wilsbekwaamheid en ondraaglijk en uitzichtloos lijden. In de beginfase van dementie is vaak nog geen sprake van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Maar zodra iemand vergaand dementeert, verdwijnt de wilsbekwaamheid of is die zeer omstreden.
Over hulp bij zelfdoding bij dementie en voltooid leven is het debat volop gaande. Volgens sommigen mág de mens helemaal niet over zijn eigen dood beschikken. Anderen vinden dat je een arts niet kunt belasten met een wens op stervenshulp. Weer anderen menen dat het verlangen naar de dood een verkapte vraag om aandacht en betere zorg is.
Humanisten menen dat niemand de plicht tot leven heeft. Of de zin en kwaliteit van het eigen leven onvoldoende zijn geworden om door te willen leven is een persoonlijke afweging. De omgang met het eigen leven en de eigen dood zijn levensbeschouwelijk van aard; dat mag iedereen in principe zelf bepalen.
De openstelling van het burgerlijk huwelijk voor homo’s wordt als hét sluitstuk gezien van de homo-emancipatie. In april 2001 vond de eerste huwelijksinzegening van een homopaar in de wereld plaats, en wel in Amsterdam. Anders dan in veel landen verliep het debat rondom gelijkgeslachtelijk trouwen in Nederland relatief rustig. Met het aantreden van het eerste Paarse kabinet (1994) werd een commissie ingesteld om mogelijkheden te onderzoeken. En al snel werd ook het geregistreerd partnerschap voor zowel homoseksuele als heteroseksuele paren mogelijk (1998).
Vanuit religieuze hoek was er verzet tegen de openstelling van het heilige huwelijk voor homo’s. Er waren uitzonderingen: het Remonstrantse Broederschap bood in 1986 al de mogelijkheid om homoseksuele als relaties te laten zegenen en schafte terloops ook het woord ‘huwelijk’ af. En er waren dissidente CDA-parlementariërs die het voorstel van het tweede Paarse kabinet om het burgerlijk wetboek aan te passen, steunden. Na vijftien jaar lobby en debat, dat ook ging over adoptiemogelijkheden voor homoparen en de omgang met gewetensbezwaarde trouwambtenaren, werd het homohuwelijk het paradepaartje voor humanistisch Nederland. Immers, gelijke behandeling en gelijkberechtiging van iedere mens, ongeacht zijn sekse, seksualiteit, religie of etniciteit, staat hoog op de humanistische agenda.
Maar niet alle homoseksuelen stonden te juichen. Zelfs het COC was in eerste instantie geen voorstander. Ze zagen in het streven naar een homohuwelijk een aanpassing aan de heteronorm. Daarnaast werd er een meer directe aanval op het huwelijk als instituut geopend. Het was een discriminerend instituut dat gehuwde mensen voortrekt door ze specifieke rechten toe te kennen.
Toch konden veel huwelijkssceptici niet om het argument heen dat ook homoseksuelen het recht moeten hebben om te kiezen, en daarvoor moet er eerst de juridische mogelijkheid zijn om te trouwen. In 1995 laat het COC een ander geluid horen: en gaat samen met de Gay Krant de lobby voor openstelling van het huwelijk voortzetten. Intussen groeide het aantal voorstanders voor gelijkgeslachtelijk trouwen snel en was een wetsverandering niet meer te stoppen. Nederland is het eerste land ter wereld waar homoseksuelen net als hetero’s mogen trouwen. Een zeer progressieve daad waarvan haar symbolische uitwerking nog steeds internationaal doorwerkt.
Lees verder bij Benno Premsela (1920-1997).
Gerard Reve was een oorspronkelijke humanistische geest. De zelfverklaarde katholiek Reve was ‘meer vrijdenker en humanist dan hij zelf wil weten’. Hij heeft de emancipatie van de – niet in de laatste plaats homoseksuele – Nederlander als autonoom individu enorm gestimuleerd. Daarom zijn we door hem meer ‘van onszelf’ geworden.
Hoewel zijn vader afkomstig was uit een katholiek weversgezin, groeide Gerard Reve op in een niet-godsdienstig communistisch nest. Tijdens de bezetting raakte hij betrokken bij het verzet. Hij waagde het om in een trein voluit het vrijheidslied ‘Die Gedanken Sind Frei’ te zingen, dat ook in de concentratiekampen populair was. Nadien is deze hymne uitgegroeid tot volkslied van de internationale humanistische beweging. In een brief uit de oorlog vatte hij zijn levensvisie als volgt samen: ‘ik vind, een mens moet (…) alleen uitgaan van de vraag: schaad ik iemand of niet?’
