+

Leeswijzer

Historisch opgebouwd via vensters en werken

 

Vensters

De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).

 

Werken

In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.

 

Zoeken

Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina. 

 

Max Weber

 

Met het begrip Entzauberung der Welt, de onttovering van de wereld, bedoelt de Duitse socioloog Max Weber dat in de modern-westerse, gerationaliseerde wereld in principe geen plaats meer is voor magische en onberekenbare machten. Het gevolg is het ontstaan van het zingevingsprobleem en als antwoord daarop het verlangen naar nieuwe betovering. De onttovering van de wereld en de utopische verleiding blijken dicht bij elkaar te liggen.

 

Weber in 1917

 

Twee vormen van onttovering

De terreinen die in Webers tijd dominant zijn en steeds meer het wereldbeeld en dagelijks leven bepalen – zoals de empirische wetenschap, het kapitalisme, het formele recht en de moderne staat en bureaucratie – worden naar zijn oordeel gekenmerkt door rationalisering, dat wil zeggen, door berekening en beheersing. De onttovering van de wereld, die volgens Weber slechts in de westerse wereld volledig is doorgevoerd, is door twee factoren op gang gebracht.

 

1, Religie wijst magie af

Ten eerste, wellicht verrassend, door een specifieke vorm van religie die magie als heilsweg afwijst. Dit gebeurt eerst in de vorm van het antieke Jodendom, omdat op Jahweh geen invloed kan worden uitgeoefend door toverij. Vervolgens wordt magie afgewezen in het ascetisch protestantisme. Terwijl een katholiek nog kan vertrouwen op bijvoorbeeld sacramenten, is dat voor een puritein taboe. Alleen Gods meerdere eer en glorie tellen. Het vertrouwen op of de verering van al het andere is afgoderij omdat het gezien wordt als een vergoddelijking van al het geschapene. Magie wordt door een puritein zelfs verworpen als duivels.

 

2, Wetenschap wijst goddelijke krachten af

Ten tweede is de wereld onttoverd door de moderne wetenschap, die alle dingen door berekening beheerst. De wereld en de natuur worden door de moderne, autonoom geworden en principieel empirische wetenschap van alle geheimzinnige en goddelijke krachten ontdaan. De moderne wetenschap gaat ervan uit dat alles, ook wat men (nog) niet begrijpt, rationeel valt te doorgronden en verklaren. Principieel zijn er geen onberekenbare krachten meer.

 

Een zinprobleem

De andere kant van Webers analyse is dat met de onttovering en rationalisering van de wereld ook iets wezenlijks verloren is gegaan. In een onttoverde wereld zijn er namelijk geen publieke, algemeen erkende waarden meer. Zoals hij het verwoordt in zijn beroemd geworden rede Wissenschaft als Beruf, Wetenschap als beroep, die hij houdt in november 1917 voor Duitse studenten: 

‘Het is het lot van onze tijd, met de haar eigen rationalisering en intellectualisering, vooral: de onttovering van de wereld, dat juist de laatste en meest sublieme waarden zijn teruggetreden uit de openbaarheid, óf naar het (…) rijk van het mystieke leven, óf naar de broederlijkheid van de directe betrekkingen van individuen tot elkaar.’

Hierdoor is er volgens Weber een zinprobleem ontstaan. De mens moet in een onttoverde wereld zelf zin geven aan zijn handelen en bestaan, vanzelfsprekende levensordeningen zijn weggevallen. Als een rode draad loopt nu door Webers werk dat dit zinprobleem niet door de moderne wetenschap opgelost kan worden, omdat deze behalve de wereld ook zichzelf heeft onttoverd. Aan het begin van de 20e eeuw moet zij erkennen dat zij geen zin meer kan verschaffen en geen antwoord meer kan geven op de wezenlijke levensvragen, bijvoorbeeld de vraag hoe te leven. De wetenschap is niet meer de weg naar de ‘ware God’, de ‘ware natuur’ of het ‘ware geluk’. Voor Weber is de wetenschap nog slechts een zakelijk uit te oefenen beroep. De moderne wetenschap is, hoe succesvol ook, alleen nog maar een technisch middel en kan niets meer zeggen over de doelen die nagestreefd zouden moeten worden. Daarmee zou zij immers haar grenzen te buiten gaan. Vandaar dat Weber een hartstochtelijk pleitbezorger is van waardevrijheid in de wetenschap, naast onttovering een ander idee waardoor zijn naam zo bekend is.

