+

Leeswijzer

Historisch opgebouwd via vensters en werken

 

Vensters

De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).

 

Werken

In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.

 

Zoeken

Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina. 

 

Paul Cliteur, Het monotheïstisch dilemma

Paul Cliteur (1955- ) laat zien dat er een groot geweldpotentieel besloten ligt in de drie monotheïstische godsdiensten. Fundamentalisten die het geloof gebruiken om geweld te legitimeren, keren zich tegen de kernwaarden van de open samenleving:  vrijheid van meningsuiting, gelijkwaardigheid, de scheiding van kerk en staat en het recht op zelfbeschikking. De enige manier om deze vrijheden te verdedigen, is ze op grote schaal te gebruiken in plaats van te zwijgen.

 

Door de aanslagen van 9/11 op de Verenigde Staten, en later in Madrid en Londen, kreeg het begrip religieus terrorisme wereldwijde bekendheid. Sindsdien hebben tal van denkers zich gebogen over de drijfveren van de daders en over de vraag hoe de staat moet reageren op religieus gemotiveerd geweld.

 

Religie en geweld

Veel mensen ontkennen elke link tussen religie en geweld. Wie geweld pleegt handelt juist in tegenspraak met de goddelijke geboden. In zijn boek Het monotheïstisch dilemma toont de Nederlandse rechtsgeleerde, filosoof, voormalig Socrates-hoogleraar (1994-2003) en voormalig voorzitter van het Humanistisch Verbond (1993-1995) Paul Cliteur echter, dat juist in de drie monotheïstische godsdiensten (jodendom, christendom en islam) veel geweldpotentieel besloten ligt. Tal van terreurdaden gebeur(d)en op basis van wat in de teksten van de heilige boeken, het Oude Testament, het Nieuwe Testament en de Koran, staat. Cliteur zegt niet dat religie de oorzaak is van alle kwaad in de wereld, noch dat seculiere ideologieën geen gewelddadige uitvloeisels kunnen kennen. Wel beweert hij dat een kleine groep monotheïstische gelovigen in dat geloof en in hun religieuze traditie aanknopingspunten vinden waarmee ze hun gewelddadige gedrag kunnen legitimeren.

 

De redenen dat dergelijke mensen fysiek geweld en zelfs doodslag gebruiken, ligt in hun afkeer voor elke handeling of gedachte die niet overeenstemt met hun geloof. Daarmee keren zij zich tegen de kernwaarden van de open samenleving:

De fatwa die werd uitgesproken over Salman Rushdie, de moord op Theo Van Gogh en de rellen naar aanleiding van de cartoons maken duidelijk dat het islamitisch terrorisme tot doel heeft elke kritiek op haar geloof monddood te maken.Tegenwoordig willen godsdienstige fanatici dicteren hoe over hun godsdienst gedacht en geschreven mag worden, schrijft Cliteur. Zelfs in delen van de wereld waarin de islam geen meerderheidspositie heeft.

 

Kenmerken religieuze terrorist

Op basis van vele voorbeelden schetst Cliteur de kenmerken van de religieuze terrorist.

  1. Morele heteronomie of het opzij schuiven van persoonlijke morele overwegingen voor een moraal van een hogere religieuze orde. 
  2. Het martelaarschap of de bereidheid om grote offers te brengen om een ideaal (een zuivere religie) te verwezenlijken. 
  3. Een duaal burgerschap of het ondergeschikt maken van de bepalingen van een nationale staat aan de bepalingen van een hogere wereld. 
  4. Antimodernisme of het verzet tegen de democratie, de rechtstaat, de burgerlijke en seksuele vrijheden.

Elk van die elementen speelt een cruciale rol en wordt in religieuze instellingen aangeleerd. Steeds opnieuw herhaalt Cliteur dat hij zich niet richt tegen alle gelovigen. Zo verwerpt hij de stereotypering dat dé islam, en alle of de meeste moslims een bedreiging zouden vormen, zoals Geert Wilders en het Vlaams Belang beweren.

 

We moeten de gematigde meerderheid niet van ons vervreemden door onjuiste generalisaties over de meerderheid. Maar we moeten wel kritisch blijven over processen van radicalisering en extremisme. Dat is in het bijzonder voor de autochtone elite een enorme uitdaging, aldus Cliteur.

 

Het zou naïef zijn te denken dat we door  zwijgen en toegeven aan de eisen van fanatici, verworven vrijheden kunnen behouden. Hoezeer men zich ook weerhoudt om mensen met een andere overtuiging te kwetsen of te beledigen, er is maar één mogelijkheid om onze duur bevochten vrijheden te verdedigen, namelijk door ze eenvoudigweg op grote schaal te blijven gebruiken, schrijft Cliteur.

