Het project waaraan de Oostenrijks-Britse filosoof Karl Popper (1902 – 1994) zijn hele leven zou wijden kan omschreven worden als het redden van de enkeling. Niet alleen de enkeling als mens, maar ook de enkele waarneming. Een theorie of visie die zichzelf als De Waarheid presenteert, bedreigt beiden. De natuur kunnen we proberen te verklaren en voorspellen aan de hand van wetten. De mens en zijn geschiedenis bestaan echter uit uitzonderingen.
Een jeugdervaring
Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog loopt de zeventienjarige communist Karl Popper door de straten van Wenen. Hij is op een bevrijdingsmissie en hoopt bij te kunnen dragen aan de revolutie. Een aantal communistische leiders is vastgezet. De partijtop heeft arbeiders ingezet om ze te bevrijden. Ongewapend, maar vol van het communistisch ideaal loopt de menigte, waaronder Popper, naar het gebouw waar de leiders gevangen zitten. Eenmaal daar aangekomen opent de politie het vuur. Tachtig mensen raken gewond en twaalf vinden de dood.
De jonge Popper breekt direct met het communisme. Hij doorziet dat de eerste schuld van deze gebeurtenis bij de partijtop zelf ligt. Voor het bereiken van een hoger doel achtten ze het geoorloofd om enkelingen op te offeren. Misschien kan in deze jeugdervaring het begin van het wijsgerig project van Popper gevonden worden: het redden van de enkeling. Zowel de enkele mens, als de enkele waarneming.
Van wetenschapsfilosofie naar een strijd tegen totalitarisme
Aanvankelijk begeeft Poppers werkterrein zich voornamelijk op het gebied van de wetenschapsfilosofie. Hij formuleert het falsificationisme: één waarneming is voldoende om een theorie omver te werpen. Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, ziet Popper dat de enkele mens wordt bedreigd door het totalitarisme, namelijk het nationaal-socialisme van Hitler (zie ook het venster Auschwitz). Zijn falsificationisme zet hij nu in voor de samenleving. Individuen mogen nooit opgeofferd worden voor de waarheid van de staat.
Verbeten werkt Popper aan zijn magnum opus The Open Society and Its Enemies, De open samenleving en haar vijanden, dat in 1945 uitkomt. Hierin vecht hij tegen totalitaire krachten als het tribalisme (zie hieronder) en anti-egalitarisme, het verwerpen van de gelijkheid van mensen. Om de gesloten samenlevingen die ook grote filosofen voorstaan te doorzien, gebruikt Popper het verschijnsel historicisme als sleutel.
Historicisme
In de conclusie van De open samenleving omschrijft Popper zijn eigen boek als ‘losse kanttekeningen van persoonlijke aard bij de geschiedenis van het historicisme‘. Historicisme is de overtuiging, dat in de geschiedenis wetten werkzaam zijn die het mogelijk maken de loop van de geschiedenis te voorspellen en die en passant ook de essentie van de menselijke lotsbestemming laten zien.
Popper noemt dit idee een verkeerde toepassing van de methode van de natuurwetenschap op een discipline als geschiedenis. De wetten van de natuurwetenschap kennen geen uitzonderingen, maar de geschiedenis bestaat alleen maar uit uitzonderingen, uit unieke feiten die niet in wetten te vangen zijn. Toch is het historicisme een hardnekkig idee. Controle over de natuur werd mogelijk door de ontdekking van natuurwetten. Controle over de loop van de geschiedenis zou ook de controle over mensen betekenen. Popper schrijft over de aantrekkingskracht van het historicisme:
‘(Z)ij is gebaseerd op onze angst om toe te geven dat wij, en wij alleen, verantwoordelijk zijn voor onze ethische beslissingen en dat wij die verantwoordelijkheid op niemand anders kunnen afschuiven, niet op God, niet op de natuur, niet op de samenleving en ook niet op de geschiedenis. In al deze theorieën wordt getracht iemand of iets te vinden om deze last van onze schouders te nemen. Maar we kunnen ons niet aan die verantwoordelijkheid onttrekken.’ (p. 103)
Het historicisme wordt door van oudsher sterk bewonderde filosofen als Plato, Hegel en Marx gebruikt in hun rechtvaardiging van gesloten samenlevingen. Omdat Popper in hun werk de kiem van het totalitarisme ziet, bestrijdt hij hen alsof ze springlevend zijn.