 

Pessimistisch wereldbeeld

Zo vindt men in Webers werk de ervaring verwoord dat het geloof van de Verlichting in de rede aan het begin van de 20e eeuw verloren is gegaan. Het 18e- en 19e-eeuwse optimisme heeft in Webers werk plaatsgemaakt voor een veel nuchterder, pessimistischer en harder mens- en wereldbeeld. In zijn werk zal men geen passages vinden over het bestaan van een harmonieuze wereldorde, zoals in de tijd rond 1800. Centrale termen in zijn werk zijn strijd, noodlot, chaos, beheersing, arbeid, specialisatie en dwang. De mens is in zijn ogen net zo min de schepper van zijn eigen lot als de samenleving maakbaar is. Zijn obsessie is juist dat mensen ontwikkelingen op gang hebben gebracht die een eigen leven zijn gaan leiden en zich nu tegen de mens hebben gekeerd. Hij gebruikt daarvoor het beeld van een ‘stahlhartes Gehäuse’, een ijzeren kooi. Het beroemdste voorbeeld daarvan is de bureaucratie. In Webers Duitsland is dit een enorme macht die van een oorspronkelijk middel, een doel op zichzelf is geworden en nu naar zijn oordeel de menselijke vrijheid bedreigt. 

 

De waarneming van de onttovering van de wereld komt neer op de constatering van een groot vacuüm. In het razendsnel moderniserende Duitse Keizerrijk (1871 – 1918) is sprake van angst voor desintegratie en voor een verlies van identiteit. Hierdoor ontstaat een grote behoefte aan nieuwe zekerheden, religies en utopieën en ook: leiders. Vele Duitsers zijn vóór, tijdens en na de Eerste Wereldoorlog ontvankelijk voor charismatische leiders die orde in de chaos moeten scheppen, zowel op geestelijk als op politiek terrein. In Duitsland staat niet zo heel lang na Webers dood zo’n charismatische leider op die in de onttoverde wereld nieuwe zekerheid, orde en een ‘hoger’ doel brengt. Wanneer men onttovering opvat als het gemis aan een gemeenschappelijk, bezielend verband, dan is er een duidelijke samenhang tussen de onttovering van de wereld en de aantrekkingskracht van het fascisme, nationaal-socialisme en communisme op vele miljoenen mensen in de eerste helft van de 20e eeuw. De onttovering van de wereld en de utopische verleiding liggen dicht bij elkaar.

 

Het is geen toeval dat Weber in zijn eigen tijd vele pogingen ziet om de wereld opnieuw te betoveren, in welke vorm ook. De kunst en de wetenschap, maar vooral ook het nationalisme en het socialisme ontwikkelen zich tot plaatsvervangende religies waarvan veel heil en redding wordt verwacht. In Wetenschap als beroep zegt Weber daarom dat de oude goden weer uit hun graven zijn opgestaan om hun eeuwige strijd voort te zetten.

 

Het is een diagnose die ook uitstekend op onze tijd aan het begin van de 21e eeuw van toepassing is. Ook al wisselen de gedaanten van de goden, de strijd blijft.

Joep Dohmen, Tegen de onverschilligheid

Joep Dohmen (1946) is dé Nederlandse filosoof van de levenskunst. De afgelopen vijftien jaar heeft hij dit bij uitstek humanistisch gedachtegoed grondig bestudeerd en verder ontwikkeld.

 

Room in New York, door Edward Hopper (1932). Coverillustratie van Tegen de onverschilligheid

 

 

Voorbij liberalisme en conservatisme

Dohmen zet zich af tegen het liberale idee van autonomie en zelfbeschikking. Onze liberale tijdsgeest spiegelt mensen voor als onkwetsbaar en onafhankelijk. Volgens Dohmen is dit een mythe die mensen isoleert. Anderzijds verzet hij zich tegen paternalisme, dat zich te zeer mengt in mensenlevens. Het authentieke individu kan niet los worden gezongen van de verbanden waar hij of zij in leeft, maar heeft tegelijkertijd ook ruimte nodig zijn of haar leven vorm te geven.

