Tegen het einde van de 18e eeuw ontstond in Duitsland een interessante vorm van humanistisch denken die voortkwam uit een heroriëntatie op de Oudheid: het zogenaamde Weimar humanisme. In dit humanisme, dat ook wel de Duitse Renaissance is genoemd, lag de nadruk op contemplatie en geestelijke ontwikkeling. Het benadrukte het belang van een brede persoonlijke vorming. Een Bildung die bestaat uit algemene ontwikkeling op cultureel en literair, maar ook op politiek en natuurwetenschappelijk terrein.
Afbeelding: Standbeeld van Goethe en Schiller in Weimar door Maik Schuck
Humanität en Paideia
De hernieuwde belangstelling voor de klassieke wortels werd onder meer geïnitieerd door de archeoloog en kunsthistoricus Johan Winckelmann met zijn boek Geschichte der Kunst des Altertums. De Weimar humanisten streefden naar het ideaal van Humanität. Hieronder verstond men de totale, maar vooral geestelijke, menselijke ontplooiing, waarvan de Grieken naar men vond het schitterendste voorbeeld hadden gegeven.
De Duitse Humanität staat dichter bij het klassiek Griekse vormingsideaal (paideia) dan bij het klassiek Romeinse humanitas. Het Romeinse humanitas ideaal heeft sociale en politieke doelstellingen die wel terug te vinden zijn bij het sociale humanisme van Verlichtingsdenkers als Voltaire en Diderot, maar veel minder bij het Weimar humanisme.
Ontwikkeling van de persoonlijkheid
Een belangrijk boegbeeld van het Weimar humanisme is Wilhelm von Humboldt, de oprichter van het humanistische gymnasium dat de nadruk legt op de brede ontwikkeling van de persoonlijkheid. ‘Het hoogste doel van de mens is de meest volledige en de meest harmonieuze ontwikkeling van zijn potentieel in zijn volkomen individualiteit’, stelde Von Humboldt.
Maar het Weimar humanisme is toch vooral verbonden met de namen van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832) en Friedrich Schiller (1759-1805). Goethe was een romanschrijver, maar ook staatsman, filosoof, natuuronderzoeker en dichter. Hij is onder meer schrijver van Faust (1808 / 1825) en Het lijden van de jonge Werther (1774 / 1787). Schiller was dichter, filosoof en toneelschrijver.
Kosmopolitisme
Lag bij de onversneden idealist Schiller het accent op het geestelijke leven en de eigen individualiteit, de aardsere Goethe toonde een meer open houding. Dat blijkt onder meer uit zijn belangstelling voor de wetenschap, zijn kosmopolitisme en zijn literaire werk. In tegenstelling tot het romantische en het nationalistische denken, geloofde Goethe dat literatuur de macht heeft om verschillen in tijd, ras en cultuur te overstijgen en het universeel menselijke te benadrukken:
‘De kans om tot algemene verdraagzaamheid te komen is het grootst als men de eigenaardigheid van individuele mensen en van verschillende volken laat rusten en vasthoudt aan de overtuiging dat het kenmerk van wat werkelijk verdienstelijk is erin gelegen is dat het behoort aan de gehele mensheid.’
Het belang van het Weimar humanisme voor onze tijd ligt vooral in de aandacht voor persoonlijke geestelijke ontwikkeling, de daaruit voortvloeiende onderwijsopvatting en de balans die denkers als Goethe zochten tussen de ontwikkeling van een unieke persoonlijkheid en een kosmopolitische houding en openheid naar andere culturen.