+

Leeswijzer

Historisch opgebouwd via vensters en werken

 

Vensters

De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).

 

Werken

In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.

 

Zoeken

Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina. 

 

Galileo Galilei

Galileo Galilei bracht in de 17e eeuw een volledige omwenteling teweeg in ons beeld van de wereld en de kosmos. Net als Copernicus verdedigde hij de stelling dat de aarde om de zon draait en niet andersom, zoals tot dan toe werd aangenomen. Hij kwam niet alleen in conflict met de wetenschappelijke wereld maar ook met de kerk. Nu wordt hij gezien als één van de grootste wetenschappers aller tijden.

 

Het geocentrische wereldbeeld van Ptolemaios en Aristoteles: de aarde in het midden.

 

Intuïties onderzoeken

Niemand dan ze wiskundige en filosoof Galilei heeft meer bijgedragen aan de omwenteling in het denken over de natuur en aan de moderne natuurwetenschap in de 17e eeuw. Tweeduizend jaar lang was de natuurkunde een bezigheid geweest van filosofen. De wereld werd in één grote interpreterende greep genomen op basis van onze dagelijkse ervaring en ons gezonde verstand. De samenhang tussen afzonderlijke verschijnselen bracht men vooral verbaal tot uitdrukking. Galilei was de eerste die zich consequent richt op partjes van de wereld. Hij kwam deze partjes op het spoor met behulp van instrumenten en wilde deze zo exact mogelijk uitdrukken. Wat hij aantrof, ging vaak in tegen onze intuïties.

 

Het best uitgewerkte voorbeeld van deze nieuwe benadering staat in Galilei’s wetenschappelijke meesterwerk en laatste boek, de Discorsi e Dimostrazioni Matematiche, intorno a due nuove scienze, Gesprekken en wiskundige bewijzen over twee nieuwe wetenschappen. Hij schreef het terwijl hij onder huisarrest stond en smokkelde het naar Nederland, waar het in 1638 werd uitgegeven. Hoe komt het eigenlijk, dat een voorwerp dat naar beneden valt, steeds sneller valt? Een simpele vraag. Aristoteles meende dat de snelheid van een val afhangt van de zwaarte van het vallende object. Hoe zwaarder het object, hoe sneller de val.

 

Galilei ging het onderzoeken en merkte dat wanneer een voorwerp verticaal naar beneden valt, het niet zomaar sneller en sneller valt zoals iedereen kan waarnemen. De snelheid groeit juist steeds weer met gelijke porties aan. Alles valt in wezen even snel. In de dagelijkse werkelijkheid is dat niet zo, maar wel in een vacuüm. Een natuurwet dus, die niet klopt met onze intuïtie en pas ontdekt kan worden met de juiste instrumenten en berekeningen.

 

Op de achtergrond van deze vroege natuurwet stond Galilei’s radicaal nieuwe gedachte dat een bewegend object de neiging heeft in die beweging te volharden. De zwaarte van het object maakt niets uit. Ook dat is anders dan we in werkelijkheid waarnemen. Een kar die ik wegduw komt al gauw nadat ik hem heb losgelaten tot stilstand. Alleen in een abstracte wereld van wiskundige logica waar alle storende omstandigheden uit zijn weggefilterd, blijft een voorwerp alsmaar door bewegen. Dat de val niets te maken heeft met de zwaarte van het voorwerp op het moment dat we storende omstandigheden wegnemen, werd inzichtelijk gemaakt door de NASA ruimtevaartmissie Apollo XV in 1971, waar men op de maan een hamer en een veer liet vallen. De consequenties van deze inzichten mochten er wezen. Ze boden het uitzicht op een nieuw, tegen-intuïtief soort natuurwetenschap, met de wiskunde als taal en het experiment als toetssteen.


Afbeelding: Galilei voor de Inquisitie in het Vaticaan, door Joseph-Nicolas Robert-Fleury (1847)

 

Centrum van het heelal

Galilei’s nieuwe denken bracht hem tot de destijds radicale overtuiging dat de aarde niet stilstaat maar als één van de planeten om de zon draait en bovendien in een etmaal om haar eigen as wentelt. Sinds Aristoteles dacht men daarentegen dat de aarde het middelpunt van het heelal was. 

