Wilhelm von Humboldt blaast in een rumoerig Europa het klassieke humanistische vormingsideaal nieuw leven in. Onderwijs moet niet primair gericht zijn op een beroep of specialisatie, maar de volledige mens vormen. Vorming, Bildung, heeft menselijkheid als doel. Bovendien moet onderwijs vrij van staatsinmenging en voor iedereen beschikbaar zijn.
Afbeelding: Beeld van Wilhelm von Humboldt voor de Humboldt-Universiteit in Berlijn.
Bildung in theorie en praktijk
Wilhelm von Humboldt, de oudere broer van de even beroemde bioloog en ontdekkingsreiziger Alexander, studeert rechten, klassieke talen, letterkunde en natuurwetenschappen. Hij heeft het ideaal van vorming op twee manieren proberen te verwezenlijken. Theoretisch werkt hij de notie van Bildung uit. Bildung betekent de ontplooiing van alle krachten van de persoon in ontmoeting met de klassieke wereld van kunst, literatuur en toneel. In de praktijk probeert Von Humboldt zijn ideaal te realiseren door het dienen van de publieke zaak. Als Pruisisch diplomaat en staatsman van Europese allure probeert hij het onderwijs te hervormen. Von Humboldt laat zien dat Bildung zowel over innerlijke ontwikkeling, als over politiek kan gaan. Maar het blijkt ook dat deze twee kunnen botsen (zie eveneens het venster 18e en 19e eeuw humanisme).
Leven in rumoerig Europa
Von Humboldt leeft in de tijd dat de Franse Revolutie (1789 – 1799) uitbreekt en traditionele machtsverhoudingen wankelen. Het is rumoerig in Europa. Hij wordt opgevoed volgens de ideeën van de Verlichting, maar is ook sterk beïnvloed door Jean-Jacques Rousseau, de man van de Romantiek. Hij maakt de eerste jaren van de Franse Revolutie mee in Parijs en zal de idee van volkssoevereiniteit, dat het volk in plaats van een monarch de hoogste politieke macht heeft, nooit meer loslaten. Friedrich Schiller wordt een vriend voor het leven.
Von Humboldt vervult diverse hoge politieke en diplomatieke ambten en doet onderzoek in de vergelijkende taalwetenschappen. Als secretaris-generaal op het Ministerie van Binnenlandse Zaken van Pruisen ontvouwt hij zijn ideeën over onderwijs en opvoeding. Hij krijgt de taak om een nieuw onderwijssysteem te introduceren. Pruisen had net, in 1807, een gevoelige nederlaag geleden tegen Napoleon en was uit op herstel van de nationale trots, onder meer via een herziening van het onderwijs. De progressieve en egalitaire inzet van Von Humboldt delft echter het onderspit. Al na twee jaar vertrekt hij vanwege een conflict met de conservatieve Minister Hardenberg.
Zijn visie is desondanks van verregaande invloed. Hij ontwikkelde het idee van het voor iedereen beschikbaar humanistische gymnasium, ingericht naar Grieks model; vandaar het onderwijs in de klassieke talen op gymnasia tot op vandaag de dag. In 1810 richtte hij de nieuwe, inmiddels de oudste, universiteit van Berlijn op, de tegenwoordige Humboldt-Universiteit, met de hoogleraren filosofie Friedrich Schleiermacher en Johan Gottlieb Fichte.
Liberale Bildung
In brieven aan Friedrich Schiller schetst Von Humboldt zijn voorkeur voor een liberaal-humanistische Bildung via de literatuur uit de Oudheid. Algemene ontwikkeling is voor iedereen van belang, ongeacht afkomst. Een scheiding tussen een ‘hogere’ en ‘lagere’ (technische) opleiding verwerpt hij. In alle onderwijsvormen dient Menschenbildung voorop te staan. Algemene vorming en niet de voorbereiding op een concreet beroep, is het doel.
