+

Leeswijzer

Historisch opgebouwd via vensters en werken

 

Vensters

De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).

 

Werken

In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.

 

Zoeken

Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina. 

 

Epicurus, Brief over het geluk

De oud-Griekse filosoof Epicurus (341 – 270 v. Chr.) zou hebben gepleit voor een ongebreideld najagen van aards genot. Dit is echter een karikaturale vertekening. Want wie zijn Brief over het geluk leest, ziet dat Epicurus pleitte voor soberheid, zelfredzaamheid, rechtvaardigheid en vriendschap. En dat zonder te leunen op een kosmos met een hoger doel en goden die zich met de loop van het menselijk leven bemoeien.

 

 

Brief over het geluk

De Brief aan Menoikeus- bijgenaamd Brief over het geluk- verraadt meteen de diepste overtuiging van de auteur: het menselijk bestaan draait slechts om geluk. En hoe word je gelukkig? Epicurus doet een beroep op de alledaagse ervaring. Hij vindt daarin even mooi als eenvoudig een aanknopingspunt: wie erin slaagt zijn natuurlijke behoeften te bevredigen en verre blijft van pijn en ongemak, is een gelukkig mens. Maar dit impliceert niet dat je blind je onderbuik moet volgen! Zie hoe Epicurus zijn hoofd er wel degelijk bij houdt in de volgende passage: 

‘(Het betekent) echter nog niet dat wij iedere lust verkiezen. Integendeel, we laten er soms vele aan ons voorbijgaan wanneer deze een groter ongemak voor ons tot gevolg hebben. En in vele gevallen beschouwen wij pijn als verkieslijk boven lustgevoelens, en wel als we een grotere lust krijgen door geruime tijd gevoelens van pijn te verdragen. Iedere lust, kortom, is doordat deze van nature bij ons past, goed, maar niet iedere lust is verkieslijk, zoals van nature ook iedere pijn een kwaad is, terwijl toch niet iedere pijn altijd vermeden dient te worden.’

Dus: niet teveel drinken! De kater van morgen is het niet waard. En honger jezelf liever een beetje uit dan dat je toegeeft aan je lekkere trek. Een fit gevoel  zonder overgewicht zal je beloning zijn.

De karikaturale vertekening van Epicurus als ongebreideld genotzoeker is vast danken aan de overlevering van degenen die zich ergerden aan de ongebruikelijke handel en wandel in Epicurus’ school (vrouwen en slaven mochten ook meedoen), zijn (vermeende) dogmatiek en de persoonsverheerlijking na zijn dood. Vermoedelijk heeft de onchristelijke oriëntatie van Epicurus, een getrouwe overlevering ook in de weg gestaan.

 

Pijn versus genot

 

De afwegen tussen pijn en genot is een hoogst rationele bezigheid en vereist de nodige lichamelijke en mentale training. Verstandigheid is dan ook de belangrijkste deugd in het Epicurische leven.

‘Het gelukkige leven wordt niet tot stand gebracht door drinkgelagen (…), noch door het genieten van jongens en vrouwen (…), maar door nuchter denken, dat enerzijds de gronden onderzoekt van elk kiezen en vermijden, en dat anderzijds de ongefundeerde meningen uitbant op grond waarvan de grootste onrust zich van onze geest meester maakt.’

 

Epicurus zegt trouwens nergens dat het gemakkelijk is om gelukkig worden, al zinspeelt hij er wel op in zijn vierdelige remedie (die overigens niet met zoveel woorden in de Brief staat):

God doet ons niets
De dood gaat ons niet aan
Genot is gemakkelijk te verkrijgen
Pijn is goed te verdragen

Bedenk hierbij dat genot inderdaad gemakkelijk te verkrijgen is voor wie met weinig al tevreden is. Maar het is niet zo eenvoudig om dat punt te bereiken. En aan de verdraaglijkheid van pijn valt waarschijnlijk ook het nodige af te dingen, al biedt Epicurus wel steun: ‘compenseer’ je pijn en verdriet met gedachten aan betere tijden. Zo werkt het ook met de dood. Verwerk het verlies van je naasten door terug te denken aan de mooie tijd die je met elkaar hebt gehad. Wees ook voor je eigen dood niet bevreesd, zo redeneert Epicurus verder. Bij het sterven van je lichaam blijft er immers niets achter dat bevreesd kan zijn (Epicurus gelooft niet in een onsterfelijk ziel of een hiernamaals). Meet het leven ook niet af aan de lengte ervan, maar aan de kwaliteit. Hoe waren je vriendschappen? Ben je erin geslaagd om te midden van je zielsverwanten te leven ‘in het verborgene’? (Epicurus had niet veel op met de opwinding in het openbare leven). Heb je steeds de juiste keuzes gemaakt? En vooral ook: in hoeverre is het je door dit alles gelukt om gemoedsrust te vinden? Hij schrijft tot slot aan Menoikeus:

 

Al deze dingen (…) moet je dag en nacht overdenken, zowel bij jezelf als met geestverwanten, en je zult nooit – niet in je dromen en niet bij volle bewustzijn – verstoord raken. Je zult integendeel als een god onder de mensen leven. Een mens die leeft te midden van onsterfelijke goede dingen lijkt immers in niets op een sterfelijk wezen.

Zo paart Epicurus aanstekelijk een pessimistisch en voor niet-gelovigen herkenbaar wereldbeeld (het bestaan is doelloos) aan een optimistisch motto: je hebt je geluk grotendeels zelf in de hand! En die goden? Ze bestaan wel, maar je hoeft je er niets van aan te trekken. Dat was in zijn eigen tijd een nogal afwijkend geluid, dat het ook nu verdient om te worden gehoord. Al was het maar om de grote waardering van het bedachtzame leven, dat bij Epicurus vrijwel moeiteloos uitmondt in een duurzaam en sociaal leven. Hoe kan het ook anders: Epicurus, die ik liever naar het oorspronkelijke Grieks ‘Epikouros‘ wil noemen, betekent ‘hij die hulp brengt’. Nomen est omen.