De Humanistische Canon is een initiatief van het Humanistisch verbond. Wil je ons steunen? Klik dan op onderstaande knop.
Historisch opgebouwd via vensters en werken
De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).
In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.
Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina.
Sir Francis Bacon was een eminent vertegenwoordiger van het nieuwe wetenschappelijke denken. Hij was ervan overtuigd dat wetenschap en technologie de mensheid vooruit zouden helpen en was een van de eerste vooruitgangsdenkers. In zijn zoektocht naar zuivere kennis hechtte hij groot belang aan zintuiglijke waarnemingen. Bevrijd van autoriteiten en traditie, verzette hij zich krachtig tegen dwalingen en vooroordelen.
Bacon heeft zowel een politieke als een wetenschappelijke carrière gekend. Na zijn studie in Cambridge probeerde hij, in de traditie van zijn familie, een politieke carrière op te bouwen. Met succes. Hij komt in het Engelse parlement en klimt op tot het hoogste ambt in het land, dat van Lord Chancelor, Eerste Minister. In 1621 wordt hij echter veroordeeld vanwege het aannemen van steekpenningen en besluit hij zich bezig te houden met de inhoud en organisatie van de moderne, experimentele wetenschappen en filosofie.
Zijn bekendheid geniet Bacon dankzij zijn rol als vernieuwer van de wetenschap met de inductieve methode en de nadruk op experimenteren. Met de inductieve methode wordt bedoeld dat je op basis van zintuiglijke waarnemingen ideeën over de wereld vormt. Volgens Bacon moet men beginnen met het zichtbare feit, niet met een bedacht idee. Ook intuïtie en aangevoelde waarheden zijn niet toegestaan. Om de juiste methode te vinden zijn twee stappen nodig: de zuivering van het verstand van alle vooroordelen en overgeleverde dwalingen en vervolgens de toepassing van de correcte methode van denken en onderzoeken.
In de utopische roman New Atlantis (1624) heeft Bacon een poging gedaan om de nieuwe wetenschappen, nationaal en internationaal, op een juiste manier te organiseren. Hij was van mening dat de staat door wetenschappers bestuurd diende te worden. De moderne wetenschap brengt de mens uiteindelijk vooruitgang. De bekende uitspraak ‘Scientia potentia est’, ‘Kennis is macht’ is van Bacon afkomstig.
In zijn Essays (1579) en The Proficience and Advancement of Learning (1605) kwam duidelijk tot uiting dat Bacon een aanhanger was van het idee van een dubbele waarheid, van de islamitische filosoof Averroës (1126 – 1198). Er bestaat een waarheid van de rede en een waarheid van het geloof. Bacon wijdde zich aan de filosofie en de moderne wetenschappen, de waarheid van de rede.
Afbeelding: Titelpagina van het voorwoord van Novum Organum met de tekst ‘Multi pertransibunt et augebitur scientia’, ‘Velen zullen hier door gaan en onze kennis zal groeien’. Het schip vaart door de Pilaren van Hercules. Volgens Plato lag Atlantis achter deze pilaren.
Een nieuwe wetenschap betekent ook een nieuwe vorm van leren. In The Proficience and the Advancement of Learning onderscheidt Bacon drie gangbare fouten van het denken en van het ‘ouderwetse’ leren. Zo is er de pseudo-wetenschap, de nergens op gebaseerde kennis van charlatans die vooral onkritische volgelingen zoeken. Bacon geeft aan dat hier twee fouten in het spel zijn: het oplichten en het graag opgelicht willen worden. In zijn tijd betrof het zaken als alchemie, vormen van magie en astrologie.
Verder was er de fout van het haarkloven, het debatteren om het debat in plaats van het verkrijgen van nieuwe kennis. In de middeleeuwse scholastiek bijvoorbeeld, kon men zich tot in den treure bezig houden met disputen die weinig praktisch van aard waren, zoals de vraag of Jezus ooit gelachen had en de vraag of hij aan drie of vier spijkers aan het kruis hing.
Daarnaast was er de fout van het decadente humanistische leren. Daarmee doelde Bacon op de van Cicero bekende aandacht voor stijl en vorm. Inhoud is belangrijker dan vorm, vond Bacon. Wetenschap moet het leven in praktische zin beter maken en niet zomaar als plezierig tijdverdrijf worden uitgeoefend. Mooischrijverij is verspilling van talent.
Naast de drie fouten van het leren, staat Bacon vooral bekend vanwege de opsomming van vier Idols in zijn Novum Organum, Het nieuwe werktuig (1620). Idols zijn dwalingen, vooroordelen en drogredeneringen.
Vandaag de dag wordt Bacon onder meer bekritiseerd vanwege zijn perspectief op de natuur. De natuur staat in zijn denken ten dienste van de mens en de mens moet er alles aan doen zijn macht over de natuur te vergroten. De Amerikaanse historicus Peter Gay schrijft in The Enlightenment:
‘Het waren Bacon en Descartes die braken met het historisch fatalisme, dat wil zeggen, zij accepteerden niet langer dat de natuur de mens beheerste maar stelden dat de mens met behulp van de wetenschap heerste over de natuur.’
