
De Humanistische Canon is een initiatief van het Humanistisch verbond. Wil je ons steunen? Klik dan op onderstaande knop.
Historisch opgebouwd via vensters en werken
De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).
In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.
Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina.
Alevitisme is een ondogmatische vorm van het Islamitische geloof. Alevieten onderscheiden zich van de dominante islamitische stromingen – Soennitische en Sjiitische Islam – door hun (religieus-)humanistische levensopvatting. Het gaat om een synthese van Oosterse culturele gebruiken, gewoonten, rituelen en de Islamitische traditie. Tussen de 80.000 en 100.000 van de Turkse Nederlanders is Aleviet; dat is zo’n 25 %. In Nederland hebben de Alevieten zich aangesloten bij de Humanistische Alliantie.
Ali’s bijnaam is Leeuw van Allah. Daarom wordt zijn naam vaak gekalligrafeerd in de vorm van een leeuw
Hoeveel Alevieten er precies over de hele wereld zijn is moeilijk te zeggen, maar naar schatting zijn het er rond de 20 miljoen. Net als in Turkije vormen de Alevieten, na de Soennieten, de op één na grootste religieuze stroming onder de Turkse inwoners in Nederland. De term Alevieten functioneert als een paraplu voor een groep die moeilijk onder één noemer te vatten is. Turks-Nederlandse Alevieten beschouwen hun levensvisie als democratisch en open. Sommige Alevieten zijn orthodox islamitisch, anderen zijn (religieus-) humanistisch en een kleine groep is seculier of atheïstisch.
Alevieten hechten over het algemeen weinig belang aan strikt op te volgen religieuze dogma’s en regels. Niet de religieuze voorschriften, maar de ontwikkeling tot goed mens staat centraal.
Aleviet kan meerdere betekenissen hebben. De eerste betekenis is aan de kant van Ali staan, dat wil zeggen, aanhanger van Ali zijn. Het gaat hier over een aparte stroming binnen de Islam, ontstaan als gevolg van de strijd om de opvolging van de Islamitische profeet Mohammed na diens dood. Ali is de schoonzoon van Mohammed.
In de tweede betekenis gaat Alevitisme over opvattingen en praktijken in het centrum van de Anatolische gemeenschap in West-Turkije. In deze cultuur-historische situatie zijn Alevieten tot een bepaalde wereldvisie gekomen die grotendeels is gevormd binnen de Turkse cultuur van vóór de ontwikkeling van de Islam in de 7e eeuw. De ontwikkeling van het Alevitisme verliep in samenhang met andere Islamitische groeperingen, die zich keerden tegen de culturele onderdrukking door Arabieren en door Perzen.
In de derde betekenis is het Alevitisme primair een cultuurgebonden geheel van normen en waarden, leefstijl en gebruiken. Het gaat om een seculiere levensstijl, waarin religie geen of weinig betekenis heeft. Alevieten laten zich in deze derde betekenis inspireren door Alevitische muziek en poëzie, maar de religieuze achtergrond vinden ze minder belangrijk en rituele praktijken ervaren ze als folklore. Deze vorm van ‘Aleviet-zijn’ is vooral te zien bij jongere Alevieten.
Zoals aangegeven, verwijst Alevitisme onder meer naar aan de kant van Ali staan. Veel van deze aanhangers van Ali zijn omstreeks 680 gevlucht naar Horasan in Oost-Anatolië, een streek in het huidige Noord-Iran. In deze tijdsperiode is Horasan tot een vaderland voor de Turkse Alevieten geworden. Het was een land met voornamelijk Turkse gewoontes, normen en waarden. Voor de komst van de Islam was het sjamanisme overheersend onder de Turken en elementen van het sjamanisme zijn nog altijd terug te zien in het Alevitisme.
