
De Humanistische Canon is een initiatief van het Humanistisch verbond. Wil je ons steunen? Klik dan op onderstaande knop.
Historisch opgebouwd via vensters en werken
De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).
In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.
Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina.
Atheïstische spiritualiteit is een verkenning van geschriften over mystieke, religieuze en spirituele ervaringen en praktijken uit diverse tradities. De bundel is postuum uitgegeven en geschreven door Vlaams filosoof, medeoprichter en kopstuk van het Vlaams Humanistisch Verbond, Leo Apostel (1925 – 1995). De persoonlijke religieuze ervaring is het uitgangspunt. Op basis daarvan formuleert Apostel criteria voor de ontwikkeling van atheïstische spiritualiteit.
In 1981 verraste Apostel vriend en vijand met het artikel Mysticisme, ritueel en atheïsme. De heersende gedachte onder vrijzinnigen – de Vlaamse term voor vrijdenkers en humanisten – was dat spiritualiteit en religiositeit bij de kerk en het godsgeloof thuishoren en dat men de laatste twee niet achter zich kan laten zonder ook de eerste twee vaarwel te zeggen. Vanuit rationeel oogpunt zou er immers niets zinnigs te zeggen zijn over de religieuze ervaring. Apostel bestreed dat.
In de artikelen Een ander geloven. Een nieuw transcenderen en Over spiritualiteit maakt Apostel duidelijk wat hij precies bedoelt met spiritualiteit. Apostel geeft een algemene, functionele, definitie, die niet naar God of Openbaring hoeft te verwijzen. Het is ‘een systematische houding en strategie gericht op ervaringen die onze relatie met de diepste realiteit belichamen.’ Daartoe plaatst men zich ‘in het grootste geheel waartoe men denkt te behoren’ en richt men zich ‘op de basisdoelen in dienst waarvan men het eigen leven stelt’.
Spiritualiteit verwijst dus zowel naar een houding als naar een richting. Uit deze definitie blijkt de mogelijkheid van verschillende vormen van niet-theïstische spiritualiteit.
Een geliefd voorbeeld van Apostel is de zenmeditatie, die hij in de laatste jaren van zijn leven fervent beoefende. Maar ook noemt hij het verdiepen in een beeld, bijvoorbeeld een kruis of mandala, in een klank, bijvoorbeeld het orthodox-christelijk gebed of een boeddhistische mantra, of in een gebeurtenis, bijvoorbeeld de kruisweg van Jezus of de geschiedenis van de mensheid, als manieren om je te richten op het geheel.
De situering in het grootste geheel kan volgens Apostel op veel manieren gebeuren. In wezen gaat het om het overstijgen van het zelf of transcenderen. Dat wil zeggen, het uittreden uit het alledaagse in een grotere, ruimere of diepere werkelijkheid. Dit transcenderen kan plaatsvinden door contact met de natuur, door inleving in andere personen en door ons te laten verzinken in de diepere lagen van ons zelf, in liefde, in het lezen van boeken, beoefenen van wetenschap, architectuur, enzovoorts.
Alles wat onafhankelijk is van ons en ons overstijgt, terwijl het toch concreet voor ons bestaat, kan volgens Apostel een spirituele weg worden, een poort naar het Andere. Spiritueel leven is een zich met behulp van één of andere techniek bewust richten op een van de vele vormen van zelfoverstijging en vervolgens de gekozen weg jaren en jaren volgen, waardoor het in onze alledaagse bezigheden doorwerkt.
Authentieke spiritualiteit staat op gespannen voet met vormen waarin de spirituele overgave verbonden is met een bepaald doel. Als bijvoorbeeld de spirituele oefening instrumenteel wordt ingezet of met macht is verbonden, zoals met magie, gnosis, spiritueel hedonisme of spirituele hoogmoed. Ook mogen spirituele technieken niet met een therapeutische of praktische bedoeling worden beoefend om spiritueel te kunnen zijn. Ervaringen die optreden met behulp van drugs zijn evenmin authentiek, omdat ze de ervaring controleren en de mogelijkheid om ze in het alledaags leven te laten doorwerken verminderen.
Apostel wilde aantonen dat er tussen het vrijzinnige atheïsme en spiritualiteit geen tegenstelling, maar juist een positieve relatie bestaat. De kern van de vrijzinnigheid is de levenshouding van de Verlichting. Deze bestaat uit het afwijzen van dogma’s en het zoeken waarheid vanuit de ervaring van de werkelijkheid als onuitputtelijk en toegankelijk voor het menselijk kenvermogen.