Veel hedendaagse humanisten nemen afstand van dit idee en benadrukken de eenheid tussen mens en natuur. Dit neemt niet weg dat de dwalingen van het denken die Bacon omschrijft, opvallend herkenbaar zijn en ook voor ons goed om in het achterhoofd te houden.
Hoe hangen de natuurverschijnselen samen? Welke orde valt erin te ontdekken? Vragen die de mens zich al eeuwen stelt. In de late Middeleeuwen ontwikkelde zich een nieuwe manier om deze vragen te beantwoorden: de natuurwetenschappen.
Copernicus, Gesprek met God, door Jan Matejko (1872)
Het begin van de Wetenschappelijke Revolutie wordt vaak in 1543 gelegd. Copernicus publiceert dan zijn Over de omwenteling van de hemelse sferen. In dit boek geeft hij aan dat niet de aarde het middelpunt van het heelal is, maar dat de planeten om de zon draaien: het heliocentrische systeem. Omdat deze leer in tegenspraak was met de leer van de kerk, werd het boek in 1616 op de index van verboden boeken gezet.
De ontwikkeling van de nieuwe manier om naar de wereld te kijken vormde geen plotseling breuk. Toch kunnen we wel constateren dat zich in het 16e en 17e eeuwse Europa een overgang tussen de vroegere natuurfilosofie en de moderne natuurwetenschap heeft voorgedaan, de Wetenschappelijke Revolutie.
Natuurfilosofen schetsten de wereld als geheel in woorden. Moderne natuurwetenschappers proberen daarentegen greep te krijgen op partjes van de wereld. Ze gebruiken vaak instrumenten als hulpmiddelen voor goede observatie, en streven precisie na. De essentie zit hem dan niet in de verbale uiteenzetting, maar in goed waarnemen en het eenduidig opschrijven van die observaties. De wetenschappelijke revolutie bracht nieuwe inzichten naar voren in bijvoorbeeld de scheikunde en de biologie, maar was vooral ook een nieuwe methode om de wereld te onderzoeken.
De wereld waar de oude natuurfilosofen verslag van uitbrachten, was de wereld van onze dagelijkse ervaring, bezien vanuit een metafysisch-religieus gezichtspunt. Bij de metafysisch-religieuze ontrafeling van de wereld kon je met je gezonde verstand een heel eind komen. Daarentegen demonstreert de moderne natuurwetenschap dat verschijnselen die wij dagelijks waarnemen, bijvoorbeeld een om ons heen draaiende zon, bij goede observatie wel eens onjuist kunnen blijken. De moderne natuurwetenschap is dan ook contra-intuïtief.
De Revolutie heeft zich niet rechtlijnig voltrokken. Rond 1600 hebben met name Johannes Kepler (1571 – 1630) en Galileo Galilei (1564 – 1642) manieren gevonden om via de wiskunde inzicht te krijgen in bijvoorbeeld het zonnestelsel of de val van voorwerpen op aarde. Hun wiskundige aannamen konden getoetst worden door middel van observatie en via experimenten.
Francis Bacon door J. Vanderbank (ca. 1731), National Portrait Gallery, London
Vrijwel gelijktijdig, maar wel afzonderlijk van elkaar wisten Francis Bacon, William Harvey, William Gilbert en Jan van Helmont via de experimentele methode nieuwe verschijnselen op het spoor te komen. Bijvoorbeeld dat onze bloedsomloop wordt aangedreven door het hart. En ook ontwikkelden in diezelfde tijd Isaac Beeckman, René Descartes en Pierre Gassendi natuurfilosofieën van een ten dele nieuw type, waarmee natuurverschijnselen veel gedetailleerder konden worden verklaard.
In de loop van de 17e eeuw gingen vervolgens de nieuwe vormen van natuurkennis op elkaar inwerken. En tenslotte heeft in 1687 Isaac Newton met zijn revolutionaire Philosophiae Naturalis Principia Mathematica, Beginselen van een wiskundige natuurwetenschap, de kroon gezet op een kleine eeuw pionierswerk, dat het menselijk kennen en ook kunnen voor altijd heeft veranderd.
Titelblad van de Principia, Newton (1687)
De hier geschetste omwenteling heeft ingrijpende wereldbeschouwelijke gevolgen met zich meegebracht. Natuurfilosofie maakte onlosmakelijk deel uit van de filosofie, die altijd al religieus was georiënteerd en in de Middeleeuwen nauw met het christelijk geloof verstrengeld was geraakt. Meteen al in de 17e eeuw begint een proces van ontwarring, dat met horten en stoten tot in onze tijd doorgaat. Sindsdien kunnen we er nauwelijks meer onder uit, ons rekenschap te geven van wat de moderne natuurwetenschap met zich meebrengt voor ons mens- en wereldbeeld.