 

Geweld in de heilige boeken

De kracht van het boek is dat Cliteur nadrukkelijk wijst op de gewelddadige elementen binnen de drie monotheïstische godsdiensten en hun heilige boeken. Hij baseert zich op het werk van David Hume die aantoonde dat het monotheïsme aanzet tot intolerantie en geweld. Ook in het oeuvre van Baron d’ Holbach vindt Cliteur tal van elementen die kunnen verklaren waarom fanatici handelen zoals ze doen.

 

Cliteur legt een aantal patronen bloot. Tal van verhalen in de Bijbel en de Koran keren zich fel tegen de vrijheid van godsdienst. Wie in iets anders gelooft zal streng gestraft worden, en die straffen worden uitgevoerd door diegenen die zichzelf opwerpen als ware gelovigen. Het verhaal van Abraham die bereid is om zijn zoon te offeren in opdracht van God geeft aan dat men van gelovigen onvoorwaardelijke gehoorzaamheid verwacht.

 

Dit brengt met zich mee dat fanatici, zoals religieuze terroristen, zich niet laten tegenhouden door burgerlijke wetten of een menselijke ethiek waarin het doden van een mens wordt afgekeurd. Het Bijbelse verhaal dat volgens Cliteur nog het best de houding van religieuze terroristen uitlegt, is dat van Pinechas in het boek Numeri (25). Toen Pinechas in het Israëlitische kamp zag dat een Israëlitische man een Moabitisch meisje meenam, doorstak hij hen beide met een speer. Hij wordt daarvoor in de Hebreeuwse Bijbel geprezen. Pinechas vroeg voor zijn optreden geen goedkeuring aan zijn leider Mozes, maar handelde volgens eigen inzicht. Op dezelfde manier kennen religieuze terroristen zichzelf de macht toe om Gods wil tot uitvoer te brengen. Mensen als Osama Bin Laden en Al-Zawahiri zijn de Pinechassen van deze tijd, aldus Cliteur.

 

Het laatste aspect van religieus terrorisme is het martelaarschap dat bijvoorbeeld in het Bijbelse boek Makkabeeën wordt geprezen. Mohammed Atta die op 9/11 het eerste vliegtuig in de Twin Towers boorde, was ervan overtuigd dat hij met zijn heldendaad het paradijs zou betreden.

 

Niet religie probleem, maar politieke ideologie

De kern van Cliteurs betoog is dat het probleem van het religieus terrorisme niet zozeer de religie op zich is, maar de politiek-ideologische vorm die men geeft aan het monotheïsme. Er is geen botsing tussen beschavingen, maar een botsing tussen ideologieën. En de ideologie die momenteel in opkomst is, is het islamisme, de letterlijke interpretatie van de Koran en de Hadith.

Veel mensen geloven dat een vorm van gematigde islam mogelijk is, maar daarmee blijft er een tegenstelling tussen geloof en gepast gedrag. Cliteur pleit daarom voor een seculiere islam waarbij mensen mogen geloven wat ze willen, maar in hun handelingen ten aanzien van anderen een reeks universele waarden hanteren die een harmonieus samenleven tussen mensen met verschillende ideeën mogelijk maken. In die zin is het verkeerd om aan de politieke aspiraties van de diverse godsdiensten tegemoet te komen door toegevingen te doen. Men moet die aspiraties terugdringen uit het publieke domein en ondergeschikt maken aan rationele waarden die door de mensen zelf worden overeengekomen, zoals de mensenrechten.

 

Dit essay is een ingekorte versie van de recensie door Dirk Verhofstadt van Het monotheïstisch dilemma in de nieuwsbrief van Liberales, 17 december 2010.

Thomas Mann, De Toverberg

In Thomas Manns (1875-1955) Bildungsroman Der Zauberberg, De toverberg, komt de strijd tussen humanisme en nihilisme tot een voorlopige climax. Zoals gebruikelijk voor een klassieke Bildungsroman, heeft De Toverberg de ontwikkeling van een jonge held tot onderwerp. Een opvallende rol is weggelegd voor Settembrini, een Italiaanse Verlichtingshumanist. Kan hij de jonge held op het goede pad brengen?

 

Vlucht en verantwoordelijkheid

De hoofdpersoon, Hans Castorp, bezoekt zijn neef Joachim Ziemszen in een sanatorium, hoog in de bergen van Davos in Zwitserland. Joachim lijdt aan een ongeneeslijke longziekte en is gedoemd zijn leven lang in dat sanatorium te blijven. Castorp heeft het sympathieke plan opgevat om zijn zieke neef drie weken gezelschap te houden. Het zal echter anders lopen.

