+

Leeswijzer

Historisch opgebouwd via vensters en werken

 

Vensters

De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).

 

Werken

In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.

 

Zoeken

Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina. 

 

Vrijheid van denken

Sinds 2012 brengt de internationale humanistische gemeenschap een rapport over de vrijheid van denken (Freedom of Thought) uit. Hoe staat het wereldwijd met het recht om je eigen levensvisie te ontwikkelen, en in welke landen mag je in vrijheid bepalen wat je gelooft of niet gelooft?

 

Het rapport wil hiermee artikel 18 – de vrijheid van denken en religie – van de Internationale Verklaring voor de Rechten van de Mens beter inzichtelijk maken. Maar dan specifiek voor mensen die niet-religieus zijn. De vrijheid van denken en religie is immers ook de vrijheid om niet te geloven. 

 

Het rapport Freedom of Thought is het enige rapport dat de situatie van niet gelovigen wereldwijd in kaart brengt. Het richt zich op atheïsten, agnosten, vrijdenkers en humanisten en gaat na of er systematische, juridische en door de staat bepaalde of gelegitimeerde beperkingen zijn om vrij te denken. 

De vrijheid van denken, geweten, religie en levensbeschouwing

In de internationale verklaring voor de rechten van de mens, staan drie specifieke vrijheidsrechten bij elkaar: artikel 18, 19 en 20. De vrijheid van meningsuiting (artikel 19) krijgt vaak de meeste aandacht. Maar in wezen zijn ze het sterkst in samenspraak. Artikel 18 omvang de vrijheid van denken en van religie, artikel 20 gaat over de vrijheid van verenigen. Samen waarborgen ze de mogelijkheid van iedere mens om in vrijheid te denken, te twijfelen, te geloven, om zijn visie en mening te uiten en om dit samen met anderen te leven en in praktijk te brengen (mits het geen schade aan anderen toebrengt). 

 

De vrijheid van denken, van geweten, van religie en levensbeschouwing is een internationaal recht. Artikel 18 van de Universele Verklaring van de Mensenrechten luidt: 

 

“Everyone has the right to freedom of thought, conscience and religion; this right includes freedom to change his religion or belief, and freedom, either alone or in community with others and in public or private, to manifest his religion or belief in teaching, practice, worship and observance.”

 

 De VN mensenrechtenraad heeft daar een specifiek commentaar (General Comment 22) aan toegevoegd: 

  1. The right to freedom of thought, conscience and religion (which includes the freedom to hold beliefs) in article 18.1 is far-reaching and profound; it encompasses freedom of thought on all matters, personal conviction and the commitment to religion or belief, whether manifested individually or in community with others…
  2. Article 18 protects theistic, non-theistic and atheistic beliefs, as well as the right not to profess any religion or belief. The terms ‘belief’ and ‘religion’ are to be broadly construed. Article 18 is not limited in its application to traditional religions or to religions and beliefs with institutional characteristics or practices analogous to those of traditional religions.

De vrijheid van denken en van religie is dus niet beperkt tot institutionele religies, maar geldt voor het individu. Daarom wordt het door humanisten meestal de vrijheid van denken genoemd, in plaats van de vrijheid van religie. Het is overigens voor de meeste mensen gebruikelijk om het andersom te doen: de vrijheid van denken en religie, wordt samengevat tot ‘de vrijheid van religie’. Maar mensenrechten zijn ervoor bedoeld om mensen te beschermen, niet om religies te beschermen. 

 

Freedom of Thought

In Nederland biedt het Humanistisch Verbond het internationale Freedom of Thought rapport jaarlijks aan aan beleidsmakers en politici. In 2016 bijvoorbeeld, ontving de mensenrechtenambassadeur Kees van Baar het rapport uit handen van Boris van der Ham (voorzitter HV) en Rein Zunderdorp (bestuurslid IHEU). 

 

Verschillende Kamerleden (o.a. Omtzigt (CDA), Ten Broeke (VVD), Bommel (SP), Servaes (PvdA) en Voordewind (CU)) hebben het HV laten weten zich zorgen te maken over de wereldwijde risico’s voor ongelovigen. In 2016 was het in 59 landen illegaal om niet gelovig te zijn, en in maar liefst 13 landen staat er de doodstraf op. Een van de aandachtspunten die het HV belangrijk vindt, is de situatie van ongelovige vluchtelingen in asielzoekerscentra. Hierover is de documentaire ‘Ongelovig. Vrijdenkers op de Vlucht’ gemaakt door omroep Human.

 

In Nederland zijn de meeste mensen niet gelovig en staat op ongeloof nauwelijks een taboe. Maar dat geldt niet voor iedereen. Met name voor mensen die een islamitische achtergrond hebben kan het moeilijk zijn om niet te geloven en dat te uiten. Vooral in de omgang met ouders en de bredere sociale omgeving. In verschillende landen zijn daarom comités voor ex-moslims opgericht. In Nederland bestaat sinds kort Nieuwe Vrijdenkers, waar ex-moslims en nieuwe vrijdenkers van allerlei achtergronden ervaringen kunnen uitwisselen. Op deze manier wordt ook voor hen de vrijheid van denken beter mogelijk gemaakt. 

