De eerste humanistische organisatie in Nederland was de vrijdenkersvereniging De Dageraad; opgericht op 12 oktober 1856 in Amsterdam. Het duurt tot ongeveer 1966 voordat humanisten op gelijke voet komen te staan met godsdienstige mensen.
Eerste artikel in het eerste nummer van het ledenblad van het HV, 17 febr. 1946
Atheïstische zuil?
Tot aan de tweede helft van de 20e eeuw, waren ongodsdienstige mensen moeilijk te plaatsen. Ze werden door christelijk Nederland bekeken als tweederangs burgers die vooral iets niet waren, namelijk christelijk. In een verzuilde samenleving vielen atheïsme en humanisme buiten de boot. Atheïsten vonden hun ‘levensbeschouwelijke dak’ in verschillende verenigingen. Tussen de wereldoorlogen kon men ongodsdienstige mensen niet alleen aantreffen bij de Dageraad, maar ook bij politieke partijen als de SDAP en de Vrijzinnig Democratische Bond, en bij jeugdorganisaties als de Jongeren Vredes Actie.
Oprichting Humanitas en Humanistisch Verbond
Direct na de bevrijding werd op 31 mei 1945 door mensen uit kringen van de SDAP en het NVV (Ned. Vakbond van Vakverenigingen), Humanitas opgericht, de stichting voor maatschappelijk werk op humanistische grondslag. Men wilde hulp geven aan mensen die (tijdelijk) steun van anderen nodig hadden, maar geen beroep wilden of konden doen op kerkelijke organisaties. Het praktisch handelen is altijd een kenmerk van de leden en de vele vrijwilligers van Humanitas geweest. De vrijdenkersvereniging De Dageraad startte snel na het einde van de oorlog op 17 juni 1945 haar activiteiten weer op. Maar zo succesvol als in het Interbellum werden ze niet meer.
Tijdens en direct na de Tweede Wereldoorlog groeide bij ongodsdienstige mensen als Jaap van Praag, Garmt Stuiveling, Henriette Polak-Schwarz en vele anderen, het besef dat er een aparte, niet-politieke vereniging moest komen, die de ongodsdienstige mensen een levensbeschouwelijk dak zou geven. Een vereniging ook die zou strijden voor een maatschappelijk gelijkwaardige positie van buitenkerkelijke mensen. Na een korte voorbereidingstijd werd op 17 februari 1946 het Humanistisch Verbond (HV) formeel opgericht in het gebouw van Vrij Nederland in Amsterdam.
Grote en kleine strijd
In het citaat van een van de oprichters van het Humanistisch Verbond, Jaap van Praag bovenaan deze tekst, verwijst hij naar een ‘opdracht’. Over deze opdracht meldt hij:
Die opdracht is in de eerste plaats de verheffing van de grote onkerkelijke massa tot het peil van een geestelijk doordachte en zedelijk verantwoorde levensbeschouwing. Het valt immers niet te ontkennen dat het merendeel der onkerkelijken in een geestelijk nihilisme heeft geleefd […]. Toch is hiermee nog niet de volledige betekenis van een humanistisch verbond aangegeven. In dit tijdsgewricht ligt de noodzaak om het humanisme tegen ongemotiveerde aanvallen en nog meer tegen gedachteloze miskenning te verdedigen al zeer voor de hand.
Jaap van Praag verwijst hiermee naar wat de ‘grote‘ en ‘kleine‘ strijd van het humanisme wordt genoemd.
De ‘grote’ strijd was gericht op het bieden van ‘een huis voor humanisten’: een geestelijk dak aan buitenkerkelijken met een voornamelijk humanistische levensbeschouwing. Het HV was onder meer bedoeld om deze functie te vervullen. Het werd met veel opoffering van geld en vooral tijd uit het niets door vele honderden mensen opgebouwd. Er ontstonden gemeenschappen, plaatselijke afdelingen waar regelmatig bijeenkomsten werden gehouden, men richtte eigen bladen op en hield wekelijks op zondagochtend een ‘humanistisch’ praatje.
De meeste energie werd in de eerste twintig jaar van het HV echter gestoken in de ‘kleine’ strijd: de gelijkberechtiging met godsdienstigen. En die strijd werd in de tijd van de verzuiling met verve gevoerd. Het ging daarbij vooral om zogenaamd ‘praktisch humanisme’, zoals:
- humanistisch geestelijke verzorging in de krijgsmacht, het gevangeniswezen en de gezondheidszorg;
- bureaus voor levens- en gezinsmoeilijkheden op humanistische grondslag;
- de organisatie van vakantiekampen voor kinderen;
- huwelijksbemiddeling;
- ontwikkelingssamenwerking;
- humanistisch vormingsonderwijs.
In een rede uitgesproken op het jubileumcongres te Utrecht op 19 februari 1966, maakte Jaap van Praag de balans op van de emancipatiestrijd voor buitenkerkelijken (de ‘kleine’ strijd): ‘De strijd is in beginsel beslecht; de gelijkgerechtigheid wordt principieel nauwelijks meer betwist; ook al blijven er praktisch nog wensen te vervullen (….).
En over de strijd tegen het nihilisme (de ‘grote’ strijd), stelde hij:
‘Het gaat in één woord om de weerbaarheid van de buitenkerkelijke mens […] Het komt er op aan alle beschikbare middelen en mogelijkheden te gebruiken voor de verwerkelijking van een in ieder opzicht menswaardig leven.’
Rond 1966 is de kleine strijd in beginsel beslecht en komen de humanisten op gelijke voet met de godsdienstigen.