Een belangrijke heilige in het Alevitisme is Haci Bektas Veli. Hij leefde in de 13e eeuw in Anatolië, was een soefi meester en is de grondlegger van de Bektashi-orde. Hij ontwikkelde het vier deuren en veertig treden principe: een weg om tot god te komen en volmaakt mens te worden. Het verschil tussen Alevieten en Bektasi’s is door de eeuwen heen zo klein geworden, dat men tegenwoordig nauwelijks nog van een verschil kan spreken.
De ontwikkeling van het Alevitisme-Bektasisme heeft grotendeels plaatsgevonden in de School van Horasan. In deze school werd op een pragmatische manier omgegaan met de Islamitische wetgeving, de sharia. Het culturele erfgoed van de plaatselijke bevolking en een mystieke kijk op de Islam waren richtinggevend. De focus lag op de moraal en ethische voorschriften en minder op streng doorgevoerde wetgeving. Het gebed werd door vrouwen en mannen samen uitgevoerd, op basis van het uitgangspunt dat man en vrouw gelijkwaardig zijn. Andere belangrijke punten waren de eenheid van de Islam en het welzijn van de mensen, met als inzet dat de mens zich ontwikkelt tot insan-i kamil, dat wil zeggen: een mens met spirituele wijsheid of een volmaakte mens. Wanneer deze spiritueel ontwikkelde persoonlijkheden hun diensten aan het volk verlenen ontstaat er een toplum-u kamil, een volk dat spirituele wijsheid heeft.
Door de eeuwen heen bevonden de Alevi-Bektasi’s zich bijna steeds in oppositie met de gevestigde elite en cultuur. Door de aanhangers van de dominante stromingen binnen de Islam zijn zij altijd kritisch bekeken. Maar door het centraal stellen van de mens, een pragmatische levenshouding en manier van opvoeden, ondervonden de Alevi-Bektasi’s minder problemen in hun contacten met niet-Islamitische volken.
Het Alevitisme werd op de meeste plaatsen onderdrukt, maar bleef als een stroming voortbestaan en heeft met name in de 14e, 15e en 16e eeuw tot talloze protestbewegingen gevoerd. Ook de Alevieten in Turkije hebben een lange geschiedenis als minderheid in strijd tegen de staat.
De Alevieten hebben een groot respect voor ieders geloof, wat dit ook moge zijn. Ofwel, zoals Haci Bektas veli het zei, ‘De mens zelf is degene die uiting en richting geeft aan het geloof’. De imams Ali en Haci Bektas Veli waren een belichaming van het principe van het ‘accepteren en respecteren van ieder mens zoals deze is’.
De mens is in het Alevitisme verantwoordelijk voor zichzelf. De mens moet zelf tot de erkenning van God en de natuur komen. Om die reden, kan niemand vanwege bijvoorbeeld zijn atheïsme veroordeeld en gestraft worden. Iedereen is vrij zijn geloof te beleven zoals hij of zij verkiest. Er zijn geen verplichte gebeden en geen vaste regels. Dit betekent ook dat er veel variatie mogelijk is – en voorkomt – binnen het Alevitisme. Niet God, maar de mens is de wetgever op aarde. Alleen met betrekking tot de spiritueel-religieuze vragen is de Aleviet ondergeschikt aan een spirituele leraar, een zogenoemde dede.
Een groot deel van de Alevieten in Nederland, ziet het Alevitisme als een combinatie van de Islam en humanistische waarden. Het Alevitisme is voor hen een humanistische filosofie, waarbij de mens centraal staat. Om tot God te komen, om God te gedenken, is het noodzakelijk om ook de Goddelijke essentie in de mens te erkennen. God wordt dus als immanent voorgesteld. Dit geloof is alleen mogelijk wanneer het er in de samenleving menselijk aan toegaat, dat wil zeggen, democratisch en humanistisch.
In het Alevitisme gaat het om ‘de mens met een schoon hart’. Bij de meeste Alevieten krijgt deze levensfilosofie ook een religieuze vertaling en duiding: de mens is een spiegel van God. Om tot God te komen hoef je niet per se naar Mekka te gaan, zoals de Soennieten doen; maar zoals Haci Bekta zei: Je moet het niet zoeken in Mekka. Je bent zelf Mekka en Kabe, je bent zelf de Koran.
