+

Leeswijzer

Historisch opgebouwd via vensters en werken

 

Vensters

De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).

 

Werken

In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.

 

Zoeken

Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina. 

 

Magnus Hirschfeld

Ondanks de kritiek van zijn vrienden, familie en collega’s zette de Duitse arts en seksuoloog Magnus Hirschfeld zich onverschrokken in voor de emancipatie van homoseksuele, transgender en intersekse personen. In 1919 richtte hij het Institut für Sexualwissenschaft op. Voorvechters van lhbti-rechten staan nog altijd op de schouders van Hirschfeld en zijn baanbrekende wetenschappelijke werk. 
 
Vroege interesse en activisme 
Magnus Hirschfeld werd in 1868 geboren in een groot, joods gezin in het Pruisische Kolberg (nu Polen). Van jongs af aan was Hirschfeld geïnteresseerd in seksualiteit. In tegenstelling tot de conservatieve opinie van die tijd, geloofde Hirschfeld in de natuurlijke diversiteit van seksualiteit en gender.  
Tijdens zijn werk als dokter werd Hirschfeld geraakt door de vele suïcides van zijn homoseksuele patiënten. In 1897 richtte hij het Wetenschappelijk-Humanitair Comité op, waarmee hij pleitte om paragraaf 175 omver te werpen in het Wetboek van Strafrecht. Dit wetsartikel verbood geslachtsverkeer tussen mannen. Hirschfeld had zo’n zesduizend medestanders, waaronder Albert Einstein, Thomas Mann en Stefan Zweig.  
  
In 1905 sloot Hirschfeld zich aan bij de Bund für Mutterschutz (‘Bond voor de Bescherming van Moeders’), de feministische organisatie, opgericht door Helene Stöcker. Hij steunde de campagne voor decriminalisering van abortus en sloot zich aan bij de campagne tegen het beleid dat vrouwelijke leraren en ambtenaren geen kinderen mochten krijgen en zelfs niet mochten trouwen. Samen met de Duitse feministe Stöcker voerde hij campagne tegen een uitbreiding van paragraaf 175 in het Wetboek van Strafrecht, die het geslachtsverkeer tussen vrouwen zou criminaliseren. Met succes: de uitbreiding van het wetsartikel is er niet gekomen. 
  
Dit campagne voeren zette Hirschfeld op de kaart, maar het werd hem niet altijd in dank afgenomen. Als humanistische, homoseksuele, joodse man was Hirschfeld voor een groep nationalistische Duitsers überhaupt een doorn in het oog. Zijn activisme maakte hem doelwit. Door kranten uit het hele land werd hij zwartgemaakt. De agressie die toentertijd enkel nog verbaal was, werd in 1920 fysiek toen hij na een lezing in München werd aangevallen door extreemrechtse mannen. Na de aanval kreeg hij zelfs zijn eigen overlijdensbericht te lezen in de krant, die hij met zekere humor corrigeerde: hij hoopt dat hij nog leeft tot hij zijn tegenstanders heeft overtuigd van de “juistheid van mijn opvattingen en de noodzaak van mijn levenswerk, wat waarschijnlijk nog geruime tijd zal duren”. 
 
Het eerste seksuologische instituut 
In 1919 stichtte Hirschfeld in Berlijn ’s werelds eerste seksuologische instituut op, genaamd Institut für Sexuallwissenschaft. Wat het werk van Hirschfeld zo baanbrekend maakte, was zijn omgang met zijn patiënten. Hij behandelde ze eerst en vooral als mens in plaats van als onderzoeksobject of patiënt.  
De pathologisering van lhbti’ers had zijn wortels in deze tijd, waarbij de blik pathologiserend en medisch was. Vanwege de tijdgeest ontkomt Hirschfeld hier zelf ook niet aan; hij is mateloos geïntrigeerd door de mogelijke biologische oorzaken van homoseksualiteit. Door de jaren heen verschuift zijn medische blik meer richting psychotherapeutische ondersteuning, waarbij het doel was om homoseksuelen te leren zichzelf te accepteren in een vijandige wereld. 
 
Behalve dat Hirschfeld met zijn onderzoek de waarheid wilde achterhalen van biologische seksualiteit, had zijn onderzoek als doel om homoseksuele en transgender personen te vermenselijken. Zijn humanistische boodschap aan de maatschappij was dat zij net als alle anderen het recht hebben om op eigen wijze vorm te geven aan hun leven.  
 
Het instituut en het onderzoek dat werd verricht was evengoed progressief te noemen voor die tijd. Zo kon men er terecht voor gynaecologische behandelingen, anticonceptie en werden transgender personen geholpen met het krijgen van medische hulp, waaronder ook geslachtsveranderingen. Het overgrote gedeelte van de zorg die het instituut verleende, werd gratis aangeboden aan patiënten. 
 