 

Copernicus had die radicale gedachte ruim een halve eeuw eerder naar voren gebracht en astronomisch-technisch uitgewerkt. Vóór het begin van de 17e eeuw geloofde maar een tiental personen deze theorie. Er waren immers talloze bezwaren die later onjuist bleken. Galilei was één van degenen die Copernicus geloofde. Met behulp van zijn nieuwe idee van beweging wist hij een hele reeks van de bezwaren tegen Copernicus te weerleggen. Hij deed dat in zijn andere meesterwerk, de Dialogo sopra i due massimi sistemi del mondo, Dialoog over de twee grote wereldsystemen (1632). Het werk heeft de vorm van een dialoog tussen Copernicus en Ptolemaios (zie ook onder Copernicus). Ptolemaios was een astroloog uit de Griekse Oudheid die net als Aristoteles meende dat de aarde het middelpunt van ons zonnestelsel was. Copernicus beweerde daarentegen dat dat de zon moest zijn.

 

Het heliocentrisch wereldbeeld van Copernicus en Galilei: de zon in het midden

 

In het briljant geschreven pleidooi ten gunste van Copernicus maakte Galilei gloedvol gebruik van een reeks waarnemingen die hij in 1609 aan de sterrenhemel had gedaan met een toen geheel nieuw instrument, de telescoop.  Daarmee zag hij bijvoorbeeld dat Jupiter een aantal manen had die in een baan om hun planeet draaiden. Hoe kan Jupiter eigen manen hebben, als alles om de aarde draait?

 

De Inquisitie

De Dialogo leidde tot een geheel uit de hand gelopen conflict met de katholieke kerk. De kerk zette het op de Index, de lijst van verboden boeken. Galilei was zelf katholiek. Zijn campagne ten gunste van Copernicus was juist mede bedoeld om zijn moederkerk te beschermen. Als de kerk een wetenschappelijk onhoudbaar standpunt bleef innemen, zou ze zich onsterfelijk blameren. Weliswaar is Galilei door de Inquisitie nooit gefolterd, maar hij is wel met succes verbaal onder forse druk gezet om zijn Copernicaanse overtuiging af te zweren. Ook heeft hij nooit, zoals vaak wordt beweerd, meteen na afloop van het proces gezegd Eppur si muove, En toch beweegt ze – namelijk de aarde. Maar de verhoudingen waren flink verstoord. 

 

Tussen Galilei en de kerk deed zich een vijftienjarige escalatie voor. Beide partijen hebben hieraan bijgedragen met een opvallend gebrek aan behoedzaamheid. Hoewel de Paus in 1992 zijn excuses aanbood voor de behandeling van Galilei, heeft het de verhouding meteen grondig bedorven tussen de natuurwetenschap en een religie die zich op de letterlijkheid van Gods woord richt.

Copernicus, Over de omwenteling van de hemelse sferen

Terwijl alle geleerden vóór hem de aarde als het vaste middelpunt van het heelal zagen, stelde Copernicus (1473 -1543) dat de zon het middelpunt van het heelal is. Deze Copernicaanse revolutie heeft ons wereldbeeld ingrijpend veranderd. Copernicus’ theorie werd eerst slechts beschouwd als een buitenissig idee. Pas in de 17e eeuw verwerft het aanhang en wordt het door de kerk veroordeeld.

 

Copernocus’ Planisfeer.

 

Sterrenkunde

De Pool Nicolaus Copernicus wijdde zich aan het einde van zijn leven als kanunnik aan de studie van de antieke sterrenkundigen. Zijn hoofdwerk, De revolutionibus orbium coelestium, Over de omwentelingen van de hemelse sferen verscheen in 1543, het jaar van zijn dood. Terwijl alle geleerden tot dan toe de aarde als het vaste middelpunt van het heelal hadden gezien waar zon, maan, sterren en planeten omheen draaien, het zogenaamde geocentrische model, stelde Copernicus dat de zon het middelpunt van het heelal is. De aarde en planeten bewegen om de zon. Alleen de maan draait om de aarde. Bovendien wordt de afwisseling van dag en nacht niet veroorzaakt door de omwenteling van de hemel, maar van de aarde zelf. Dit wordt het heliocentrische model genoemd, naar het Griekse woord helios, zon.