Apostels atheïsme is dus ontologisch bedoeld, dat wil zeggen: het betreft het zijn. Er bestaat geen bovennatuurlijke werkelijkheid die principieel onkenbaar zou zijn. Het oefenen in onvoorwaardelijke aandacht kan volgens Apostel een essentiële bijdrage leveren aan de verwerkelijking en verdieping van de Verlichting, omdat de werkelijkheid niet alleen van buitenaf, maar ook concreet en gevoelsmatig door ons bewustzijn gekend kan worden. Door spirituele oefening, bijvoorbeeld de zenmeditatie, wordt het denken geïnspireerd tot onvoorwaardelijke openheid voor de totale, concrete aanwezigheid. Dat is volgens Apostel ‘in wezen de fundamentele verwantschap tussen Verlichting, vrij onderzoek en spiritualiteit‘.
Apostels opvatting van spiritualiteit is niet alleen ontologisch van aard, maar ook in bestaansethische zin heeft spiritualiteit vrijzinnigen iets te bieden. Een authentieke en consequent doorleefde spirituele instelling laat volgens Apostel sporen na in het alledaagse leven. Aan de totale werkelijkheid en het eigen leven daarbinnen, wordt een positieve waarde toegekend, waardoor het leven zin krijgt. Spiritualiteit bevrijdt van de innerlijke wanhoop die met lijden, pijn, nederlaag of vernietiging gepaard gaat, omdat ‘ze de werkelijkheid doet aanvaarden zoals ze is omdat ze is’.
Het volgen van een spirituele levensweg heeft daarom grondige ethische gevolgen. De paradox is echter, dat spiritualiteit daarvoor niet instrumenteel ingezet kan worden. De decentratie, het niet meer leven vanuit het eigen centrum, maar vanuit een ander centrum dat leeft door en in ons, die optreedt in mystieke ervaring kan immers alleen worden bereikt als alle behoeften van het ik volledig worden losgelaten. Dus ook de behoefte aan ethiek en zingeving en het streven naar decentratie.
Ethische regels en de zingeving moeten volgens Apostel altijd rationeel worden gefundeerd en geformuleerd, maar ze kunnen alleen spontaan en adequaat worden gerealiseerd door een spirituele weg. De mystieke ervaring blijft alleen authentiek als ze nauw verbonden wordt met politieke actie en analytische rationaliteit.
De consequente oefening in een niet-theïstische spirituele weg, opende voor Apostel een veel intensere beleving van de werkelijkheid dan hij voordien voor mogelijk had gehouden. Deze transformeerde zijn waardering van het alledaagse bestaan volledig. Hij pleitte vurig voor de verdere ontwikkeling van vele mogelijke varianten van niet-theïstische spiritualiteit, die niet in een verstikkende en vervalsende rationele theologie, dwingende dogmatiek en onveranderlijk ritueel is gegoten, juist omdat hij nog in de kinderschoenen staat. In zijn zoektocht was Apostel, in de woorden van de Vlaamse theoloog Peter Schmidt, nergens thuis: ‘Zijn geest heeft zich nooit gesetteld. Hij bleef nergens hangen, juist omdat hij leefde in het geloof dat er verderop iets was, iets dat hij nog niet had bereikt’.
Leo Apostel was niet de enige humanist die zich met spiritualiteit inliet. Al voor de coming out van Apostel in 1981 wezen Jaap van Praag (zie hier en hier) en Dirk Prins op de waarde van de religieuze beleving voor het alledaags leven en het levensbesef van humanisten. En begin jaren negentig pleitte Otto Duintjer, emeritus hoogleraar Filosofie en spiritualiteit aan de Universiteit van Amsterdam, voor spiritualiteit als levenskunst.
Tegenwoordig mag en kan spiritualiteit, ook voor veel humanisten (zie het venster Spiritualiteit). Maar betekent dat: anything goes? Apostels gepassioneerde maar uiterst scherpzinnige artikelen zijn zeer lezenswaardig voor spirituele beoefenaars én hun criticasters.
