
De Humanistische Canon is een initiatief van het Humanistisch verbond. Wil je ons steunen? Klik dan op onderstaande knop.
Historisch opgebouwd via vensters en werken
De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).
In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.
Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina.
Afbeelding: Bell Hooks. Bron: https://rosavzw.be/nl/themas/rolmodellen/feminisme-vrouwenbeweging/bell-hooks.
Bell Hooks is het pseudoniem van de invloedrijke Amerikaanse feministe, hoogleraar, cultuurcriticus en schrijver Gloria Jean Watkins. Ze nam de naam Bell Hooks over van haar overgrootmoeder, maar koos ervoor deze met kleine letters te schrijven om te benadrukken dat haar inhoudelijke boodschap belangrijker is dan het ego van de schrijver. Bell Hooks leverde een internationaal belangrijke bijdrage aan feministische theorieën, intersectionaliteit en onderzoek naar ras, klasse en gender. Geïnspireerd door onder andere Paulo Freire, richtte ze zich ook op de bevrijdende rol van onderwijs.
Bell Hooks werd geboren op 25 september 1952 in Hopkinsville, een klein, gesegregeerd stadje in de Amerikaanse staat Kentucky. Haar vader, Veodis Watkins, was conciërge en haar moeder, Rosa Bell Watkins, werkte als dienstmeisje voor witte gezinnen. Bell had vijf zussen en een broer. In haar vroege jeugd ging ze naar gesegregeerde scholen. Later maakte ze de overstap naar een gemengde school, waar de docenten en leerlingen overwegend wit waren. In 1973 studeerde ze af aan Stanford Universiteit. Daarna ging ze verder aan de Universiteit van Wisconsin-Madison en de Universiteit van Californië in Santa Cruz. In 2014 richtte ze het Bell Hooks Institute op, aan het Berea College in Kentucky. Ze overleed op 15 december 2021, op 69-jarige leeftijd.
Als schrijver brak ze in 1981 door met haar boek Ain’t I a Woman? Black Women and Feminism, een baanbrekend werk over de geschiedenis van de slavernij, maar vooral ook over de voortdurende ontmenselijking van zwarte vrouwen. De titel verwijst naar de historische toespraak die burgerrechtenactivist Sojourner Truth gaf in 1851. Ben ik dan geen vrouw? Truth herhaalde die vraag keer op keer om te benadrukken dat zwarte vrouwen anders gediscrimineerd worden dan zwarte mannen en witte vrouwen. Met dit boek leverde Hooks onder meer kritiek op de politiek van het verzet tegen de slavernij, waarin de mannelijke psyche centraal bleef staan in de strijd tegen racisme en op deze manier geen recht deed aan hoe klasse, ras en geslacht onlosmakelijk verbonden facetten zijn van onze identiteit.
Een van haar meest invloedrijke ideeën was die van de ‘oppositionele blik’, waarmee ze de confrontatie aanging met de ‘mannelijke blik’ en de ‘blanke blik’, die zwarte vrouwen als ‘passief’, of op andere manieren als ‘anders’ typeerde. Met haar oppositionele blik liet ze zien dat machtsverhoudingen gecodeerd zijn in hoe mensen elkaar doorgaans ervaren. Hooks riep op tot kritisch engagement met cultuur en richtte zich op representaties van ras en racisme in media, literatuur en populaire cultuur. Ze analyseerde hoe stereotypen en vooroordelen racistische ideologieën in stand houden en bijdragen aan marginalisatie.