 

Tot slot verzet Dohmen zich tegen conservatieven die menen dat authenticiteit verzandt in egoïsme of narcisme. Hij meent dat authenticiteit juist trouw zijn aan jezelf betekent. Dat houdt in dat je bij alles wat je doet ten diepste betrokken bent en dus bepaald niet onverschillig. Zodoende verwijst authenticiteit naar waarachtige betrokkenheid, ten aanzien van je naasten en de maatschappij.

 

Tegen de onverschilligheid

In Tegen de onverschilligheid benadert Dohmen de levenskunst zowel historisch als inhoudelijk. Een groot gedeelte van het boek is besteed aan de historische uiteenzetting van de levenskunst in de klassieke oudheid en bij Nietzsche en Foucault. Deze verhandelingen vormen de grondslag voor de filosofische levenskunst. Dohmen onderscheidt de filosofie van de levenskunst van populaire vormen van levenskunst als positief denken, zelfmanagement, lifestyle, hedonisme, zenboeddhisme en new age. Deze populaire vormen suggereren een al te grote maakbaarheid van het leven. En hoewel de mens geen slachtoffer van zijn situatie is, slaat volledige maakbaarheid door naar de andere kant. De filosofie van de zelfzorg leert mensen juist om hun situatie goed te bezien en op zoek te gaan naar de handelingsruimte die ze in concrete omstandigheden hebben.

 

Aandachtspunten voor zelfzorg

Levenskunst is zelfzorg. Zelfzorg verwijst naar speciale manieren van aandacht voor het zelf en de eigen gesitueerdheid. Deze aandacht mondt uit in een levenshouding. Levenskunst gaat dus om het ontwikkelen van een individuele authentieke levenshouding. Hierdoor blijft de levenskunst inhoudelijk principieel onbepaald

 

Dohmen noemt vijf technieken en aandachtspunten die samen de zelfzorg vormen. Wat opvalt is dat deze technieken zeer concreet en herkenbaar zijn. Het gaat hier om een persoonlijk toe te passen vorm van filosofie. Verder wordt duidelijk dat levenskunst niet licht moet worden opgevat. Zelfzorg vereist voortdurende aandacht en werkmanschap.

 

Het zich bekwamen in het voeren van een eigen levenshouding vereist allereerst zelfkennis, door Dohmen een hermeneutiek van het zelf genoemd. De meest praktische techniek is, ten tweede, de zorg voor de eigen handelingsbekwaamheid. Om een eigen levenshouding te ontwikkelen is het niet alleen zelfkennis van belang, daadkracht is minstens zo belangrijk. Ten derde noemt Dohmen het zoeken en (uit)vinden van je eigen waardeoriëntatie. Wat wil ik in dit leven? Het laatste twee aandachtspunten geven de omlijsting aan waarbinnen levenskunst mogelijk wordt, namelijk tijdelijkheid en maatschappelijke gesitueerdheid. Tijdelijkheid betreft de omgang met de eigen historiciteit, levensgeschiedenis en eindigheid. Bovendien behandelt ze timing, dus de vraag wanneer dingen te doen en wanneer ze te laten. Daarnaast wijst Dohmen erop dat we ons bewust moeten zijn van onze maatschappelijk inbedding en deze context op de juiste manier moeten leren interpreteren.

 

Vriendschap

Het boek eindigt met een enigszins verrassende, maar sympathieke uitstap naar de vriendschap. Vriendschap, argumenteert Dohmen, is cruciaal. Vrienden kunnen en zullen elkaar dienen waar het gaat om de zelfzorg en levenskunst. Waarachtige vrienden zullen waarachtig zijn tegen elkaar en elkaar confronteren als dat nodig is. Vriendschap is de enige relatie die intense bemoeizucht toestaat; waarachtige vrienden willen elkaar behoeden voor wanhoop en zelfgenoegzaamheid. Daardoor levert vriendschap die morele kennis op die we via inkeer niet kunnen verwerven, maar die onontbeerlijk is voor een geslaagd leven. 