 

Schoonheid en wiskundige harmonie

Copernicus motieven voor deze, achteraf gerechtvaardigde, innovatie zijn niet helemaal duidelijk. Dat de aarde om de zon beweegt was immers in strijd met het gezond verstand en de onmiddellijke waarneming. Zij trad bovendien alle dan geaccepteerde natuurkundige beginselen met voeten. Veel praktisch voordeel had het nieuwe model ook niet. Het tot dan toe geaccepteerde sterrenkundige systeem van Ptolemaios voorspelde de bewegingen van de hemellichamen heel goed en het systeem van Copernicus bracht daarin vooralsnog geen verbetering. 

 

De reden om toch aan zijn heliocentrische model de voorkeur te geven lijkt vooral esthetisch van aard: het is mooier. Het model zit logischer in elkaar dan dat van Ptolemaios en bezit een zekere wiskundige harmonie. Copernicus gaat er van uit dat de werkelijkheid gehoorzaamt aan zulke esthetisch-wiskundige maatstaven.

De aanvankelijke reacties op Copernicus’ nieuwe model.

 

Als werk van technische sterrenkunde kende Copernicus’ boek zijn weerga niet en het werd dan ook alom bewonderd. De verbeterde sterrenkundige tabellen werden snel algemeen gebruikt. Maar zijn ideeën over de bouw van het heelal werden door de meeste geleerden aanvankelijk genegeerd. Galileo Galilei was één van de weinigen die Copernicus’ ideeën volmondig verdedigden. Er bestond in de tijd van Copernicus een scheidslijn tussen het technische berekenen en voorspellen van de stand van sterren en planeten enerzijds, en een filosofische en natuurkundige visie op het echte heelal anderzijds. Het model van Copernicus wordt als technisch-wiskundig instrument geaccepteerd, maar de filosofisch-natuurkundige kant is veel problematischer. Het is immers in strijd met de leer van de Rooms-katholieke kerk en de klassieke opvattingen. De uitgever van het werk gaf voor de zekerheid in het voorwoord aan dat het om een wiskundige verhandeling ging, níet om een beschrijving van de realiteit.

 

Late kerkelijke veroordeling

Hoewel al vroeg werd opgemerkt dat het stelsel van Copernicus in strijd is met het wereldbeeld van de bijbel, werd zijn systeem eerst gezien als een buitenissige sterrenkundige theorie. Theologen maken zich er niet echt druk om. Pas in de zeventiende eeuw werd zijn stelsel een boegbeeld voor een nieuwe natuurkunde. Deze nieuwe natuurkunde negeerde de traditionele ondergeschiktheid van de natuurkunde aan het leergezag van de theologen. Toen pas kwamen er kerkelijke veroordelingen.

 

Populair misverstand

In populair-filosofische verhandelingen wordt nog wel eens beweerd dat de reden voor het verzet tegen het Copernicaanse stelsel was gelegen in het feit dat Copernicus de mens uit zijn centrale positie in het heelal had verwijderd. Dit echter is een later verzinsel en onjuist. Geen enkele veroordeling van het Copernicaanse stelsel geeft dit aan als reden.

 

De middeleeuwse mens zag de wereld niet in termen van centrum en periferie, maar eerder in termen van hoog-laag. De hemel was het hoogste en ook edelste, letterlijk meest verheven deel van de wereld. De aarde bevond zich in deze visie in de laagste, minst aanzienlijke plaats in het heelal, afgezien van de hel, die zich in het middelpunt van de aarde bevond. Copernicus maakte de aarde tot een hemellichaam en plaatste de mens dus in de hemel, juist een veel aanzienlijker plaats.

 

De problemen ontstonden toen de nieuwe zeventiende-eeuwse natuurfilosofische theorieën, die mede op het werk van Copernicus gebaseerd waren, als bedreigend werden gezien. De veroordelingen van het Copernicaanse stelsel hadden te maken met het feit dat in de Bijbel duidelijk sprake is van een geocentrisch wereldbeeld. In de nieuwe theorieën was minder ruimte voor wonderen en direct goddelijk ingrijpen. De nieuwe natuurfilosofie stelt bovendien de filosofie niet langer ondergeschikt aan de theologie. De problemen van de kerk hadden hier mee te maken, en niet met het feit dat de mens uit zijn centrale positie in het heelal wordt gestoten.