De Humanistische Canon is een initiatief van het Humanistisch verbond. Wil je ons steunen? Klik dan op onderstaande knop.
Historisch opgebouwd via vensters en werken
De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).
In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.
Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina.
In On The Origin of Species by Means of Natural Selection wordt voor het eerst in de geschiedenis een plausibele, wetenschappelijk onderbouwde verklaring voor de ontwikkeling van het leven op aarde gegeven. De impact van zijn werk op de natuurwetenschappen en ons wereldbeeld is nauwelijks te overschatten. Charles Darwin (1809 – 1882) veranderde onze kijk op wie we zijn en waar we vandaan komen volledig.
Afbeelding: De Beagle, schilderij door Conrad Martens (ca. 1831-1836)
In 1831 stapt Darwin aan boord van het schip de Beagle voor een vijf jaar durende reis rond de wereld. Tijdens de reis noteert hij nauwkeurig zijn observaties van de flora en fauna in verschillende werelddelen en stuurt kisten vol specimen naar Groot-Brittannië. In de jaren na zijn reis publiceert Darwin verhalen over zijn ervaringen aan boord van de Beagle en wordt zo een graag geziene gast in de salons van Londen.
Hoewel Darwin geniet van het aanzien en zijn kalme en plezierige leven, blijft er een vraagstuk aan hem knagen: hoe komt soortvorming tot stand? Waar kwam de grote variëteit aan soorten vandaan die hij tijdens zijn reizen vond en die alle perfect waren aangepast aan hun natuurlijke habitat? In 1859, 28 jaar nadat hij aan boord ging van de Beagle, publiceert Darwin het antwoord op dit vraagstuk in zijn magnum opus ‘On the Origin of Species‘. De evolutietheorie is geboren.
Maar wat zegt Darwin nu eigenlijk in On the Origin? Simpel gesteld kan je zijn evolutietheorie terugbrengen tot twee basale uitgangspunten: Het leven op aarde heeft zich gedurende een proces van miljoenen jaren geleidelijk ontwikkeld vanuit a common descent, een gemeenschappelijke voorouder. Het mechanisme dat verantwoordelijk is voor dit verbazingwekkende proces is natuurlijke selectie.
Het mechanisme van natuurlijke selectie bestaat uit drie onderdelen: variatie, selectie en reproductie. Het laat zich als volgt illustreren:
Bij het ontstaan van elk organisme vinden mutaties plaats. Niet elke roos is hetzelfde, en niet elke zoon is een exacte kopie van zijn vader. Er bestaat dus variatie onder organismen. Deze min of meer toevallige mutaties doen vaak niet ter zake. Of jij een iets grotere schoenmaat hebt dan je vader betekent weinig voor je overlevingskansen.
Er zijn echter ook mutaties denkbaar, die wel degelijk voordeel – of nadeel! – opleveren in een bepaalde omgeving. Scherpere klauwen of langere benen kunnen erg handig zijn als je moet vechten of vluchten. Een net iets langere nek hebben dan je soortgenoten is handig om beter bij de bovenste blaadjes van een boom te komen. De omgeving stelt eisen aan organismen en selecteert op deze wijze nuttige eigenschappen. Organismen die beter zijn aangepast hebben betere kansen om te overleven dan hun soortgenoten zonder die nuttige eigenschappen.
Hiermee komen we bij het laatste kenmerk van natuurlijke selectie: reproductie. Organismen die een hogere overlevingskans hebben, zullen zich vaker en succesvoller voortplanten dan hun soortgenoten. Dit zorgt ervoor dat hun genen vaker aan nieuwe generaties worden doorgegeven. Darwin had zelf nog geen weet van genen, maar dat kinderen op hun ouders lijken had hij al wel in de gaten. Dit simpele mechanisme leidt tot de meest prachtige organismen, allen perfect aangepast aan hun omgeving, aldus Darwin.
