De Humanistische Canon is een initiatief van het Humanistisch verbond. Wil je ons steunen? Klik dan op onderstaande knop.
Historisch opgebouwd via vensters en werken
De Canon is historisch opgebouwd via ‘vensters’. Vensters geven een belangrijke periode of ontwikkeling in de geschiedenis van het humanisme weer en vormen de ‘ingang’ in de Canon. Deze vensters vindt u op de homepagina. U ziet linksboven de oudste periode (het venster ‘Paideia’) en rechtsonder de jongste (het venster ‘Humanisme nu’).
In ieder venster vindt u diverse ‘werken’. Dit zijn exemplarische boeken, films, strips, wetten, personen en kunstwerken binnen het venster. In het venster ‘Existentialisme’, vindt u bijvoorbeeld de werken ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, ‘Het existentialisme is een humanisme’ van Sartre en ‘De tweede sexe’ van De Beauvoir.
Mocht u specifiek naar iets op zoek zijn dan kunt u de zoekfunctie gebruiken, bovenaan de pagina.
Halverwege de 20e eeuw zoekt de humanistische psychologie – ook wel de ‘psychologie van de derde weg’ – naar een alternatief voor de dieptepsychologie (in het bijzonder de psychoanalyse) en het ‘behaviorisme’. In dit humanistische alternatief wordt de mens gezien in zijn volledigheid; een creatief, groeiend, betekenisgevend, waarderend wezen. Het wordt tijd om de mens serieus te nemen.
Volgens de humanistische psychologie, gaan het behaviorisme en de psychoanalyse uit van een te beperkt mensbeeld. Net als de existentialisten, meenden humanistisch psychologen dat een aantal fundamentele kenmerken van het menselijk leven in de filosofie en de psychologie, te veel achterwege blijven. De mens is op zijn minst óók een betekenisgevend, zinzoekend, liefhebbend, waarderend, ervarend en creatief wezen, en kan vrij en verantwoordelijk in het leven staan.
‘Een musicus moet muziek maken, een schilder moet schilderen, een dichter moet schrijven wil hij uiteindelijk in vrede met zichzelf leven. Deze behoefte kunnen we zelf-actualisering noemen. (Maslow, 1954)
In de psychoanalyse wordt het onbewuste als de bepalende factor in het doen en laten van de mens gezien. Men gaat uit van een conflict tussen de mens als biologisch (met name seksueel) wezen met instincten en driften, en de mens als sociaal wezen met een geweten.
Het behaviorisme stelt dat de psychologie als wetenschap zich moet richten op de bestudering van zichtbaar gedrag. Gedrag wordt geleerd en is via leren veranderbaar. Zo leren we taal, vaardigheden, houdingen, persoonlijkheidstrekken, gevoelens als angst en een zelfbeeld. We leren onder invloed van beloning (gedrag wordt dan bevestigd), en straf (gedrag wordt ontmoedigd). Hoe en wat we leren, wordt dus bepaald door de relatie tussen mens en omgeving.
De humanistische psychologie wordt zo genoemd omdat ze de mens centraal wil stellen; heel de mens. Anders dan de psychoanalyse en het behaviorisme gaat deze humanistische psychologie ervan uit dat:
‘De humanistische verandering kan ongeveer als volgt worden weergegeven: van bepaaldheid naar zelfbepaling, van oorzakelijkheid naar doel, van manipulatie naar verantwoordelijkheid, van analyse naar synthese, van diagnose naar dialoog, van oplossingsgerichte modellen naar proces, van de degeneratie van het menselijk leven naar het vieren van de menselijke geest.’ (uit speech Sandy Freidman (1994), vert. red.)
De ongetwijfeld belangrijkste figuren van deze stroming zijn Abraham Maslow en Carl Rogers. De bijdrage van Maslow bestaat overwegend uit het formuleren van een persoonlijkheidstheorie, terwijl het accent bij Rogers meer ligt op de psychotherapie. Naast Rogers en Maslow, moet ook gedacht worden aan Rollo May en Viktor Frankl.
Maslow staat vooral bekend om zijn theorie van de behoeftehiërarchie, meestal weergegeven als een piramide. De gedachte is als volgt:
Mensen worden gemotiveerd tot handelen vanuit behoeften die ze hebben. Het meest basaal zijn de lichamelijke behoeften (eten, drinken, slaap, seks, bescherming tegen extreme omstandigheden). De vervulling ervan is noodzakelijk voor lichamelijke overleving. Vervolgens hebben we de behoefte aan veiligheid, aan liefde en het gevoel ergens bij te horen en de behoefte aan waardering vanuit de omgeving. Deze behoeften ervaren we als er een tekort ontstaat, het zijn dus ’tekortbehoeften’.
Maslow stelt dat psychoanalyse en behaviorisme zich ten onrechte tot deze behoeften beperken. We hebben immers ook de behoefte aan zelfactualisering, een groeibehoefte. Dat laatste impliceert, dat de mens een inherente tendens tot groei en ontwikkeling heeft. Zelfactualisering wordt onder meer gekenmerkt door een gerichtheid op zogeheten zijnswaarden, zoals schoonheid, eenvoud, uniciteit, waarheid en speelsheid.
De bijdrage van Rogers ligt voornamelijk op het vlak van de hulpverlening. Zijn opvattingen over ‘person-centered therapy‘ hebben op het vlak van counseling (een breder begrip dan psychotherapie) en onderwijs grote invloed gehad. Rogers meent dat ieder levend organisme een actualiseringtendens heeft: een tendens om het volledige potentieel te verwerkelijken. Hij formuleerde 19 uitgangspunten over de persoonlijkheid en menselijk gedrag als onderbouwing van zijn therapeutische benadering. Een van de belangrijkste voor de hulpverlening is, dat gedrag het beste begrepen kan worden vanuit het interne referentiekader van het individu zelf. In aansluiting op het genoemde uitgangspunt formuleert hij drie centrale aspecten van de houding van de hulpverlener. Dit zijn:
Van deze drie beschouwde Rogers de laatste als de meest basale.
Het mensbeeld van de humanistische psychologie komt overeen met dat van het levensbeschouwelijk humanisme. De doorwerking van de humanistische psychologie is voornamelijk zichtbaar in de geestelijke verzorging en het humanistische vormingsonderwijs. Beide activiteiten stellen de betekenisgeving van de cliënt/leerling centraal en de begeleidingsrelatie wordt in sterke mate gekenmerkt door non-directiviteit (een niet-sturende relatie).