Het humanisme is eeuwenlang met religieus voelen en denken vermengd geweest. Binnen het Humanistisch Verbond stond en staat het bestaansrecht van religieus getint humanisme echter steevast ter discussie. Als aanhanger van het inclusief humanisme maakt men ruimte voor de persoonlijke levensovertuiging die religieus van aard kan zijn, als rationeel of atheïstisch humanist is dit absoluut geen onderdeel van humanisme. Spiritualiteit hoeft daarentegen niet religieus van aard te zijn en past bij zowel de inclusieve als de atheïstische humanist.
De vraag hoe humanisme en religie zich tot elkaar verhouden wordt vanaf het oprichten van het Humanistisch Verbond door o.a. Jaap van Praag steeds opnieuw gesteld. Afhankelijk van de tijdsgeest wordt deze vraag (wisselend) beantwoord. Als we kijken naar de oprichting van het Humanistisch Verbond waarmee Van Praag wil voorkomen dat de grote groep buitenkerkelijken ‘ten prooi’ valt aan geestelijk nihilisme en levensbeschouwelijke leegte dan vinden we tien kernideeën, ofwel postulaten. Van Praag maakt daarbij onderscheid in humanisme als mensbeeld en humanisme als wereldbeeld, of: een antropologie en een ontologie. Via de fenomenologische methode zijn deze ideeën opgespoord en beschreven. (Deze kunt u lezen in: Van Praag – Grondslagen humanisme). Hoewel niet al deze postulaten te verenigen zijn met een religieuze mens- en wereldbeschouwing laat van Praag ruimte voor religieuze inspiratie. Zijn uitgangspunt is dan ook dat het humanisme meer moet zijn dan een antireligieus verbond. In het eerste beginselverklaring van het Humanistisch Verbond uit 1946 staat dan ook: ‘Onder humanisme wordt verstaan de levens- en wereldbeschouwing, die zich, zonder uit te gaan van het bestaan van een persoonlijke godheid, baseert op de eerbied voor de mens als bijzonder deel van het kosmisch geheel (…)’
De vraag of humanisme en religie samen kunnen gaan blijft een punt van discussie waarbij ook de definitie van religie leidt tot vurig debat. Uiteindelijk wordt in 1973 ten tijde van emancipatie en democratisering de verwijzing naar het kosmische uit de beginselverklaring geschrapt om te worden vervangen als: ‘Het humanisme is de levensovertuiging die probeert leven en wereld te begrijpen uitsluitend met menselijke vermogens. Het acht wezenlijk voor de mens zijn vermogen tot onderscheidend oordelen, waarvoor niets of niemand buiten hem verantwoordelijk kan worden gesteld.’ De tijdsgeest die volgde richtte zich minder op het vraagstuk humanisme en religie maar de discussie wordt aangewakkerd onder leiding van Paul Cliteur wanneer hij voorzitter wordt van het Humanistisch Verbond van 1993 tot 1995. Hij zet het humanisme nadrukkelijk neer als atheïstisch en wijst kerkelijke dogma’s maar ook religieuze en spirituele inspiratiebronnen af. Als positivistisch humanist moet men niets hebben van, in hun ogen, vage en irrationele religies.
Toch is er in de Algemene ledenvergadering in 2002 besloten dat religieuze en spirituele inspiratiebronnen wel degelijk passen binnen een humanistische levensbeschouwing: ‘(…) het Humanistisch Verbond, dat zelf geen godsdienstig karakter heeft, erkent dat aangesloten humanisten ook religieuze of spirituele inspiratiebronnen kunnen hebben.’ In het humanisme van tegenwoordig, ook wel Eigentijds humanisme genoemd, is dit terug te vinden in de uitgangspunten van het levensbeschouwelijk humanisme van het HV. Zij voegen drie elementen toe aan de beginselverklaring van 1973.
Men kan zich dus humanist noemen en tegelijkertijd inspiratie en veerkracht halen uit religieuze en spirituele inspiratiebronnen. Het begrip spiritualiteit heeft het risico om over een kam geschoren te worden met religie, hoewel het de laatste jaren enorm is toegenomen in populariteit. Terwijl de kerken leeglopen is het tegenwoordig geen uitzondering meer als iemand aan yoga of meditatie doet, activiteiten die spiritueel van aard zijn. En het maandblad Happinez, met redactionele pijlers als Spiritualiteit en Religie en Inspiratie en Wijsheid hebben bijna een half miljoen lezers per nummer. De term lijkt steeds algemener te worden en is zo aan een zekere inflatie onderhevig.