Afbeelding: De evolutie van Homo Sapiens
In de 150 jaar sinds de publicatie van On the Origin zijn talloze ontdekkingen gedaan en is Darwins evolutietheorie gemoderniseerd. Zo worden in het begin van de twintigste eeuw geschriften van de Oostenrijkse monnik Gregor Mendel (1822 – 1884) gevonden, die baanbrekend werk had verricht rond de wetten van de erfelijkheid: de genetica. Mendel had zijn ideeën echter gepubliceerd in een botanistenblad dat nauwelijks werd gelezen. Hij krijgt pas postuum lof voor zijn bevindingen. Een andere belangrijke ontdekking is de ontrafeling van het menselijk DNA door James Watson en Francis Crick in 1953. De grondbeginselen van Darwins evolutietheorie zijn echter ongewijzigd gebleven.
Het had niet veel gescheeld, of iemand anders was de vader van de evolutietheorie geworden. Hoewel Darwin al decennia werkte aan zijn geesteskind, is een jonge natuurvorser, Alfred Wallace, hem bijna te snel af. Darwin krijgt lucht van Wallace zijn bevindingen – wat hem haast een beroerte oplevert – en na een kort spoedoverleg met bevriende wetenschappers zet hij zich aan het schrijven en publiceert zo snel hij kan. Met Wallace gooit hij het op een akkoordje.
Deze rare samenloop van omstandigheden heeft dan ook bijgedragen aan het karakter van het boek. Het is geen doorwrocht en zwaar academisch werk, maar opgebouwd als een betoog. Aan de hand van praktijkvoorbeelden en stellingen die de lezer niet tegen de borst zullen stoten, werkt Darwin zijn theorie uit en overtuigt zijn lezer. De academische omgeving van het 19e eeuwse Engeland, met haar salons en genootschappen, accepteert Darwins bevindingen relatief gemakkelijk en prijzen hem voor zijn prestatie. In de Victoriaanse maatschappij van die tijd zorgt het werk echter voor opschudding.
De invloed van Darwin op ons wereldbeeld is enorm. Niet langer staat de mens los van de natuur: hij is er onderdeel van. Sterker nog, de mens is waarschijnlijk slechts een toevallige uitkomst van het blinde evolutionaire proces. Vanzelfsprekend brengt deze gedachtegang een schok teweeg in de maatschappij waarin Darwin leefde. Hoewel Darwin huivert voor een groot debat in een samenleving die al genoeg spanningen kent, is het gezien de impact van zijn werk nauwelijks te voorkomen. Darwin zelf houdt zich afzijdig maar mede-bioloog Thomas Huxley, die ook wel Darwins ‘bulldog‘ wordt genoemd, gaat het debat met tegenstanders van de evolutietheorie graag en veelvuldig aan.
Darwins theorie vormt een grote uitdaging voor het christelijk wereldbeeld waarin de mens de kroon op de schepping is en het beginsel van het creationisme, het idee dat al leven op aarde in één keer is geschapen door God. Het zwart-witte scenario waarin men pre-Darwin letterlijk de Bijbel citeert en hem post-Darwin overboord zet, is echter te simplistisch. Al vóór de publicatie van On the Origin is het oudtestamentische wereldbeeld van een God die hemel en aarde schiep en zich bemoeit met het leven op aarde uit de mode geraakt. Er worden fossielen gevonden van onbekende wezens. Geologische bevindingen tonen dat de aarde ouder is dan aanvankelijk gedacht en veel – christelijke – natuuronderzoekers. En filosofen en theologen zoeken naar rationele verklaringen voor het functioneren van de wereld.
Desalniettemin wordt met de publicatie van On the Origin een steen geworpen in zowel de wetenschappelijke als de maatschappelijke vijver. Anno nu, ruim 150 jaar na verschijning, houdt On the Origin nog steeds de gemoederen bezig. Voor meer informatie over het actuele debat: zie de Link naar de Creationisme-folder in de linkerkolom.