
De Humanistische Canon is een initiatief van het Humanistisch verbond. Wil je ons steunen? Klik dan op onderstaande knop.
Historisch opgebouwd via vensters en werken
De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).
In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.
Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina.
Zonder angst voor de plantagehouder, gouverneur en gezaghebbers in Nederland, streed Tula als de leider van de grote slavenopstand op Curaçao met een groep gelijkgestemden voor sociale rechtvaardigheid. De groep “verlangde hunne Vrijheid of anders de Dood”.
Over het persoonlijk leven van Tula zijn helaas geen details bewaard gebleven. Tot 1839 werden van tot slaafgemaakten op Curaçao geen openbare registers bijgehouden. We weten niet wie zijn voorouders waren en waar en wanneer hij werd geboren. Wel weten we in welke wereld hij leefde en wat hem heeft aangezet tot verzet. Aanleiding vormde de Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1789, die ook het beginsel van gelijkheid erkende. De mensenrechtenverklaring zoals die werd aangenomen in de Bataafse Republiek gold echter niet voor tot slaafgemaakten.
De politieke en intellectuele dynamiek van West-Europa speelde geen enkele rol in de plantagesamenleving. Curaçao was al sinds 1634 in Nederlandse handen en groeide uit tot een centrum van mensenhandel. Op Curaçao was ook een groot aantal plantages gevestigd. Zo ook plantage Knip, gelegen op het westelijk deel van het eiland. Deze plantage werd uitgebaat door Casper Lodewijk van Uytrecht, wiens grootvader als militair werd geplaatst op Curaçao. Het leven van totslaafgemaakten speelde zich af op een plantage, gelegen in een kolonie ver van het hoofdbestuur. Een relatief geïsoleerd leven dus.
We kennen de aard van Tula’s werkzaamheden niet, maar kennelijk was het hem toegestaan contacten buiten de plantage te onderhouden. Hierdoor maakte hij kennis met wat zich elders in de wereld afspeelde. In de Franse koloniën bijvoorbeeld hadden verschillende opstanden ervoor gezorgd dat in 1794 de slavernij in alle gebiedsdelen werd afgeschaft. De vrijheid was met succes bevochten. Nu ook Nederland onder Frans gezag stond, was gelijke behandeling de enige juiste conclusie die Tula kon trekken.
Het jaar 1795 was het ‘Eerste jaar der Bataafse Vrijheid’, zoals beschreven in de Groninger en Rotterdamsche Courant van dat jaar. Boven het wapenschild, dat was afgedrukt in de krant, stond de spreuk ‘Vrijheid, gelijkheid, broederschap’. Dit gold zoals gezegd niet voor de totslaafgemaakten op Curaçao. Uit angst voor onlusten nam de onderdrukking er juist alleen maar toe.
De verontwaardiging van Tula groeide, want wat was de waarde van woorden als ‘vrijheid’ en ‘gelijkheid’ als deze willekeurig werden toegepast? In de basis stelde Tula een legitieme vraag, maar op een verkeerd moment in een verkeerde tijd. De ruimte om te filosoferen over de samenleving en het opbouwen van een menswaardig bestaan waren niet ieders recht. Hier kon én wilde Tula niet mee leven.
Op 17 augustus 1795 begon de grote slavenopstand aan de westelijke zijde van het eiland Curaçao. Tula besloot samen met ongeveer vijftig anderen het werk neer te leggen. De plantagehouder Van Uytrecht verwees Tula en de zijnen naar het gouvernement. Ook zond de plantagehouder de gouverneur een bezorgd bericht met de waarschuwing van een opstand. De opstand verspreidde zich over het eiland en groeide uit tot een behoorlijke groep van tweeduizend mensen.
Het nieuws bereikte – zij het een paar maanden later – ook Nederland. De berichten kwamen via brieven aan en werden gepubliceerd in kranten van Amsterdam tot Groningen.
De eerste berichten waren te lezen in de Amsterdamsche en Rotterdamsche Courant, op 19 november 1795. Dezelfde brief, gedateerd op 13 september 1795, is gepubliceerd in de Goudasche Courant van 20 november. Uit de inhoud van de brief valt op te maken dat de opstand zó groot was, dat deze de koloniale machthebbers behoorlijk heeft uitgedaagd:
…en dat zy 6 a 700 Man sterk waaren en alle wel gewapend, waarop wy met frissen moet aanmarcheerden, om 9 uuren attacqueerde wy hun, hebben verscheiden dood geschooten en gevangen genoomen, de overige zyn gaan vlugten en hebben zich weder bij elkander vergadert…
Uiteindelijk duurde de opstand drie weken en kende het een wreed en verdrietig einde:
Driemaal is hier in de Stad Justitie gehouden, in de Eerste zyn 9 Negers opgehangen, in de Tweede 4, en in de Derde één Negerin, allebyde de handen afgekapt en verders gewurgt; 2 Negers geradbraak en 3 opgehangen en 2 gegeeseld; verscheiden zitten hier nog gevangen, zo als zy nu aan de Benede-Kust, gevangen genomen worden, zyn direct te regt gesteld, en worden niet meer naar de Stad opgezonden, alwaar verscheide gerecht zy; dit bovenstaande is origineel, en het geen tot dato deezes gepasseerd is.
De Haarlemsche Courant meldt na de aankomst van kapitein Moller te Texel op 19 november 1795 het volgende:
Kapt. A. Moller in Tessel binnen gekomen, is den 15 september van Curacao vertrokken, zynde by zyn vertrek een Opstand, die onder de Negers had plaats gehad, door de vigilantie der Burgers, Militaire en Zeevarende magt gedempt, en verscheidene der Rebellen geëxecuteerd.
De opstand is met harde hand neergeslagen. Op 19 september wordt Tula gevangengenomen. Hij is geradbraakt, verbrand en onthoofd. Zijn lichaam is niet begraven, maar in zee gegooid.
Wat er tussen 17 augustus en 19 september is gebeurd, is vastgelegd met de pen van pater Jacobus Schink. Hij werd verzocht te bemiddelen met de leiders van de opstand om deze tot rede te brengen. Uiteindelijk kon Schink niet anders dan de standvastigheid van de groep overbrengen: de opstandelingen wilden boven alles vrij zijn.
Werden ze gezien als helden? Was het maar, Tula en de zijnen stonden lange tijd te boek als misdadigers. De weg naar eerherstel was lang. In de krant van 20 juli 1974 volgde een oproep van de ‘Komishon 17 di ougustus’ om 17 augustus uit te roepen tot nationale feestdag. De dag van de vrijheidsstrijd. Het heeft meer dan tien jaar geduurd voordat het bestuur in dit verzoek meeging. Sinds 1985 is 17 augustus op Curaçao een nationale feestdag. Dit betekende nog niet dat er binnen het Koninkrijk erkenning kwam voor de daden van Tula. Het duurde tot 2022 dat zijn naam genoemd werd bij het formeel aanbieden van excuses voor het slavernijverleden van Nederland.