Maar dan wordt het succes van de kliniek op brute wijze gestopt. In de ochtend van zaterdag 6 mei, 1933, slechts drie maand na de aanstelling van Adolf Hitler als Rijkskanselier, marcheerden een honderdtal studenten van de fascistische beweging op triomfantelijke muziek van de brassband naar het instituut. Vitrinekasten werden ingeslagen, kunst werd van de muur gerukt en de circa twintigduizend boeken die de wetenschappelijke bibliotheek rijk was werden systematisch afgevoerd. De Sturmabteilung verscheen enkele uren later en verzamelde jaren aan onderzoek, foto’s en boeken. Deze zouden dienen als stookmateriaal voor de bekende boekverbrandingen aan de Opernplatz bij Unter den Linden. De foto’s van de brandende bibliotheek zijn iconisch geworden voor de eerste grote boekverbranding in Nazi-Duitsland, maar slechts weinigen weten dat het een aanval was op de eerste transgender kliniek in de wereld. Veel onderzoek over homoseksuelen, transgender en intersekse personen is hierbij voor altijd kwijtgemaakt. 
 

Duitse student en SS’er plunderen het instituut. Zeldzame werken over gender en seksualiteit werden in vrachtwagens geladen voor verbranding.

 

Gedachtegoed 
Ondanks zijn vooruitstrevende opvattingen en inzet voor lhbti-rechten, wordt Hirschfeld ook bekritiseerd vanwege opvattingen en praktijken die vandaag de dag als problematisch worden beschouwd. De generatie activisten ná Hirschfeld werd dan ook liever niet met hem geassocieerd, tot zijn betekenis voor de vroege homo-emancipatie niet langer kon worden ontkend. Zo is Hirschfeld in zijn eerste werken zoals Sappho und Sokrates niet overwegend positief over mogelijke biologische factoren die homoseksualiteit zou veroorzaken. Later zou hij in zijn kliniek meer heil zien in psychotherapeutische ondersteuning voor homoseksuelen, maar hiervoor beweerde hij dat homomannen het recht hadden om te proberen hun seksuele geaardheid te veranderen als ze dat wilden. Vanwege Hirschfelds biologische oriëntatie was hij geneigd te denken dat dit bereikt kon worden met louter medische ingrepen. Deze overtuiging had ernstige gevolgen voor een aantal mannelijke cliënten die wensten van hun verlangens af te komen. Na de mislukte resultaten van meerdere operaties zette Hirschfeld deze behandeling stop. 
Op het gebied van eugenetica is Hirschfeld wederom tegenstrijdig. In de 19e eeuw ontstonden nieuwe inzichten over de erfelijkheid van genen. Hij geloofde in het bestaan van negatieve en positieve genen die de mogelijkheid hadden om de volgende generaties te versterken of te verslechteren. In deze tijd ging hij discussies aan over hoe men moest omgaan met deze inzichten: moesten koppels bijvoorbeeld een certificaat van gezondheid aanvragen voordat ze mochten trouwen, zoals sommige wetenschappers aanraadden? Hirschfeld was hiertegen en vond vooral dat het volk goed geïnformeerd moest worden om zelf een verantwoorde keuze te kunnen maken. Hij was geen voorstander van castratie of sterilisatie, maar maakte een uitzondering voor ‘mentaal defecten’ en delinquente pedofielen. De vorm van eugenetica die Hirschfeld dus vooral aanhing, was op het gebied van volksgezondheid. Hij spreekt zich uit tegen raciale eugenetica en verwerpt dan ook pseudowetenschappelijke theorieën over een raciale hiërarchie.  

Hirschfelds verhaal zit vol verrassende tegenstrijdigheden. Ondanks zijn bedenkelijke opvattingen die grotendeels voortkomen uit de tijdgeest van het fin de siècle, valt het niet te ontkennen dat zijn werk en inzet van ongekend belang zijn geweest voor de evolutie van lhbti-rechten in Europa. De casus blijft interessant, omdat het ons confronteert met de vraag hoe we moeten omgaan met tegenstrijdige figuren uit de geschiedenis. Daarnaast nodigt het ons uit om te reflecteren op de manieren waarop onze eigen tijd en opvattingen in de toekomst zullen worden beoordeeld. Hirschfelds werk getuigt van de voortdurende strijd voor gelijkheid en rechtvaardigheid, maar herinnert ons tegelijk aan het feit dat de weg naar vooruitgang zelden rechtlijnig is. 

Kostuumfeest bij het instituut in Berlijn. Magnus Hirschfeld (met bril) hand in hand met zijn partner Karl Giese (midden).