Een andere belangrijke focus in haar werk is de betekenis van liefde binnen het feminisme. Daarbij was ze op zoek naar een begrip van liefde die vrij is van seksisme en patriarchale onderdrukking. Ze beweerde dat mannen veelal geleerd worden om de kracht van liefde te wantrouwen, terwijl vrouwen wordt geleerd om genoegen te nemen met onvervulde liefde. Met deze insteek beargumenteerde ze dat liefde niet samen kan gaan met onderdrukking. Tegelijkertijd wees ze de feministische beweging op het belang van liefde. In haar werk over liefde combineerde ze persoonlijke anekdotes over haar eigen romantische relaties met analyses van de manier waarop veelal mannelijke auteurs over liefde spreken. Ze zag liefde als een transformerende kracht die mensen in staat stelt om trauma’s te confronteren, barrières voor intimiteit te overwinnen en ruimte te creëren voor heling van individuele en collectieve pijn.
In totaal publiceerde Hooks meer dan dertig boeken en honderden artikelen. In aanvulling op Ain’t I a Woman? Black Women and Feminism zijn enkele bekende werken: Outlaw Culture: Resisting Representations (1994); Teaching to transgress: education as the practice of freedom (1994); All About Love: New Visions (2000); Feminism is for everybody: passionate politics (2000) en Writing beyond race: living theory and practice (2013). Daarnaast schreef zij kinderboeken, gaf ze veelvuldig lezingen en verscheen ze in documentaires.
Het humanisme van Bell Hooks is nauw verweven met haar kritiek op systemische onderdrukking, haar pleidooi voor sociale rechtvaardigheid en haar visie op een samenleving die gebaseerd is op liefde en gelijkwaardigheid. In haar werk herkennen we vormen van inclusief humanisme die intersectioneel is en zich diep bewust is van de dynamiek van macht, ras, gender en klasse en vooral op de onderlinge verbondenheid van alle vormen van onderdrukking. Ze stond kritisch tegenover humanisme dat de complexiteit van identiteit en onderdrukking negeerde. Ze pleitte voor humanisme dat verschillende perspectieven en ervaringen omvat. Daarbij verwelkomde ze moeilijke gesprekken in de dialoog over de menselijke conditie.
In Thomas Manns (1875-1955) Bildungsroman Der Zauberberg, De toverberg, komt de strijd tussen humanisme en nihilisme tot een voorlopige climax. Zoals gebruikelijk voor een klassieke Bildungsroman, heeft De Toverberg de ontwikkeling van een jonge held tot onderwerp. Een opvallende rol is weggelegd voor Settembrini, een Italiaanse Verlichtingshumanist. Kan hij de jonge held op het goede pad brengen?
De hoofdpersoon, Hans Castorp, bezoekt zijn neef Joachim Ziemszen in een sanatorium, hoog in de bergen van Davos in Zwitserland. Joachim lijdt aan een ongeneeslijke longziekte en is gedoemd zijn leven lang in dat sanatorium te blijven. Castorp heeft het sympathieke plan opgevat om zijn zieke neef drie weken gezelschap te houden. Het zal echter anders lopen.
Wanneer Castorp tijdens zijn korte vakantie moeite heeft om te acclimatiseren, raadt de arts Behrens hem aan om zich grondig te laten onderzoeken. Hans is een eenvoudige en aardige jongeman en geeft dankbaar aan de oproep van Behrens gehoor. Deze ontdekt een vochtig plekje op Castorps longen en adviseert hem om onbepaalde tijd in het sanatorium te blijven. Het is niet zozeer uit braafheid jegens de arts als wel uit een stil verzet tegen zijn burgerlijke levenswijze dat Castorp deze raad opvolgt. Zonder dit met zoveel woorden te zeggen, toont de verteller dat de jonge Duitser eigenlijk helemaal geen zin heeft in de verantwoordelijkheden die hij zal moeten dragen wanneer hij naar huis terugkeert. Het gemak waarmee hij zich in zijn patiëntenrol voegt, is verdacht.
Zijn nieuwe vrijheid is zo richtingloos dat de vraag rijst of Hans Castorp van kwaad tot erger vervalt. Is hij niet op de vlucht voor het leven? Het is precies deze desoriënterende ervaring van onthechting en zijn verlangen naar een verzoening met het leven die ter discussie staat.