Voor sommige Alevieten die zich als niet-gelovig benoemen, staat het Alevitisme buiten de Islam. Vooral de tweede generatie Alevieten in Nederland, zien het Alevitisme primair als een cultuurgebonden geheel van normen en waarden, leefstijl en gebruiken.
Sommige Alevieten stellen zich relativerend op ten aanzien van praktijken van religieuze expressie. Veel ceremoniële handelingen zijn folklore, uiterlijkheden, geworden. Iedereen moet zelf weten of hij of zij zich hiermee bezig houdt. Wel hecht men er aan de Alevitische levensfilosofie en gedachtegoed over te dragen aan volgende generaties. Voor andere Alevieten nemen het geloof in Allah en het vasten en bidden een centrale plaats binnen hun leven in.
Alevieten hebben geen moskee. Ze gaan niet op pelgrimage naar Mekka en ze dragen geen hoofddoek. Alevieten vasten wel – maar niet tijdens de ramadan – en hebben een eigen sociaal-religieuze ceremonie, de Cem. Letterlijk vertaald betekent Cem: bij elkaar brengen, vergaderen en bijeenkomen. Een Cem ceremonie wordt voltrokken onder begeleiding van een Dede. De Dede is de sociale leider en raadgever van een Alevitische gemeenschap. Hij vertelt over het geloof en de Alevitische geschiedenis.
Alevieten hebben een sterke onderlinge band. Deze sterke band is mede terug te voeren tot de onderdrukking en discriminatie, die ze in Turkije hebben ondergaan. Orthodox-religieuze Soennieten beschouwen Alevieten niet als Moslims en vinden vooral de te grote gelijkheid tussen man en vrouw een probleem.
De discussie rondom de Islam roept bij de Alevieten veel emotie op. Omdat Alevieten zich niet herkennen in de orthodoxe Islam en hun levensvisie sterk liberaal-humanistische en progressieve elementen heeft, herkennen ze zich niet in de inhoud en de toon van het debat. Vanwege de gerichtheid op menselijke groei en de liberale aard van het Alevitisme, hebben ze zich bij de Humanistische Alliantie aangesloten.
Voor dit artikel is er gebruik gemaakt van quotes uit het boek Mijn Mekka is de Mens: Alevieten in de Nederlandse Samenleving, geschreven door I, Yerden (2010).
Het project waaraan de Oostenrijks-Britse filosoof Karl Popper (1902 – 1994) zijn hele leven zou wijden kan omschreven worden als het redden van de enkeling. Niet alleen de enkeling als mens, maar ook de enkele waarneming. Een theorie of visie die zichzelf als De Waarheid presenteert, bedreigt beiden. De natuur kunnen we proberen te verklaren en voorspellen aan de hand van wetten. De mens en zijn geschiedenis bestaan echter uit uitzonderingen.
Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog loopt de zeventienjarige communist Karl Popper door de straten van Wenen. Hij is op een bevrijdingsmissie en hoopt bij te kunnen dragen aan de revolutie. Een aantal communistische leiders is vastgezet. De partijtop heeft arbeiders ingezet om ze te bevrijden. Ongewapend, maar vol van het communistisch ideaal loopt de menigte, waaronder Popper, naar het gebouw waar de leiders gevangen zitten. Eenmaal daar aangekomen opent de politie het vuur. Tachtig mensen raken gewond en twaalf vinden de dood.
De jonge Popper breekt direct met het communisme. Hij doorziet dat de eerste schuld van deze gebeurtenis bij de partijtop zelf ligt. Voor het bereiken van een hoger doel achtten ze het geoorloofd om enkelingen op te offeren. Misschien kan in deze jeugdervaring het begin van het wijsgerig project van Popper gevonden worden: het redden van de enkeling. Zowel de enkele mens, als de enkele waarneming.