Wanneer Castorp tijdens zijn korte vakantie moeite heeft om te acclimatiseren, raadt de arts Behrens hem aan om zich grondig te laten onderzoeken. Hans is een eenvoudige en aardige jongeman en geeft dankbaar aan de oproep van Behrens gehoor. Deze ontdekt een vochtig plekje op Castorps longen en adviseert hem om onbepaalde tijd in het sanatorium te blijven. Het is niet zozeer uit braafheid jegens de arts als wel uit een stil verzet tegen zijn burgerlijke levenswijze dat Castorp deze raad opvolgt. Zonder dit met zoveel woorden te zeggen, toont de verteller dat de jonge Duitser eigenlijk helemaal geen zin heeft in de verantwoordelijkheden die hij zal moeten dragen wanneer hij naar huis terugkeert. Het gemak waarmee hij zich in zijn patiëntenrol voegt, is verdacht. 

 

Zijn nieuwe vrijheid is zo richtingloos dat de vraag rijst of Hans Castorp van kwaad tot erger vervalt. Is hij niet op de vlucht voor het leven? Het is precies deze desoriënterende ervaring van onthechting en zijn verlangen naar een verzoening met het leven die ter discussie staat.

 

Afbeelding: Het echte sanatorium in Davos, de setting van De Toverberg , is nu omgebouwd tot conferentiehotel

 

Er is een altijd alerte medepatiënt, de Italiaanse Verlichtingshumanist Settembrini, die Hans waarschuwt voor de gevaren waaraan hij in het sanatorium wordt blootgesteld. De Italiaan voelt onmiddellijk een pedagogische genegenheid voor de nieuwkomer en staat hem met welbespraakte adviezen en corrigerende opmerkingen terzijde. Settembrini raadt hem al meteen aan om het sanatorium te verlaten. De zelfbenoemde mentor kan echter niet verhinderen dat Castorp aan deze magische plek gekluisterd blijft. Een andere patiënt, de onweerstaanbaar charmante mevrouw Chauchat, oefent op Castorp een betoverende aantrekkingskracht uit. De Toverberg is naar haar erotiserende toverkrachten vernoemd. Castorps acties, of beter gezegd, de afwezigheid daarvan, worden gemotiveerd door liefde voor mevrouw Chauchat.

 

Het is precies de narcotiserende lamlendigheid die Settembrini in zijn eerste ontmoeting met Hans Castorp scherp doorziet. Hij maant hem tot actie: Hans is er niet de persoon naar om deze hermetische omgeving het beste in zichzelf naar boven kan halen. Hiermee laat Settembrini doorschemeren wat het thema is van de roman. Gedurende de zeven jaren die Castorp in het sanatorium hospiteert, zal hij een Bildung ondergaan waarin hij met verschillende stemmen van zijn tijd en met onvermoede lagen van het menselijke bestaan geconfronteerd wordt. Slaagt Castorp erin om de nihilistische vrijblijvendheid te overwinnen en wijsheid op te doen? Dit is het tweede motief dat Castorp beweegt om in het sanatorium te blijven. Zijn verblijf is een queeste naar wijsheid en kennis; een leerschool van het leven.

 

De Jezuïet versus de Verlichtingshumanist

De ideeën van Castorps tijdsgewricht worden belichaamd door de verschillende personages die Thomas Mann ten tonele brengt. Naast Settembrini, duikt onder meer een fanatieke Jezuïet op, professor Naphta. Ook Naphta ziet zichzelf als opvoeder van Castorp, hij is Settembrini’s tegenspeler. Het zijn vooral de sympathie, de menselijkheid en de welbespraaktheid van Settembrini die garanderen dat Castorp zijn eerste mentor trouw blijft. Toch kan het hem niet ontgaan dat Settembrini’s humanistische wereldbeeld aan flarden wordt geschoten door de scherpzinnige Naphta. Maar diens alternatief belooft weinig goeds. Naphta’s katholicisme en zijn verlangen naar de marxistische dictatuur van het proletariaat staan haaks op de redelijkheid en de humaniteit waarin Hans Castorp geschoold moet worden. De Jezuïet keert zich onophoudelijk tegen humanistische beschavingsidealen als vorming, autonomie en onafhankelijke waarheidsvinding. Als Naphta het voor het zeggen zou krijgen, dan werden de trotse en moeizaam bevochten humanistische verworvenheden als de vrijheid, de waardigheid van het individu, de democratie en de mensenrechten verpulverd. Behalve Naphta zijn er allerlei andere personages in het sanatorium zoals de psychoanalyticus Krokowski die Hans proberen mee te trekken in het obscurantisme.