Spiritualiteit is hot, ook onder auteurs. Alain de Botton bracht in 2012 het boek Religion for Atheists uit. Een boek dat het bovennatuurlijke ontkent van religie maar men wel aanspoort inspiratie te vinden in religieuze ideeën over hoe bijvoorbeeld goed te leven, zowel individueel als in een maatschappij. Opvallend is dat deze ideeën (die de Botton wil dat men ‘steelt’ van religie) nauw verbonden zijn met waarden waarop het humanisme zich stoelt. Een andere schrijver is de neurowetenschapper, filosoof en fanatieke atheïst Sam Harris. Harris gelooft niet in een god en vindt het niet kunnen dat religie in deze tijd er nog mee wegkomt om voor een bepaald wereldbeeld te staan zonder bewijs. In zijn boek Waking Up, searching for spirituality without religion gaat Harris, ook humanist, op zoek naar (neuro) bewijs dat blijk geeft van het belang van (spirituele) levensbeschouwingen. Het thema is niet alleen recent beschreven, filosoof en humanist John Dewey (1859-1952) heeft een eeuw geleden al een boek geschreven over deze zoektocht. Recentelijk (2014) in het Nederlands uitgeven is Het religieuze bevrijd van religie. Een beargumentatie voor de kracht en belang van religieuze rituelen en ervaringen zonder het geloof in een bovennatuurlijke god. Wat is dit spirituele of religieuze dat bestaat zonder een geloof in een god?
In 2015 publiceert wetenschapper Jeaneane D. Fowler een fenomenologische benadering van het begrip spirituality in The Wiley Blackwell Handbook of Humanism. Zij richt zich met haar onderzoek eerst op de etymologie van het woord en neemt ‘spirit’ als basisbeginsel. Spirit heeft verschillende vertalingen in het Nederlands en daarmee ook verschillende betekenissen. Het kan geest betekenen, maar ook kracht, in de zin van levenskracht, essentie. Etymologisch gezien is het begrip spiritualiteit dan ook eerder seculier van aard dan religieus. Dat spiritualiteit gevoelsmatig gekoppeld is aan religie is niet gek, omdat in het religieuze discours vaak zogenoemde spirituele ervaringen voorkomen.
Op het moment dat men het spirituele loskoppelt van dit discours ontstaat er ruimte om het vanuit het fenomenologisch oogpunt te benaderen. Fowler benoemd dat spiritualiteit een puur menselijke ervaring is dat niets te maken heeft met iets bovennatuurlijks. Zij haalt hierbij wetenschapper Ursula King aan die in haar onderzoeken naar spiritualiteit aangeeft dat het niet gezien moet worden als iets wat losstaat van het menselijk leven: ‘Thus, she (King) sees spirituality as a process of transformation and growth’. Dit is een strikt menselijke dimensie en is een biologische en psychologische ervaring die alle mensen kennen, of ze dit nou zo willen zien of niet, zegt Fowler. Binnen deze menselijke dimensies zijn er veel verschillende manieren waarop spiritualiteit ervaren kan worden, bijvoorbeeld door een wandeling, in stilte, door crisis enzovoorts. Ook hoeft het niet te gaan om korte momenten in het leven, het zoeken naar zin en hoe goed te leven is een voorbeeld van wat Fowler een pragmatische spiritualiteit noemt.
Ook Harris schaart zich achter de menselijke dimensie van spiritualiteit: je hoeft er helemaal niet voor te geloven dat er ‘meer’ is dan het hier en nu. Hij richt zich op spirituele technieken zoals bijv. mindfulness. Deze technieken zijn niet spiritueel als praxis maar vanwege het effect op de mens: een verandering van perspectief, zegt Harris. In Waking Up deelt hij dat het beseffen van het feit dat ‘het zelf’ een illusie is en je gedachten (je ego) niet op zichzelf staan een belangrijk onderdeel van persoonlijke groei is die hij ‘zelf-transcendentie’ noemt. Deze transcendentie is de basis van (zijn opvatting van) spiritualiteit. Transcendentie is geen nieuw begrip binnen de discussie van religie en spiritualiteit. Adri Smaling en Hans Alma leggen een verband tussen transcendentie en zingeving in het boek ‘Waarvoor je leeft’ uit 2010: ‘Zingeving is telkens het meer of minder overstijgen van de onmiddellijkheid van het hier en nu: een transcenderende betekeniservaring.’ Het overstijgen van het eigen, individuele ego in relatie tot anderen, waar Harris ook voor staat, is hier een goed voorbeeld van. Smaling & Alma noemen dit ‘horizontale zingeving’. Maar transcendentie kan ook het erkennen van een bovennatuurlijke werkelijkheid zijn, (zoals aanhangers van een geloof), dit noemen Smaling & Alma ‘verticale zingeving’, en maakt geen deel uit van het humanisme, doordat zij deze bovennatuurlijke werkelijkheid niet beaamt.