Aanvankelijk begeeft Poppers werkterrein zich voornamelijk op het gebied van de wetenschapsfilosofie. Hij formuleert het falsificationisme: één waarneming is voldoende om een theorie omver te werpen. Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, ziet Popper dat de enkele mens wordt bedreigd door het totalitarisme, namelijk het nationaal-socialisme van Hitler (zie ook het venster Auschwitz). Zijn falsificationisme zet hij nu in voor de samenleving. Individuen mogen nooit opgeofferd worden voor de waarheid van de staat.
Verbeten werkt Popper aan zijn magnum opus The Open Society and Its Enemies, De open samenleving en haar vijanden, dat in 1945 uitkomt. Hierin vecht hij tegen totalitaire krachten als het tribalisme (zie hieronder) en anti-egalitarisme, het verwerpen van de gelijkheid van mensen. Om de gesloten samenlevingen die ook grote filosofen voorstaan te doorzien, gebruikt Popper het verschijnsel historicisme als sleutel.
In de conclusie van De open samenleving omschrijft Popper zijn eigen boek als ‘losse kanttekeningen van persoonlijke aard bij de geschiedenis van het historicisme‘. Historicisme is de overtuiging, dat in de geschiedenis wetten werkzaam zijn die het mogelijk maken de loop van de geschiedenis te voorspellen en die en passant ook de essentie van de menselijke lotsbestemming laten zien.
Popper noemt dit idee een verkeerde toepassing van de methode van de natuurwetenschap op een discipline als geschiedenis. De wetten van de natuurwetenschap kennen geen uitzonderingen, maar de geschiedenis bestaat alleen maar uit uitzonderingen, uit unieke feiten die niet in wetten te vangen zijn. Toch is het historicisme een hardnekkig idee. Controle over de natuur werd mogelijk door de ontdekking van natuurwetten. Controle over de loop van de geschiedenis zou ook de controle over mensen betekenen. Popper schrijft over de aantrekkingskracht van het historicisme:
‘(Z)ij is gebaseerd op onze angst om toe te geven dat wij, en wij alleen, verantwoordelijk zijn voor onze ethische beslissingen en dat wij die verantwoordelijkheid op niemand anders kunnen afschuiven, niet op God, niet op de natuur, niet op de samenleving en ook niet op de geschiedenis. In al deze theorieën wordt getracht iemand of iets te vinden om deze last van onze schouders te nemen. Maar we kunnen ons niet aan die verantwoordelijkheid onttrekken.’ (p. 103)
Het historicisme wordt door van oudsher sterk bewonderde filosofen als Plato, Hegel en Marx gebruikt in hun rechtvaardiging van gesloten samenlevingen. Omdat Popper in hun werk de kiem van het totalitarisme ziet, bestrijdt hij hen alsof ze springlevend zijn.
Plato combineert historicisme met tribalisme in zijn Politeia, De Staat, zijn werk over de ideale samenleving. De tribale samenleving heeft als belangrijkste kenmerk dat rangen en standen vastliggen. Ook liggen gebruiken en wetten vast, alsof ze, in plaats van met elkaar afgesproken, organisch gegroeid zijn. Popper omschrijft het tribalisme als volgt:
‘(T)ribalisme duidt op de nadruk die gelegd wordt op het opperste belang van de stam waarbuiten het individu niets voorstelt.’ (p. 30)
Het historicisme komt tot uitdrukking in Plato’s hang naar het bestaande en onveranderlijke en zijn opvatting dat ‘alle sociale verandering niets anders is dan verval en achteruitgang.’ (p. 48) Daarom bedenkt Plato een staat die tot stilstand is gebracht. Een volmaakte samenleving waarin geen mens zijn plaats niet kent, er niets verandert en in zijn ogen daardoor eeuwig rechtvaardig is.
