In 1632 wordt de ‘vader van de mensenrechten’ John Locke geboren. Hij realiseert zich dat de tijd van de dominantie van een bepaalde godsdienst voorbij is. De diversiteit van levensbeschouwingen zou een blijvend kenmerk worden van de nieuwe tijd. Een visie op de inrichting van een moderne samenleving moet dan ook aanvaardbaar zijn voor mensen van verschillende levensovertuigingen. Zo’n visie zou moeten uitgaan van de menselijke individualiteit en gelijkheid. Net als zijn tijdgenoot Thomas Hobbes, heeft Locke het katholieke, collectivistische en op natuurlijke ongelijkheid gebaseerde mensbeeld van de Middeleeuwen achter zich gelaten.
Een nieuwe visie op de mens
Locke kwam ter wereld in een rumoerige tijd; de tijd van de Europese godsdienstoorlogen tussen protestanten en katholieken. Hij had zich heel duidelijk voorstander betoond van tolerantie en een scheiding tussen kerk en staat. Dat kwam hem niet op de vriendschap van de koning te staan en hij besloot naar het tolerante Holland te vertrekken, dat een stimulerend klimaat bood.
Locke betoogde dat mensen van nature bepaalde rechten hebben, te weten rechten op leven, vrijheid en goederen. Van anderen mag verwacht
worden dat zij die rechten respecteren. Mensen zijn echter geen engelen maar eindige en beperkte wezens. Daarom is het goed dat er een overheid is die kan zorgen dat mensen zich aan hun morele verplichtingen houden. Maar die overheid moet natuurlijk ook zélf de natuurlijke rechten van mensen respecteren.
Het idee van rechten die mensen van nature hebben, dat wil zeggen, op grond van hun mens-zijn in plaats van toegekend door een overheid, sloeg aan. Die rechten werden gezien als een moraal die voor mensen met verschillende levensovertuigingen aanvaardbaar zijn. Het idee van natuurlijke rechten heeft een voorgeschiedenis.
Het was de tijd van het kapitalisme in wording. De Industriële Revolutie was op komst. De handel neemt een grote vlucht, de verstedelijking veroorzaakten een breuk met de agrarische samenleving waar mensen leefden binnen grootfamilies. In die sfeer groeide een nieuwe visie op de mens. Mensen worden steeds meer gezien als autonome individuen, die een ambivalente verhouding met de Staat hebben. Enerzijds staat het individu tegenover de Staat en moet de privé-sfeer worden beschermd, anderzijds is het juist de Staat die het individu moet beschermen tegen de aantasting van diens rechten door anderen.
Afbeelding: Eleanor Roosevelt met de ‘Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens’, 1949
Natuurlijke rechten in juridische documenten
Het idee van natuurlijke rechten bleef niet beperkt tot de schrijfsels van filosofen, maar werd opgenomen in juridische documenten. Het leidde tot de Bill of Rights in Engeland. De geest van de tijd leidde ook in Frankrijk tot nieuwe inzichten. Charles de Montesquieu (1689-1755) ontwikkelde de idee van de scheiding der machten. Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) ontwikkelde de leer van de volkssoevereiniteit. De ideeën van Locke, Montesquieu en Rousseau hadden veel invloed op de Franse Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger (1789).
Met de Britse en andere Europese migranten naar Amerika gingen ook Europese ideeën de oceaan over. De Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van 1776 bevat passages die erg doen denken aan John Locke. En, de Amerikaanse Grondwet van 1787 en de daaraan gehechte Bill of Rights van 1791 ademen de geest van Locke, Rousseau en Montesquieu.
Mensenrechten ook vrouwenrechten
Gelijkheid betekende voor velen in die tijd gelijkheid tussen mannen. Niet voor Olympe de Gouges, pseudoniem van Marie Gouze (1748-1793). Gelijkheid strekt zich bij haar ook uit tot gelijkheid van mannen en vrouwen en gelijkheid van wit en zwart. Niet lang na de opstelling van de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger stelt zij in 1791 de Verklaring van de Rechten van de Vrouw en de Burgeres op.
Haar radicaal streven naar gelijkheid en verzet tegen onrecht levert haar veel vijanden op. Ook zij wordt slachtoffer van La Terreur, het schrikbewind van Robespierre. In 1793 wordt ze onthoofd. Zij wordt gezien als voorbeeld en boegbeeld voor de vrouwenbeweging. In Engeland schrijft Mary Wollstonecraft (1759 – 1797) A Vindication of the rights of Woman (1792) waarin ze net als Gouges voor vrouwenrechten pleit.
Afbeelding: Exécution d’Olympe de Gouges, Mettais (1793)
Mensenrechten worden internationaal vastgelegd
De natuurlijke rechten werden in de grondwetten van vele landen opgenomen. De term natuurlijke rechten raakte op de achtergrond en de fundamentele rechten in de grondwetten werden voortaan ‘grondrechten’ genoemd. Na de Tweede Wereldoorlog ontstond de gedachte dat fundamentele rechten internationaal zouden moeten worden erkend en beschermd. De verschrikkelijke schendingen van de menselijke waardigheid gedurende die oorlog mochten nooit meer plaats vinden. In 1948 werd de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
De UVRM is gevolgd door talloze verklaringen en verdragen vanwege de Verenigde Naties, o.a. het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke rechten en het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten. Ook zijn er regionale documenten op het terrein van mensenrechten, zoals in Europa het Europees Verdrag voor de Bescherming van de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden, dat bindend is voor 47 Europese staten (niet voor Wit-Rusland). De Europese Unie heeft sinds enkele jaren haar eigen Handvest betreffende Fundamentele Rechten van de Europese Unie.
Humanisten zijn enthousiaste aanhangers van deze seculiere moraal van mensenrechten en willen zich inzetten voor de realisering van mensenrechten, die helaas nog op grote schaal worden geschonden. Dit moet niet zo worden geïnterpreteerd dat mensenrechten iets exclusiefs humanistisch zou zijn. De seculiere moraal van mensenrechten is geen levensbeschouwing op zichzelf, geen alternatief voor humanisme of religies.
Deze seculiere moraal zegt niets over de zin van het leven, het bevat geen antwoord op de vraag hoe het leven geleefd dient te worden. Het is geen moraal van het goede leven maar van een rechtvaardige samenleving. Deze seculiere, publieke moraal van mensenrechten wil niet, en moet niet, een moraal zijn die levensovertuigingen uitsluit of negeert, maar een levende moraal die gedragen wordt door mensen van verschillende levensovertuigingen. We hebben een seculiere, voor allen geldende, moraal nodig in deze geglobaliseerde wereld, ten behoeve van de menselijke waardigheid.