Terwijl alle geleerden vóór hem de aarde als het vaste middelpunt van het heelal zagen, stelde Copernicus (1473 -1543) dat de zon het middelpunt van het heelal is. Deze Copernicaanse revolutie heeft ons wereldbeeld ingrijpend veranderd. Copernicus’ theorie werd eerst slechts beschouwd als een buitenissig idee. Pas in de 17e eeuw verwerft het aanhang en wordt het door de kerk veroordeeld.
Copernocus’ Planisfeer.
Sterrenkunde
De Pool Nicolaus Copernicus wijdde zich aan het einde van zijn leven als kanunnik aan de studie van de antieke sterrenkundigen. Zijn hoofdwerk, De revolutionibus orbium coelestium, Over de omwentelingen van de hemelse sferen verscheen in 1543, het jaar van zijn dood. Terwijl alle geleerden tot dan toe de aarde als het vaste middelpunt van het heelal hadden gezien waar zon, maan, sterren en planeten omheen draaien, het zogenaamde geocentrische model, stelde Copernicus dat de zon het middelpunt van het heelal is. De aarde en planeten bewegen om de zon. Alleen de maan draait om de aarde. Bovendien wordt de afwisseling van dag en nacht niet veroorzaakt door de omwenteling van de hemel, maar van de aarde zelf. Dit wordt het heliocentrische model genoemd, naar het Griekse woord helios, zon.
Schoonheid en wiskundige harmonie
Copernicus motieven voor deze, achteraf gerechtvaardigde, innovatie zijn niet helemaal duidelijk. Dat de aarde om de zon beweegt was immers in strijd met het gezond verstand en de onmiddellijke waarneming. Zij trad bovendien alle dan geaccepteerde natuurkundige beginselen met voeten. Veel praktisch voordeel had het nieuwe model ook niet. Het tot dan toe geaccepteerde sterrenkundige systeem van Ptolemaios voorspelde de bewegingen van de hemellichamen heel goed en het systeem van Copernicus bracht daarin vooralsnog geen verbetering.
De reden om toch aan zijn heliocentrische model de voorkeur te geven lijkt vooral esthetisch van aard: het is mooier. Het model zit logischer in elkaar dan dat van Ptolemaios en bezit een zekere wiskundige harmonie. Copernicus gaat er van uit dat de werkelijkheid gehoorzaamt aan zulke esthetisch-wiskundige maatstaven.
De aanvankelijke reacties op Copernicus’ nieuwe model.
Als werk van technische sterrenkunde kende Copernicus’ boek zijn weerga niet en het werd dan ook alom bewonderd. De verbeterde sterrenkundige tabellen werden snel algemeen gebruikt. Maar zijn ideeën over de bouw van het heelal werden door de meeste geleerden aanvankelijk genegeerd. Galileo Galilei was één van de weinigen die Copernicus’ ideeën volmondig verdedigden. Er bestond in de tijd van Copernicus een scheidslijn tussen het technische berekenen en voorspellen van de stand van sterren en planeten enerzijds, en een filosofische en natuurkundige visie op het echte heelal anderzijds. Het model van Copernicus wordt als technisch-wiskundig instrument geaccepteerd, maar de filosofisch-natuurkundige kant is veel problematischer. Het is immers in strijd met de leer van de Rooms-katholieke kerk en de klassieke opvattingen. De uitgever van het werk gaf voor de zekerheid in het voorwoord aan dat het om een wiskundige verhandeling ging, níet om een beschrijving van de realiteit.
Late kerkelijke veroordeling
Hoewel al vroeg werd opgemerkt dat het stelsel van Copernicus in strijd is met het wereldbeeld van de bijbel, werd zijn systeem eerst gezien als een buitenissige sterrenkundige theorie. Theologen maken zich er niet echt druk om. Pas in de zeventiende eeuw werd zijn stelsel een boegbeeld voor een nieuwe natuurkunde. Deze nieuwe natuurkunde negeerde de traditionele ondergeschiktheid van de natuurkunde aan het leergezag van de theologen. Toen pas kwamen er kerkelijke veroordelingen.
Populair misverstand
In populair-filosofische verhandelingen wordt nog wel eens beweerd dat de reden voor het verzet tegen het Copernicaanse stelsel was gelegen in het feit dat Copernicus de mens uit zijn centrale positie in het heelal had verwijderd. Dit echter is een later verzinsel en onjuist. Geen enkele veroordeling van het Copernicaanse stelsel geeft dit aan als reden.
De middeleeuwse mens zag de wereld niet in termen van centrum en periferie, maar eerder in termen van hoog-laag. De hemel was het hoogste en ook edelste, letterlijk meest verheven deel van de wereld. De aarde bevond zich in deze visie in de laagste, minst aanzienlijke plaats in het heelal, afgezien van de hel, die zich in het middelpunt van de aarde bevond. Copernicus maakte de aarde tot een hemellichaam en plaatste de mens dus in de hemel, juist een veel aanzienlijker plaats.
De problemen ontstonden toen de nieuwe zeventiende-eeuwse natuurfilosofische theorieën, die mede op het werk van Copernicus gebaseerd waren, als bedreigend werden gezien. De veroordelingen van het Copernicaanse stelsel hadden te maken met het feit dat in de Bijbel duidelijk sprake is van een geocentrisch wereldbeeld. In de nieuwe theorieën was minder ruimte voor wonderen en direct goddelijk ingrijpen. De nieuwe natuurfilosofie stelt bovendien de filosofie niet langer ondergeschikt aan de theologie. De problemen van de kerk hadden hier mee te maken, en niet met het feit dat de mens uit zijn centrale positie in het heelal wordt gestoten.