Meer dan enig ander werk uit de 20ste eeuw is Gadamers hoofdwerk, Wahrheit und Methode (Waarheid en methode), een rehabilitatie van de humanistische traditie. Het is een verdediging van de humanistische kern van de geesteswetenschappen. Bildung, ook wel ‘vorming’, speelt een belangrijke rol.
De 20ste eeuwse filosofie heeft een aantal grote humanistische denkers voortgebracht, waaronder Jean-Paul Sartre, Simone de Beauvoir en Hannah Arendt. Ook Hans-Georg Gadamer (1900-2002) hoort in dit rijtje thuis. Gadamer is met Paul Ricoeur de belangrijkste hermeneutische filosoof van de twintigste eeuw. Hermeneutiek is die tak van filosofie, die zich bezig houdt met het begrijpen en interpreteren van de mens en diens uitdrukkingsvormen (zoals kunst, teksten en beeld).
Voor het verdedigen van de geesteswetenschappen had Gadamer goede redenen die nog steeds relevant zijn. De titel van zijn hoofdwerk vat de twee belangrijkste redenen samen. Gadamer verzet zich tegen de opvatting dat kennis en waarheid alleen bereikbaar zijn door toepassing van streng wetenschappelijke methodes. In plaats daarvan verdedigt hij de praktijk van het interpreteren, een praktijk die zowel in het dagelijkse leven als in de wetenschap het onvermijdelijke uitgangspunt vormt van kennis en waarheid. Gadamers hoofdstukken over de hermeneutische ervaring in het tweede deel van Wahrheit und Methode vormen de grondslag van de hedendaagse hermeneutische filosofie.
Geesteswetenschappen
De rehabilitatie van de humanistische traditie, en met name van Bildung, stelt Gadamer in staat om waarheidsaanspraak van de geesteswetenschappen te verduidelijken. ‘Bildung‘, aldus Gadamer, ‘hangt zeer nauw samen met het begrip van cultuur en verwijst allereerst naar de typisch menselijke manier om de eigen natuurlijke talenten en vermogens te ontwikkelen.‘ (p. 8) Bildung vereist dat we in staat zijn te leren van de ervaring en wijsheid van anderen, zowel anderen in het verleden als in het heden.
Het kenmerkende van de geesteswetenschappelijke waarheid is dat het om inzicht, om een waarheidservaring in plaats van een waarheidsvaststelling gaat. Vanwege zijn concrete zeggingskracht levert de kunst, en in het bijzonder de dichtkunst, het exemplarische voorbeeld voor de waarheidservaring die kenmerkend is voor de geesteswetenschappen.
Zo speelt het thema van de menselijke eindigheid een belangrijke rol in het werk van hermeneutisch filosofen als Gadamer, Heidegger en Ricoeur. Echter, de treffende verwoording ervan in de onvergetelijke beelden, de ontroerende en tegelijk meeslepende frasering van de gedichtencyclus Duineser Elegien (1912-1922) van de Duitse dichter Rainer Maria Rilke, biedt waarschijnlijk beter inzicht in wat eindigheid van het menselijk bestaan in concreto betekent, dan filosofische teksten.
Verstehen
Het uitgangspunt van Gadamers hermeneutische filosofie is dat interpretatie (Verstehen) een universele praktijk is. Zijn filosofie is een reflectie op en uitleg van die praktijk. Anders dan Wilhelm Dilthey, die hermeneutiek als geesteswetenschappelijke methode beschouwt, gaat Gadamer ervan uit dat Verstehen, het verstaan of begrijpen van de wereld om ons heen, de basisactiviteit van het menselijk bestaan is. We zijn ons meestal niet bewust van het feit dat we voortdurend aan het interpreteren zijn. Pas wanneer we stuiten op een onbekend verschijnsel, een vreemde situatie, of onbegrijpelijk gedrag, begint er een bewust interpretatieproces: we vragen ons af wat er aan de hand is, wat de betekenis is van het verschijnsel. Het alledaagse begrijpen van de wereld wordt mogelijk gemaakt door interpretatiekaders die gebaseerd zijn op onze vertrouwdheid met de wereld.
Traditie en applicatie
Kernbegrippen van Gadamers hermeneutische filosofie zijn traditie en applicatie. De interpretatiekaders van waaruit we de wereld begrijpen komen voort uit een traditie waarin wij zijn ingebed. Die overgeleverde interpretatiekaders worden echter steeds aangepast en veranderd omdat ze toegepast – ‘geappliceerd‘ – worden op nieuwe, hedendaagse verschijnselen. Ook de interpretatie van klassieke teksten vergt een steeds hernieuwde uitleg van wat die teksten ons, nu, te zeggen hebben. Begrijpen in de volle zin van het woord gaat daarom altijd gepaard met een herinterpretatie van overgeleverde betekenissen. Volgens Gadamer geldt dat ‘men anders begrijpt, wanneer men überhaupt begrijpt.’ (p. 280).
De hermeneutische cirkel en horizonversmelting
De bekende hermeneutische cirkel wordt door Gadamer in zogenoemde ‘dialectische’ termen uitgelegd. Bij Gadamer betekent dit dat de ervaring die je nu hebt (bijvoorbeeld als je iets leest of met iemand spreekt) ‘botst’ op een vooronderstelling of een verwachting. Uit deze botsing vloeit een nieuw begrip voort. Het circulaire proces van het begrijpen bestaat uit drie stappen:
- De eerste stap, het zogenaamde voorverstaan, betreft het impliciete, alledaagse begrijpen van de dingen in het licht van onze vertrouwdheid met de wereld en de overgeleverde interpretatiekaders. We begrijpen iets op basis van beelden, ideeën en vooronderstellingen die al hadden.
- De tweede stap bestaat uit expliciet interpretatie. Deze vereist het uit elkaar halen van de twee interpretatiehorizonten die in het geding zijn: de horizon van de traditionele interpretatiekaders en de individuele en actuele interpretatiehorizon.
- De laatste stap bestaat uit de zogenaamde horizonversmelting. De overgeleverde betekenissen worden dan expliciet toegeëigend en opnieuw geïnterpreteerd in het licht van onze nieuwe ervaring.
Geen methode
Hermeneutiek is, tot slot, géén methode, ook geen alternatieve geesteswetenschappelijke methode die de sociaal wetenschappelijke methoden en technieken vervangt. In de wetenschap gaat het om het verklaren van verschijnselen, door hun oorzaak op te helderen, of individuele gevallen te plaatsen onder algemene regels of wetten. Hermeneutiek verwijst naar het begrijpen van concrete verschijnselen in hun betekeniscontext. Een dergelijk begrijpen gaat altijd vooraf aan wetenschappelijke methodes en verklaringen en maakt deze mogelijk.