 

Afbeelding: Thomas Mann

 

 

Parodie op de Bildungsroman?

Castorp kijkt vertwijfelt toe hoe zijn mentoren venijnig debatteren. Als Naphta tenslotte zelfmoord pleegt en Settembrini en Castorp in grote verwarring achterblijven, dan kan de lezer zich niet aan de indruk onttrekken dat de queeste van Castorp op niets uitloopt. Hij vervalt tot lamlendigheid en laat zich meesleuren in lusteloze verstrooiing, het kaartspel en spiritisme. Niets lijkt meer tot de apathische jongeman door te dringen.

Pas als de Eerste Wereldoorlog is uitgebroken en de wereld in brand staat, wordt Castorp wakker. Maar dan is het te laat. Ook de patiënt Hans Castorp wordt onder de wapenen geroepen.

Waar zijn grote klassieke voorganger, Wilhelm Meister (Goethe), een harmonische persoonlijkheid was geworden die zijn plaats in een geordende wereld wist te vinden, wordt de wereldvreemde Duitser in een aardse hel geworpen. Door de omgekeerde richting waarin Castorps vorming verloopt – in plaats van de ontwikkeling van onrijpheid naar rijpheid gaat hij de weg van ijle dromerigheid naar de onmenselijke realiteit – ontpopt deze Bildungsroman zich als een parodie op de Bildungsroman.

 

Zoals het een Bildungsbürger betaamt, filosofeert Castorp over de eeuwige vragen omtrent de menselijke natuur, maar gaat hij de brandende vragen van zijn tijd uit de weg. Wie zich verre houdt van de actuele politiek, dreigt de hoge cultuur van verheven idealen uit te spelen tegen de lage wereld van het concrete leven. Dit is precies wat Castorp doet.

 

Bildung: een overbodige luxe?

Hoewel deze roman de suggestie wekt dat de humaniteit toch het onderspit moet delven tegen het nihilisme en de vernietigingsdrift, zien we in de slotvraag van dit boek dat de verteller de hoop op een meer humane wereld, niet verloren heeft:

Zal ook uit dit wereldfeest des doods, ook uit deze vreselijke koortsgloed, waarin overal in het rond de regenachtige avondhemel is ontstoken, eens de liefde zich verheffen?’ (p. 932)

Maar is dit geen hopen tegen beter weten in? Castorp wordt wel degelijk onder de wapenen geroepen. Is humanistische Bildung in tijden van oorlog een overbodige luxe?

 

Deze laatste vraag moet met een ondubbelzinnig nee beantwoord worden. Er zijn namelijk wel degelijk momenten in de Bildung van Castorp die de hoop op een humanere wereld levend houden. Als Castorp tijdens een skitocht in de bergen zo stom is om de plotseling opkomende ijskou tegen te gaan door port te drinken, belandt hij in een vreemde droom. Hij droomt over elegante en fijngebouwde mensen die op een wit strand flaneren, boogschieten, muziek maken en dansen. Daarna ziet hij vol afgrijzen de beelden van een bloedmaal. Verwilderde vrouwen scheuren een kind aan stukken en vreten dat vervolgens rauw op. Het zijn de dualistische tweedelingen leven-dood, liefde-geweld, humaniteit-macht, rationaliteit-obscurantisme, die in zijn hoofd rondmalen. Plotseling spreekt Castorp hardop uit wat de verbindende kracht is waarin deze tegenstellingen verzoend worden.

De mens mag omwille van goedheid en liefde de dood geen heerschappij toestaan over zijn gedachten.

 

Jammer genoeg vergeet Hans Castorp deze wijsheid weer als hij wakker wordt.

 

Ambivalentie

Wat kunnen we van De Toverberg leren? Lukt het ons wel het nihilisme tegen te gaan? Het pessimisme van de nihilist en het optimisme van de idealist, zijn beiden gemakzuchtig. De werkelijkheid is door en door ambivalent. De Toverberg laat dit op voorbeeldige wijze zien. We krijgen voeling met een kracht die sterker is dan vernietigingsdrang maar ook het gelaat van het nihilisme wordt ons ook in romanliteratuur voorgespiegeld. We herkennen onze eigen onderbuikgevoelens en dit vraagt veel van ons (zelf)kritisch vermogen. Tot slot moet in navolging van Hans Castorp gezegd worden dat alleen de liefde krachtiger is dan dood en vernietiging. Als de droommaxime van Castorp op deze manier levend blijft, is zijn queeste toch niet op (het) niets uitgelopen.