Zingeving kan ook spiritueel zijn, als een soort existentiële of ultieme zingeving. ‘Hier wordt het leven van alledag overstegen vanuit een verlangen naar doorleving en bezieling’ aldus Smaling & Alma. En kan een voorbeeld zijn van een humanistische spiritualiteit. Deze horizontale spiritualiteit staat lijnrecht tegenover verticale spiritualiteit, waarbij het geloof in een bovennatuurlijke werkelijkheid de basis is. De Islam is hiervan een voorbeeld. Ook Fowler noemt het woord transcendentie met betrekking tot spiritualiteit: ‘Spirituality is a universal phenomenon, a ‘horizon of transcendence in the midst of life’; it is what can unite human beings independently of cultural differences. The more spirituality is realized, the greater the development of the ‘whole’ person, the fuller the person is.’
Spiritualiteit gaat dan om persoonlijke groei, mogelijk gemaakt door bewustwording en reflectie. Dat men bijvoorbeeld realiseert dat het ‘zelf’ niet bestaat, of dat er andere dingen er toe doen in het leven dan werken, consumeren of een gezin stichten. Deze realisatie kan in iemand opkomen terwijl ze buiten wandelen en helemaal opgaan in de natuur, dit is een voorbeeld van een transcendente ervaring: ‘het opgaan in’, de natuur, of, het grotere geheel. De grens van iemand zijn eigen ‘zijn’ vervaagt en gaat op in het grotere geheel: de aarde waarop zij leeft, de aarde weer onderdeel van het universum. (Of zoals Van Praag aangaf: het kosmisch geheel.) Hier is niets bovennatuurlijks aan, dit is de mens die zich verbonden voelt met de wereld om zich heen. Deze momenten van verbinding met of het opgaan in het grotere geheel, kunnen heel betekenisvol zijn. Men kan zich nietig voelen of beseffen dat hij of zij niet gelukkig is. Dit besef kan men anders doen kijken naar het leven: wat is het leven toch mooi, of, ik ga het anders doen, beiden gaan om zingeving. Dit is, zoals Fowler het aangaf: het proces van groei en transformatie en staat niet los van het menselijk leven.
Opgaan in de wereld om je heen is een mooie manier om te beseffen dat je deel uitmaakt van deze wereld, er niet los van staat, en dat dit heel bijzonder is. Zoals Van Praag aangaf: ‘Onder humanisme wordt verstaan de levens- en wereldbeschouwing, die zich, zonder uit te gaan van het bestaan van een persoonlijke godheid, baseert op de eerbied voor de mens als bijzonder deel van het kosmisch geheel (…)’. Eerbied voor het feit dat we onderdeel uitmaken van de aarde waarop we leven, en het universum waar de aarde zich in bevindt, zou eigenlijk ook moeten betekenen dat we meer eerbied moeten hebben voor deze aarde. Niet alleen omdat dit de plek is die ons voorziet van zuurstof en voeding maar ook omdat deze aarde een manier is om keer op keer weer van te leren. Nietzsche onderschrijft ecologische betrokkenheid van de mens. Henk Manschot toont ons in Blijf de Aarde Trouw uit 2016 dat Nietzsche heeft gewerkt aan een filosofie die het universum , en in het bijzonder de aarde, opnieuw tot gids maakt voor de mens: ‘Zijn streven is om een nieuwe filosofie van de aarde te ontwerpen voorbij de klassieke en de moderne kosmologie.’
De aarde als gids om van te leren, door erin op te gaan, je onderdeel van te voelen om vervolgens weer te aarden en met moed en inzet het anders te gaan doen. Een proces van groei en transformatie, middels transcendentie en aarding. Hier komt geen enkele keer een bovennatuurlijke werkelijkheid kijken, maar een menselijke essentie. Spiritualiteit is op deze manier gezien niets anders dan mens-zijn, met een waardevolle focus op groei, transformatie en zingeving.