Zijn leven lang heeft Erasmus (1466-1536) geprobeerd humanisme en christendom tot een synthese te brengen. Genadeloos en satirisch vocht hij misstanden in de kerk aan. In de Lof der zotheid roept hij door de mond van Moria – de godin van de Zotheid – om kerkelijke hervorming en herbronning. Daarmee maakte hij de weg vrij voor de reformatie. Erasmus’ werk en persoonlijkheid zijn gematigd, vredelievend en niet-dogmatisch religieus.
Open blik en gezond verstand
Op zijn terugtocht te paard over de Alpen in de zomer van 1509, denkt Erasmus aan wat hij in het Italië van de Renaissance, in het bijzonder in Rome, heeft gezien en beleefd. Het verheugt hem dat hij zijn goede vriend en medestander Thomas More in Londen zal ontmoeten. Al mijmerend komt hij op de idee om Moria, de godin der Zotheid, op te voeren. Hij stelt zich voor dat ze haar kijk op de wereld en het mensdom, op rijkdom en macht, op kerk en staat, in alle vrijheid en openhartig uit.
Eigenlijk schreef Erasmus het werk, dat nergens een vervelende lange preek wordt, bij wijze van amusement. Maar waar hij het voorlas, kende het telkens een groot succes. In 1511 werd het gedrukt in Parijs en nog tijdens zijn leven beleefde het 45 herdrukken. In heel Europa is het één van de meest gelezen en bewonderde werken geworden, die generaties aan het denken heeft gezet en hen leerde met open blik en gezond verstand de wereld te bekijken.
Steeds is Moria, ook wel vrouwe Stultitia, de Zotheid, genoemd, aan het woord. Zij spreekt superieur, gereserveerd, sober en soms ook brutaal. Voortdurend schakelt ze over van de meest dwaze gedachten en voorbeelden naar het meest ernstige. Twee thema’s doorkruisen elkaar: de heilzame dwaasheid die de ware wijsheid in zich draagt en de verwaande wijsheid die louter dwaasheid is. Aldus tekent Erasmus een onvergetelijk portret van de mensheid via een lofrede van de Zotheid op zichzelf. De Zotheid steekt in haar toespraak voortdurend de draak met vorsten en hovelingen, eenvoudige mensen en bijgelovigen, maar vooral met kardinalen en bisschoppen, met religieuzen en monniken, met filosofen en theologen. Zij noemt hen onverdraagzame, zelfingenomen muggenzifters en woordpronkers. Op de achtergrond roept de auteur van deze satire om kerkelijke hervorming en herbronning.
Renaissance en Reformatie
Het werk ontstond tegen de achtergrond van een herleving van de klassieke humanistische visies op de mens uit de Oudheid. Maar ook speelde de interne strijd tegen een zich superieur wanend katholicisme een rol. Velen zochten naar een volkse invulling van het christendom en naar een vorm van emancipatie en vrijheid los van allerlei machten en dogma’s.
Velen beschouwen de Lof der Zotheid als een baken dat de weg hielp vrij te maken voor de Reformatie aan het begin van de 16e eeuw. De Reformatie, oorspronkelijk bedoeld om de katholieke kerk van binnenuit te hervormen, kreeg in de eerste helft van de 16e eeuw een gezicht in Noord-West Europa met leiders als Maarten Luther, Huldrych Zwingli en Johannes Calvijn. Eigenlijk was zij al in de Middeleeuwen ontstaan als protest tegen allerlei misstanden, zoals aflaten, geldzucht, machtswellust en vleierij. Deze worden ook in de Lof der Zotheid door vrouwe Stultitia met sarcasme en humor aan de kaak gesteld.
Afbeelding: door Hans Holbein de Jonge in de editie van Lof der Zotheid van 1515.
Humanitas
In talloze passages zet Erasmus zich af tegen uiterlijke geloofstekens. Alle mogelijke vormen van uitwendige geloofsbeleving moeten het ontgelden: heiligen-, relieken- en beeldenverering, bedevaarten en opzichtig bidden. In zijn ogen zijn het volslagen onnodige tekens van devotie. Toch wil hij niemand dit soort dingen ontzeggen. Als iemand meent ze nodig te hebben, dan moet dat kunnen. Door de mond van vrouw Stultitia spreekt hij als humanist, voorstander van de vrije wil en van tolerantie. Eigenlijk verzet hij zich tegen de schijnheiligheid van het christelijke Europa en pleit voor zuiverheid, waarheidszin en echte vriendschap. De ware ingrediënten van de humanitas zijn bij Erasmus geleerdheid, hoffelijkheid, vriendelijkheid, goede omgangsvormen, de kunst van het gesprek en tolerantie.
Erasmus toont zich een medestander van de hervorming en pleit voor een terugkeer naar de basiswaarden van het christendom. Net als Luther wil Erasmus een zuivere godsdienst, vrij van scholastiek en bijgeloof. Anders dan Luther is hij echter geen revolutionair. Hij wil de vele misbruiken in de kerk via geleidelijkheid en gematigdheid uitbannen en de godsdienst zuiveren, zonder echter de eenheid van de Roomse kerk te breken. De predestinatieleer, die de vrije wil aan banden legt en tot ontwikkeling kwam in het protestantisme en de gereformeerde kerk, wijst de humanist Erasmus totaal af.
Tolerantie
De tolerante Erasmiaanse gezindheid die blijkt uit de Lof der Zotheid, is diep doorgedrongen in het openbare leven van de Nederlanden. De humanistische en vredelievende leer werkt na hem door in politieke figuren als Willem van Oranje, diens assistent Filips van Marnix van Sint-Aldegonde en Johan de Witt, bij 17e eeuwse literatoren als Joost van den Vondel en P.C
. Hooft en geleerden als Dirck Volkertsz. Coornhert, Hugo de Groot, Christiaan Huygens en Baruch de Spinoza.