De ware humaniteit is altijd het resultaat van intellectuele én morele vorming waarbij de totale persoon is betrokken. Jongeren moeten hun karakter ontwikkelen. Bovendien moeten ze een pluriform aanbod krijgen: van talen tot natuurwetenschappen, van creatieve en artistieke beroepen tot moraal. Eentonigheid is uit den boze, omdat de mens van nature meerdere mogelijkheden heeft.
‘Zelfs de meest vrije en onafhankelijke mens vormt zich minder als hij in eentonige situaties wordt geplaatst.’
Innerlijke groei maakt het mogelijk om de wereld samen met anderen en in een politiek-sociale gemeenschap vorm te geven. Idealiter gaan de innerlijke wereld en de buitenwereld in elkaar over. Humaniteit betekent.
Vorming = humaniteit
Maar waartoe dient al die vorming? Von Humboldt streeft uiteindelijk humaniteit na. Ontwikkeling en menselijkheid zijn uitwisselbare eenheden. Terwijl de Franse revolutionairen gelijkheid, vrijheid en broederschap via de revolutie wilden bereiken, zocht Von Humboldt het in de individuele groei. Sommigen vinden zijn ideaal van Bildung daarom te individualistisch. Wat Von Humboldt betreft, is de ontwikkeling van het innerlijke leven nodig om goed burger te kunnen worden.
Von Humboldt wijst niet alleen de macht van de absolute monarch af, maar überhaupt een al te verregaande staatsinmenging. In die zin is hij een duidelijke liberaal: alles begint met individuele vrijheid. Geïnspireerd door Rousseau meent hij dat ook ouders kinderen hun eigen ontwikkeling moeten toestaan en dus een zekere terughoudendheid moeten betrachten. Het doel is niet vrijheid als zodanig, maar de vorming van een harmonieus karakter; een zo volkomen mogelijke individu worden met een diversiteit aan vaardigheden. Dit idee van vrijheid in relatie tot ontwikkeling en vorming, is ook nu nog typisch humanistisch te noemen.
Taal
Von Humboldt is sterk geïnteresseerd in taal en doet uitvoerig linguïstisch onderzoek. Hij meent dat taal niet vaststaat maar afhankelijk is van de omgeving en de tijd. Taal bevestigt het eigene, het karakteristieke van een periode, een regio of land. Ieder volk schept via de taal een eigen wereld. Hoe meer talen je kent, hoe diverser je wereldbeeld. Deze dynamische opvatting van de taal is in de twintigste eeuw voortgezet door Noam Chomsky.
Von Humboldt stond een Bildung voor ogen die egalitair en vrij is, mensen stimuleert en hen tot kritisch denken aanzet. Toch werd het onderwijs in zijn tijd uiteindelijk onder invloed van conservatieven ingezet ten behoeve van de bestaande elite. Deze konden zich via het gymnasium en de universiteit voorbereiden op een goede baan als ambtenaar of bestuurder.
Het lijkt erop dat Von Humboldts opvatting over humanistische Bildung aan een revival bezig is. De thema’s zijn nog altijd actueel. Moet ons onderwijs algemene vorming of beroepsvorming nastreven? Moet de wetenschap nuttig zijn of vrij? Willen we burgers of werknemers zijn? Vragen die onder meer Désanne van Brederode zich in 2009 in een uitzending van Buitenhof stelde:
‘Voor mij is een universiteit een plek waar je leert waarnemen, denken en doorvragen. Waar je mensen uit andere studierichtingen ontmoet, die je op je beperkingen en vooroordelen wijzen en je blikveld openbreken. Waar het onvervulbare verlangen om een intellectueel te worden, niet wordt weggehoond. Ze brengt je eerbied bij voor alles wat de menselijke geest vermag. En of je daarna nu wel niet doorgaat in de wetenschap: die schatplichtige, onderzoekende houding behoud je, bij alles wat je doet. Overal waar die houding een pose wordt, een pet die je opzet als je wilt scoren, maar die je ook weer af kunt zetten, wordt Humboldts ideaal vertrapt.’