Nicolaas Matsier, Gesloten Huis

Gesloten Huis. Zelfportret met ouders is een diep doorleefd, autobiografisch verhaal over een man die na het overlijden van zijn moeder het ouderlijk huis leegruimt. Hij laat de voorwerpen uit dit museum van zijn gereformeerde jeugd door zijn handen laat gaan. Het ontmantelen van het ouderlijk huis werkt als een overgangsritueel. Het is een betekenisvol afscheid van zijn jeugd en zijn ouders. Nicolaas Matsier (pseudoniem van Tjit Reinsma, 1945) schrijft essays, novellen, verhalen en romans. Hij is daarnaast ook vertaler.

 

Existentiële vragen

Matsier studeerde filosofie en klassieke talen. Met de autobiografische roman Gesloten Huis liep hij tot drie keer toe een grote literaire prijs mis, maar oogste desondanks veel lof. Het boek gaat over herinnering, leven en dood, rouw en alle existentiële vragen die daarmee samenhangen, maar schetst daarnaast het huiselijk leven in het gezin van een gereformeerde geschiedenisleraar, eerst in Krommenie en daarna in de Haagse vruchtenbuurt, in de jaren ’50 en ’60. In deze betrekkelijk geborgen wereld, waarin de kolenkachel voor warmte zorgde en de melkman langs de deur kwam, drong het verderf slechts sporadisch binnen, bijvoorbeeld in de vorm van een suggestieve passage in een Zwarte Beertjespocket of via een afbeelding van Aphrodite in een mythologieboek.

 

Terloops afscheid van het geloof

Matsier gaat anders met zijn gereformeerde achtergrond om dan ex-geloofsgenoten als J.M.A. Biesheuvel, Maarten t Hart, of Jan Wolkers. Waar dezen zich met humor en soms boosheid afzetten tegen hun geloofsmilieu, is Matsier meer een historicus die zich met mededogen probeert in te leven in de wereld van zijn ouders en van de jonge man die hij zelf ooit was. Tekenend is de manier waarop hij zijn breuk met het geloof schetst. Het is een terloopse gebeurtenis, vergelijkbaar met het roken van de eerste sigaret of de inwijding in de seks. Het gebeurt op de Groothertoginnelaan in Den Haag in een pauze op school, in aanwezigheid van een vriend: 

 

‘Daar dus, tijdens het gaan, het zetten van misschien drie, vier voetstappen, op een plek die ik (bij benadering) nog zou kunnen wijzen, deelde ik mijn ongeloof mee zonder dat er verder nog enige discussie aan te pas kwam. Dit was voortaan zo. Vanaf nu zou er een ongelovige op school en in de kerk en op de catechisatie zitten.’

 

De hoofdpersoon houdt vervolgens nog jarenlang de uiterlijke schijn op. Hij kiest voor de ‘innere Emigration’ en handhaaft een zwijgzame, ‘logisch-positivistische’ verzetshouding, bijvoorbeeld wanneer zijn vader weer eens een gebed begint af te steken.

 

Matsier houdt het bij nuchtere observaties en spaart zichzelf niet. Hij omschrijft zijn verzet als puberaal. Het was een noodzakelijke maar weinig heldhaftige stap om zichzelf vrij te maken. In het hele proces van volwassenwording is dit bepaald geen allesoverheersend incident. Matsier heeft ook niets recht te zetten met zijn ouders of met het milieu waaruit hij is voortgekomen. Hij vertelt hoe hij eraan ontgroeid is.

 

Stil verdriet

Een van de belangrijkste thema’s in het boek is het overlijden van zijn zusje en broertje, dat hij als vijfjarig kind vanaf de zijlijn heeft waargenomen. Zijn ouders hebben dit dubbele verlies destijds (rond 1950) met een gelovige en berustende houding proberen te verwerken. Het stille verdriet van de ouders heeft hem getekend. De kinderen zijn niet aanwezig geweest bij de begrafenis van hun zusje en broertje en er is weinig over gepraat. Dit onverwerkte verdriet (‘achtergestelde rouw’) speelt een belangrijke rol in een korte periode van waanzin die de hoofdpersoon rond zijn dertigste levensjaar doormaakt. Ook hier toont de schrijver begrip voor de ouders die in een tijd waarin rouwtherapie nog niet was uitgevonden, het verdriet zo goed mogelijk hebben doorstaan en vervolgens ook nog eens een doorgedraaide, dertigjarige zoon liefdevol hebben opgevangen.

 

Het meest opmerkelijke aan dit boek is wel de zorgvuldigheid waarmee de schrijver het ouderlijk huisraad door zijn vingers laat gaan en dan toch maar besluit bepaalde voorwerpen te bewaren. Daaruit spreekt een grote behoefte aan rituelen. God heeft hij daar in de Groothertoginnelaan wel afgeschaft, maar hij blijft op zoek naar een alternatieve vorm- en zingeving van het bestaan.