De eeuwige Staat van Plato
Plato combineert historicisme met tribalisme in zijn Politeia, De Staat, zijn werk over de ideale samenleving. De tribale samenleving heeft als belangrijkste kenmerk dat rangen en standen vastliggen. Ook liggen gebruiken en wetten vast, alsof ze, in plaats van met elkaar afgesproken, organisch gegroeid zijn. Popper omschrijft het tribalisme als volgt:
‘(T)ribalisme duidt op de nadruk die gelegd wordt op het opperste belang van de stam waarbuiten het individu niets voorstelt.’ (p. 30)
Het historicisme komt tot uitdrukking in Plato’s hang naar het bestaande en onveranderlijke en zijn opvatting dat ‘alle sociale verandering niets anders is dan verval en achteruitgang.’ (p. 48) Daarom bedenkt Plato een staat die tot stilstand is gebracht. Een volmaakte samenleving waarin geen mens zijn plaats niet kent, er niets verandert en in zijn ogen daardoor eeuwig rechtvaardig is.
De uitverkoren Staat van Hegel
Bij Hegel is, kort gezegd, de staat alles en het individu niets. De staat heeft de absolute kennis in pacht en heeft geen enkele morele verplichting, omdat alleen de geschiedenis uitwijst of een staat succes heeft. Het historicisme bij Hegel blijkt uit zijn idee dat er een uitverkoren staat is, voorbestemd om de wereld e overheersen. Het ligt dus in de loop van de geschiedenis dat staten in oorlog met elkaar zijn. Het individu speelt geen enkele rol in de staat van Hegel, of het moet de scheppende rol van de grote man zijn en het heroïsche leven dat hij symboliseert. De gewone enkeling dient zich te voegen in de loop van de geschiedenis.
De onverbiddelijke wetten van Marx
Het marxisme ziet Popper als de zuiverste, meest ontwikkelde en gevaarlijkste vorm van het historicisme, namelijk het historisch materialisme. Hoewel Marx’ meest bekende uitspraak – ‘De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het komt er op aan haar te veranderen‘ – juist gaat over het veranderen van de wereld, ziet Popper zijn activistische houding ondergesneeuwd worden door zijn historicisme. Onder invloed daarvan, schrijft Popper, wordt Marx een profeet. Marx schrijft dat mensen zich moeten onderwerpen aan de ‘onverbiddelijke wetten’ van de geschiedenis en dat we niets anders kunnen doen dan ‘de barensweeën van de natuurlijke ontwikkelingsfasen van het kapitalisme verkorten en verzachten.’ (p. 448) En ook in deze theorie wordt de enkeling weer een pion in de voorstuwende geschiedenis. Overigens tref je dit historicisme nog niet aan bij de jonge Marx, die in deze Canon is opgenomen, maar heeft hij dit pas later ontwikkeld.
Handgeschreven citaat van Popper: ‘Ik kan ongelijk hebben en jij gelijk en met enige moeite komen we misschien samen nader tot de waarheid’. (p. 455, vertaling door red.)
De open samenleving van Popper
Hoe anders is de plaats van het individu in de open samenleving die Popper voor ogen heeft. In de open samenleving leven kritische burgers. Hun rationele houding jegens elkaar moet er een zijn van ‘ik kan ongelijk hebben en jij gelijk en met enige moeite komen we misschien samen nader tot de waarheid.‘ (p. 474) Ondanks zijn kritiek op het historicisme is Popper overtuigd van de mogelijkheid van vooruitgang. Zeker als we het concept vooruitgang goed begrijpen:
‘Als we denken dat er vooruitgang in de geschiedenis wordt geboekt, of dat vooruitgang onvermijdelijk is, dan maken we dezelfde fout als zij die geloven dat de geschiedenis een zin heeft die erin kan worden ontdekt en die er niet in hoeft worden gelegd. Vooruitgaan is namelijk hetzelfde als zich voortbewegen op weg naar een of ander doel, een doel dat voor ons als menselijke wezens bestaat. De geschiedenis kan dat niet doen; alleen wij, menselijke individuen, kunnen dat. En we kunnen dat doen door de democratische instellingen waarop de vrijheid, en daarmee de vooruitgang gebaseerd is, te verdedigen en te versterken.‘ (p. 529)
Popper beschrijft een gesloten samenleving als volgt:
‘(D)e drijfveer van een gesloten samenleving is het verlangen van mensen om hun definitieve plaats in de wereld te vinden en te kennen en tot een machtig collectief geheel te behoren.’
Een open samenleving is hier natuurlijk het tegendeel van. Popper ziet zijn boek als zijn bijdrage tegen het fascisme, de stroming die de gesloten samenleving bij uitstek voorstaat.
Kritiek
Interessant is dat Popper zijn wetenschapsfilosofie en zijn ideeën over een moreel gezonde samenleving aan elkaar verbindt. Goede wetenschap en een goede samenleving, rusten op gelijksoortige principes. Het voornaamste principe is ruimte voor kritiek. Een wetenschappelijke theorie moet zo geformuleerd worden dat de theorie in principe weerlegbaar is. Dit criterium is ook het criterium om gesloten samenlevingen van open samenlevingen te onderscheiden. Een open samenleving staat open voor kritiek en is dus per definitie een democratie.