 

Levenskunst

Bezinning en oefening, waardenonderzoek, vriendschap en omgaan met tijd, dat zijn de vier thema’s die in levenskunst zijn te onderscheiden. Positieve vrijheid is de kern van de actuele levenskunst. Wat is voor mij een authentiek, goed en mooi leven? Dat gaat verder dan de smalle moraal van zelfbeschikking waarin vrijheid slechts wordt gezien als niet-inmenging. De Franse filosofen Pierre Hadot en Michel Foucault legde de basis voor de actuele levenskunst.

 

Een ethiek uit de Oudheid

Levenskunst is een recente vorm van ethiek die terugkijkt naar de Griekse en Romeinse Oudheid. Het gaat over het goede leven. Levenskunst komt op in een tijd van individualisering, secularisering en een grote nadruk op zelfbeschikking. Zelfbeschikking wordt echter als een liberale, smalle moraal geïnterpreteerd: moderne mensen ervaren hun vrijheid vooral als niet-inmenging. Dit wordt ook wel negatieve vrijheid genoemd. Daarmee dreigt een samenleving van mensen die menen dat ze zich kunnen ontwikkelen los van anderen en los van algemeen erkende waarden.

 

De actuele levenskunst wil expliciet een halt toeroepen aan deze ontwikkeling. Vrijheid is immers altijd relationeel. Mijn vrijheid staat in verhouding tot die van anderen. Bovendien is vrijheid altijd relatief. Het gaat om graden van vrijheid en van onvrijheid. Echte vrijheid is alleen maar te bereiken dankzij daadwerkelijk zelfbeheer. Het gaat in de levenskunst niet om negatieve vrijheid – niemand mag zich met mijn leven bemoeien! – maar om positieve vrijheid – wat is voor mij een authentiek, goed en mooi leven?

 

Draag zorg voor jezelf

Aan de basis van deze nieuwe ethiek staan de Franse filosofen Michel Foucault en Pierre Hadot. Zij ontdekten in de klassieke Oudheid het bestaan van een algemeen aanvaarde ars vitae, een cultuur van levenskunst. Deze cultuur draaide om het gebod: ‘Draag zorg voor jezelf’. De Grieken en de Romeinen droegen zorg voor zichzelf en oefenden zichzelf in tal van omgangsvormen met het oog op een vrij en soeverein leven. Vandaar Foucaults omschrijving van levenskunst als een vrijheidspraktijk. 

 

In het voetspoor van Foucault en Hadot pleiten steeds meer filosofen en humanisten voor een herleving van deze klassieke levenskunst en de opkomst van een laatmoderne, eigentijdse cultuur van het zelf. Levenskunst, opgevat als zorg voor zichzelf, is een holistisch concept. Denken – bezinning, kritische reflectie – voelen en willen – verlangen – oefenen en waarderen, vormen de nauwe samenhang van een persoonlijk leerproces. Het doel is het bereiken van een eigen levenshouding. Alleen door toewijding en veelvuldig oefenen kan iemand erin slagen om een persoonlijke levenshouding te verwerven. De ethiek van de levenskunst wil een concrete en praktische invulling van positieve vrijheid zijn.

 

Thema’s in de actuele levenskunst

In de actuele levenskunst zijn verschillende concrete thema’s aan de orde:

Bezinning en oefening: wat kan ik?
Waardenonderzoek: wat wil ik echt?
Vriendschap: hoe doe we het samen?
Omgaan met tijd: wanneer?

Het ideaal van de ethiek van de levenskunst is een moderne gemeenschap van weerbare, op elkaar betrokken individuen.

 

Verder lezen

In de canon staan veel denkers passend bij dit thema: Socrates, Aristoteles, Epicurus, Seneca, Marcus Aurelius, Michel de Montaigne, Nietzsche en Camus, Pierre Hadot en de late Michel Foucault. U kunt meer lezen over deze denkers en bijpassende literatuur door te klikken op de namen. Voor verdere literatuur kijkt u rechts onder ‘Boeken’.