Afbeelding: Het echte sanatorium in Davos, de setting van De Toverberg , is nu omgebouwd tot conferentiehotel
Er is een altijd alerte medepatiënt, de Italiaanse Verlichtingshumanist Settembrini, die Hans waarschuwt voor de gevaren waaraan hij in het sanatorium wordt blootgesteld. De Italiaan voelt onmiddellijk een pedagogische genegenheid voor de nieuwkomer en staat hem met welbespraakte adviezen en corrigerende opmerkingen terzijde. Settembrini raadt hem al meteen aan om het sanatorium te verlaten. De zelfbenoemde mentor kan echter niet verhinderen dat Castorp aan deze magische plek gekluisterd blijft. Een andere patiënt, de onweerstaanbaar charmante mevrouw Chauchat, oefent op Castorp een betoverende aantrekkingskracht uit. De Toverberg is naar haar erotiserende toverkrachten vernoemd. Castorps acties, of beter gezegd, de afwezigheid daarvan, worden gemotiveerd door liefde voor mevrouw Chauchat.
Het is precies de narcotiserende lamlendigheid die Settembrini in zijn eerste ontmoeting met Hans Castorp scherp doorziet. Hij maant hem tot actie: Hans is er niet de persoon naar om deze hermetische omgeving het beste in zichzelf naar boven kan halen. Hiermee laat Settembrini doorschemeren wat het thema is van de roman. Gedurende de zeven jaren die Castorp in het sanatorium hospiteert, zal hij een Bildung ondergaan waarin hij met verschillende stemmen van zijn tijd en met onvermoede lagen van het menselijke bestaan geconfronteerd wordt. Slaagt Castorp erin om de nihilistische vrijblijvendheid te overwinnen en wijsheid op te doen? Dit is het tweede motief dat Castorp beweegt om in het sanatorium te blijven. Zijn verblijf is een queeste naar wijsheid en kennis; een leerschool van het leven.
De ideeën van Castorps tijdsgewricht worden belichaamd door de verschillende personages die Thomas Mann ten tonele brengt. Naast Settembrini, duikt onder meer een fanatieke Jezuïet op, professor Naphta. Ook Naphta ziet zichzelf als opvoeder van Castorp, hij is Settembrini’s tegenspeler. Het zijn vooral de sympathie, de menselijkheid en de welbespraaktheid van Settembrini die garanderen dat Castorp zijn eerste mentor trouw blijft. Toch kan het hem niet ontgaan dat Settembrini’s humanistische wereldbeeld aan flarden wordt geschoten door de scherpzinnige Naphta. Maar diens alternatief belooft weinig goeds. Naphta’s katholicisme en zijn verlangen naar de marxistische dictatuur van het proletariaat staan haaks op de redelijkheid en de humaniteit waarin Hans Castorp geschoold moet worden. De Jezuïet keert zich onophoudelijk tegen humanistische beschavingsidealen als vorming, autonomie en onafhankelijke waarheidsvinding. Als Naphta het voor het zeggen zou krijgen, dan werden de trotse en moeizaam bevochten humanistische verworvenheden als de vrijheid, de waardigheid van het individu, de democratie en de mensenrechten verpulverd. Behalve Naphta zijn er allerlei andere personages in het sanatorium zoals de psychoanalyticus Krokowski die Hans proberen mee te trekken in het obscurantisme.
Afbeelding: Thomas Mann
Castorp kijkt vertwijfelt toe hoe zijn mentoren venijnig debatteren. Als Naphta tenslotte zelfmoord pleegt en Settembrini en Castorp in grote verwarring achterblijven, dan kan de lezer zich niet aan de indruk onttrekken dat de queeste van Castorp op niets uitloopt. Hij vervalt tot lamlendigheid en laat zich meesleuren in lusteloze verstrooiing, het kaartspel en spiritisme. Niets lijkt meer tot de apathische jongeman door te dringen.