In 1947 maakte Reve naam met De avonden, waarin hij op vrijmoedige wijze afstand nam van het kleingeestige milieu van zijn jeugd. In 1963 doorbrak hij het maatschappelijk taboe op homoseksualiteit. Niet alleen in geschrifte. Ook durfde hij als eerste bekende Nederlander voor zijn van de meerderheid afwijkende seksuele geaardheid uit te komen op het nieuwe publieksmedium televisie. Een jaar later zou COC-voorzitter en humanist Benno Premsela zijn voorbeeld volgen. De twee waren het erover eens dat men strijdbaar het recht op gelijke behandeling moest nastreven. Reve had een duidelijke ethiek op het gebied van zelfdoding. In Op weg naar het einde (1963) bepleitte hij het recht op euthanasie:
‘De vrijheid om er een eind aan te maken als het je te veel wordt, die vrijheid is een onvervreemdbaar, fundamenteel menselijk recht, waarvoor ik vind dat we moeten vechten en blijven vechten’.
Volgens ex-vrouw Hanny Michaelis heeft hij in 1959, toen zijn moeder op sterven lag, de kraan dichtgedraaid van het zuurstofapparaat om haar verder lijden te besparen.
In 1966 en 1967 moest hij zich voor de rechter verantwoorden wegens ‘smalende godslastering’. Reve overtuigde het gerechtshof dat de oude wet uit 1932 in de prullenbak thuishoorde. Hij werd niet bestraft voor een publicatie waarin God was voorgesteld als een Ezel die spartelde bij het klaarkomen. In zijn Pleitrede kwam Reve expliciet voor humanisten op, getuige de volgende passage:
‘Wat is Godsdienstvrijheid? In de eerste plaats: het recht om er een godsdienst op na te houden, en die openlijk en ongehinderd te belijden; ten tweede: het recht er géén godsdienst op na te houden, een recht waaraan in ons land nog wel het een en ander mankeert – ik noem alleen maar de nog maar zeer ten dele geëindigde achterstelling van bijvoorbeeld humanisten bij de subsidiëring van de zielszorg, en ander sociale arbeid – en, ten derde: het recht om het geloof in het algemeen, of enige godsdienstige idee in het bijzonder, welke dan ook, te bestrijden en te bespotten.’
Nadat de rampjaren, zoals Reve de jaren zestig achteraf aanduidde, voorbij waren noemde hij de katholieke kerk relativerend een vorm van ‘psychotherapeutische zelfhulp’. Qua wereldbeschouwing gaf hij aan te staan voor een ‘grote, nieuwe Heilige Alliantie, van Joden, Christenen en Humanisten, tegen de ethiekloze Islam & het ethiekloze Communisme.’
Rechtsfilosoof Paul Cliteur noemde hem ’toch iets meer vrijdenker en humanist dan hij zelf wil weten’. Door zijn virtuoze boeken en optredens heeft Reve de emancipatie van de Nederlander als autonoom individu enorm gestimuleerd. Door hem zijn wij meer ‘van onszelf’ geworden. En zijn het vanzelfsprekend gaan vinden eigen keuzes te maken inzake levenskwesties als religie en seksualiteit.
Als zelfbeschikking het onderscheidende kenmerk van humanisme is ten opzichte van godsdiensten dan is Gerard Reve een humanist. Weliswaar bekende hij zich tot de RK-kerk, hij was lid op zijn eigen bijzondere voorwaarden. Hij was geen agnost of atheïst, eerder een mystiek humanist die de wereld beschouwde als het decor van een groot theater waarin mensen toneelspelers zijn zonder vooraf gegeven tekst. Ze kunnen zelf invulling geven aan de rol die zij spelen.
Gerard Reve heeft in de woelige jaren zestig, toen de samenleving in Nederland het juk van kleinburgerlijke bekrompenheid van zich afwierp, door zijn creatieve, kritische geest zeer bijgedragen aan de emancipatie van mannen zowel als vrouwen, hetero-, bi- of homoseksueel, ongeacht hun afkomst en godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging. Een humanist? Wat mij betreft wel, zij het een ongewone, – maar is dat juist niet heel passend?