Bij Hegel is, kort gezegd, de staat alles en het individu niets. De staat heeft de absolute kennis in pacht en heeft geen enkele morele verplichting, omdat alleen de geschiedenis uitwijst of een staat succes heeft. Het historicisme bij Hegel blijkt uit zijn idee dat er een uitverkoren staat is, voorbestemd om de wereld e overheersen. Het ligt dus in de loop van de geschiedenis dat staten in oorlog met elkaar zijn. Het individu speelt geen enkele rol in de staat van Hegel, of het moet de scheppende rol van de grote man zijn en het heroïsche leven dat hij symboliseert. De gewone enkeling dient zich te voegen in de loop van de geschiedenis.
Het marxisme ziet Popper als de zuiverste, meest ontwikkelde en gevaarlijkste vorm van het historicisme, namelijk het historisch materialisme. Hoewel Marx’ meest bekende uitspraak – ‘De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het komt er op aan haar te veranderen‘ – juist gaat over het veranderen van de wereld, ziet Popper zijn activistische houding ondergesneeuwd worden door zijn historicisme. Onder invloed daarvan, schrijft Popper, wordt Marx een profeet. Marx schrijft dat mensen zich moeten onderwerpen aan de ‘onverbiddelijke wetten’ van de geschiedenis en dat we niets anders kunnen doen dan ‘de barensweeën van de natuurlijke ontwikkelingsfasen van het kapitalisme verkorten en verzachten.’ (p. 448) En ook in deze theorie wordt de enkeling weer een pion in de voorstuwende geschiedenis. Overigens tref je dit historicisme nog niet aan bij de jonge Marx, die in deze Canon is opgenomen, maar heeft hij dit pas later ontwikkeld.
Handgeschreven citaat van Popper: ‘Ik kan ongelijk hebben en jij gelijk en met enige moeite komen we misschien samen nader tot de waarheid’. (p. 455, vertaling door red.)
Hoe anders is de plaats van het individu in de open samenleving die Popper voor ogen heeft. In de open samenleving leven kritische burgers. Hun rationele houding jegens elkaar moet er een zijn van ‘ik kan ongelijk hebben en jij gelijk en met enige moeite komen we misschien samen nader tot de waarheid.‘ (p. 474) Ondanks zijn kritiek op het historicisme is Popper overtuigd van de mogelijkheid van vooruitgang. Zeker als we het concept vooruitgang goed begrijpen:
‘Als we denken dat er vooruitgang in de geschiedenis wordt geboekt, of dat vooruitgang onvermijdelijk is, dan maken we dezelfde fout als zij die geloven dat de geschiedenis een zin heeft die erin kan worden ontdekt en die er niet in hoeft worden gelegd. Vooruitgaan is namelijk hetzelfde als zich voortbewegen op weg naar een of ander doel, een doel dat voor ons als menselijke wezens bestaat. De geschiedenis kan dat niet doen; alleen wij, menselijke individuen, kunnen dat. En we kunnen dat doen door de democratische instellingen waarop de vrijheid, en daarmee de vooruitgang gebaseerd is, te verdedigen en te versterken.‘ (p. 529)
Popper beschrijft een gesloten samenleving als volgt:
‘(D)e drijfveer van een gesloten samenleving is het verlangen van mensen om hun definitieve plaats in de wereld te vinden en te kennen en tot een machtig collectief geheel te behoren.’
Een open samenleving is hier natuurlijk het tegendeel van. Popper ziet zijn boek als zijn bijdrage tegen het fascisme, de stroming die de gesloten samenleving bij uitstek voorstaat.
Interessant is dat Popper zijn wetenschapsfilosofie en zijn ideeën over een moreel gezonde samenleving aan elkaar verbindt. Goede wetenschap en een goede samenleving, rusten op gelijksoortige principes. Het voornaamste principe is ruimte voor kritiek. Een wetenschappelijke theorie moet zo geformuleerd worden dat de theorie in principe weerlegbaar is. Dit criterium is ook het criterium om gesloten samenlevingen van open samenlevingen te onderscheiden. Een open samenleving staat open voor kritiek en is dus per definitie een democratie.