Pas als de Eerste Wereldoorlog is uitgebroken en de wereld in brand staat, wordt Castorp wakker. Maar dan is het te laat. Ook de patiënt Hans Castorp wordt onder de wapenen geroepen.
Waar zijn grote klassieke voorganger, Wilhelm Meister (Goethe), een harmonische persoonlijkheid was geworden die zijn plaats in een geordende wereld wist te vinden, wordt de wereldvreemde Duitser in een aardse hel geworpen. Door de omgekeerde richting waarin Castorps vorming verloopt – in plaats van de ontwikkeling van onrijpheid naar rijpheid gaat hij de weg van ijle dromerigheid naar de onmenselijke realiteit – ontpopt deze Bildungsroman zich als een parodie op de Bildungsroman.
Zoals het een Bildungsbürger betaamt, filosofeert Castorp over de eeuwige vragen omtrent de menselijke natuur, maar gaat hij de brandende vragen van zijn tijd uit de weg. Wie zich verre houdt van de actuele politiek, dreigt de hoge cultuur van verheven idealen uit te spelen tegen de lage wereld van het concrete leven. Dit is precies wat Castorp doet.
Hoewel deze roman de suggestie wekt dat de humaniteit toch het onderspit moet delven tegen het nihilisme en de vernietigingsdrift, zien we in de slotvraag van dit boek dat de verteller de hoop op een meer humane wereld, niet verloren heeft:
‘Zal ook uit dit wereldfeest des doods, ook uit deze vreselijke koortsgloed, waarin overal in het rond de regenachtige avondhemel is ontstoken, eens de liefde zich verheffen?’ (p. 932)
Maar is dit geen hopen tegen beter weten in? Castorp wordt wel degelijk onder de wapenen geroepen. Is humanistische Bildung in tijden van oorlog een overbodige luxe?
Deze laatste vraag moet met een ondubbelzinnig nee beantwoord worden. Er zijn namelijk wel degelijk momenten in de Bildung van Castorp die de hoop op een humanere wereld levend houden. Als Castorp tijdens een skitocht in de bergen zo stom is om de plotseling opkomende ijskou tegen te gaan door port te drinken, belandt hij in een vreemde droom. Hij droomt over elegante en fijngebouwde mensen die op een wit strand flaneren, boogschieten, muziek maken en dansen. Daarna ziet hij vol afgrijzen de beelden van een bloedmaal. Verwilderde vrouwen scheuren een kind aan stukken en vreten dat vervolgens rauw op. Het zijn de dualistische tweedelingen leven-dood, liefde-geweld, humaniteit-macht, rationaliteit-obscurantisme, die in zijn hoofd rondmalen. Plotseling spreekt Castorp hardop uit wat de verbindende kracht is waarin deze tegenstellingen verzoend worden.
‘De mens mag omwille van goedheid en liefde de dood geen heerschappij toestaan over zijn gedachten.‘
Jammer genoeg vergeet Hans Castorp deze wijsheid weer als hij wakker wordt.
Wat kunnen we van De Toverberg leren? Lukt het ons wel het nihilisme tegen te gaan? Het pessimisme van de nihilist en het optimisme van de idealist, zijn beiden gemakzuchtig. De werkelijkheid is door en door ambivalent. De Toverberg laat dit op voorbeeldige wijze zien. We krijgen voeling met een kracht die sterker is dan vernietigingsdrang maar ook het gelaat van het nihilisme wordt ons ook in romanliteratuur voorgespiegeld. We herkennen onze eigen onderbuikgevoelens en dit vraagt veel van ons (zelf)kritisch vermogen. Tot slot moet in navolging van Hans Castorp gezegd worden dat alleen de liefde krachtiger is dan dood en vernietiging. Als de droommaxime van Castorp op deze manier levend blijft, is zijn queeste toch niet op (het) niets uitgelopen.