Discours de la méthode, Verhandeling over de methode, is een pareltje van scherpzinnigheid dat ook de hedendaagse lezer nog veel te bieden heeft. René Descartes (1596 – 1650) vroeg zich af hoe we uit de veelheid van opvattingen en theorieën de juiste moeten kiezen. Om dit te onderzoeken ontwikkelde hij de rationalistische denkmethode. Hij raadt ons aan om niets zomaar aan te nemen, maar je eigen gezonde verstand te gebruiken.
Sfeer van vrijheid én angst
Over de methode is geschreven in de ik-vorm en opgezet als een fabel. U leest het in één middag uit. Uit het boek spreekt een onderkoeld gevoel voor humor dat ik kan waarderen. Het is opvallend hoe weinig de aard van de mensen is veranderd sinds 1637 en hoe belangrijke politieke en sociale thema’s van alle tijden zijn. Daardoor doet het werk heel modern aan en heb je als lezer nergens het gevoel dat je je door het stof der eeuwen moet worstelen.
Dat neemt niet weg dat het belangrijk is om al lezende de tijd waarin dit werk is ontstaan in het achterhoofd te houden. Descartes werkte van 1628-1648 in Nederland, in die tijd de enige republiek in Europa en een relatieve oase van godsdienstvrijheid. Om Nederland heen woedden verschillende (godsdienst)oorlogen. Die sfeer van vrijheid gecombineerd met angst proef je soms in de tekst, bijvoorbeeld als Descartes aarzelt over het openbaar maken van zijn werk, omdat hij eerder geconfronteerd is met kwaadaardigheid en afgunst, zelfs van zogenaamde vrienden.
Gezond verstand en twijfel
Over de methode bestaat uit zes delen. Deel 1 begint direct goed. Het gezonde verstand is van alle dingen op de wereld het gelijkmatigst verdeeld, meldt Descartes. Iedereen vindt dat hij er zo goed van voorzien is, dat hij niet méér nodig heeft. Descartes vraagt zich vervolgens af hoe het komt dat hij zelf – toch niet bepaald onderbedeeld in de categorie gezond verstand – zo vaak aan zichzelf en de wereld twijfelt. De centrale vraag uit Over de methode luidt: hoe kan een mens uit de veelheid van (wetenschappelijke) opvattingen en theorieën de juiste kiezen? Een vraag die nog altijd actueel is. Descartes beschrijft vervolgens hoe hij is gekomen tot zijn denkmethode, die zou leiden tot antwoorden die boven elke twijfel verheven zijn.
Deze denkmethode is uitgegroeid tot de filosofische stroming van het rationalisme, de overtuiging dat de mens door middel van het juiste gebruik van zijn redelijke vermogens kan uitmaken wat ware, geldige kennis is. In Over de methode wordt deze denkmethode summier uitgelegd en worden 2 belangrijke resultaten van Descartes’ denken toegelicht.
Al denkend over de twijfel komt Descartes tot de conclusie dat alles betwijfeld kan worden, behalve de twijfel zelf, wat leidt tot het beroemde adagium ‘Ik denk, dus ik besta’. Hiermee legt hij de fundamenten voor het moderne westerse zelfbewustzijn, dat een belangrijke voorwaarde is geweest voor de manier waarop de westerse wereld zich heeft ontwikkeld. Waar ten tijden van Descartes iemands afkomst en stand bepalend waren voor zijn plaats in de maatschappij, zijn nu intelligentie en mogelijkheden tot zelfsturing belangrijke randvoorwaarden voor een geslaagd leven. Wel leven niet meer in een aristocratie, maar in een meritocratie, waarin de positie van mensen wordt bepaald door hun verdiensten.
Descartes in dispuut met koningin Christina van Zweden, door Pierre Louis Dumesnil (1698-1781), kopie uit 1884.
Lichaam en geest
Niet minder van invloed op onze westerse cultuur is zijn antwoord op de vraag: ben ik mijn lichaam of heb ik mijn lichaam? Descartes bewijst in Over de methode aan de hand van het voorbeeld van de bloedsomloop en de werking van het hart – die in 1613 door William Harvey waren ontdekt – dat het menselijke lichaam vergelijkbaar is met een machine. Descartes gaat er vanuit dat de hersenen, door bloed voorzien van energie, de machine motorisch aansturen. Hij kan echter niet geloven dat deze hersenen ook de zetel van de rede zijn. Om werkelijk mens te zijn, moet de machine worden bezield door de geest. De geest zelf kan onafhankelijk van het lichaam bestaan en is dus onsterfelijk (deel 5).
Liefde voor de waarheid
Beide opvattingen zijn intussen deels achterhaald. Inzichten uit de neuro-wetenschappen tonen aan dat het menselijk denken in de hersens zetelt. Het geloof in een geest of ziel is sterk afgenomen in onze geseculariseerde wereld en zelfs de vrije wil wordt betwijfeld op grond van experimenten met hersenpotentialen. Waarom raad ik u dan toch aan om deze winter, als er sneeuw ligt en u, net als Descartes, niet naar buiten kunt, dit boek te lezen?
Omdat het boek geschreven is in mooi toegankelijk proza en de voorbeelden en verhalen nog verrassend van deze tijd zijn. Wist u bijvoorbeeld dat Nederland al in de 17e eeuw een welstandcommissie bezat? Omdat het boek een vurig pleidooi is voor het gebruik van het eigen gezonde verstand. Een pleidooi om niet te kiezen voor gemakkelijke, voor de hand liggende antwoorden op moeilijke vragen, om waarheid niet te zoeken bij autoriteiten, maar in jezelf, en wel door grondige studie. Een pleidooi dat ook moderne humanisten aan zal spreken. Omdat het hele boek doordesemd is van een grote liefde voor kennis. Wanneer ik probeer een complex probleem echt te begrijpen, het me eigen te maken en ik het moment van inzicht voel komen, dan geeft dat een geweldig gevoel. Een fysiologische sensatie, die ze tegenwoordig flow noemen. Ik gun u, lezer, dat gevoel en daarom raad ik u aan om het boek te lezen.