Met het begrip Entzauberung der Welt, de onttovering van de wereld, bedoelt de Duitse socioloog Max Weber dat in de modern-westerse, gerationaliseerde wereld in principe geen plaats meer is voor magische en onberekenbare machten. Het gevolg is het ontstaan van het zingevingsprobleem en als antwoord daarop het verlangen naar nieuwe betovering. De onttovering van de wereld en de utopische verleiding blijken dicht bij elkaar te liggen.
Weber in 1917
Twee vormen van onttovering
De terreinen die in Webers tijd dominant zijn en steeds meer het wereldbeeld en dagelijks leven bepalen – zoals de empirische wetenschap, het kapitalisme, het formele recht en de moderne staat en bureaucratie – worden naar zijn oordeel gekenmerkt door rationalisering, dat wil zeggen, door berekening en beheersing. De onttovering van de wereld, die volgens Weber slechts in de westerse wereld volledig is doorgevoerd, is door twee factoren op gang gebracht.
1, Religie wijst magie af
Ten eerste, wellicht verrassend, door een specifieke vorm van religie die magie als heilsweg afwijst. Dit gebeurt eerst in de vorm van het antieke Jodendom, omdat op Jahweh geen invloed kan worden uitgeoefend door toverij. Vervolgens wordt magie afgewezen in het ascetisch protestantisme. Terwijl een katholiek nog kan vertrouwen op bijvoorbeeld sacramenten, is dat voor een puritein taboe. Alleen Gods meerdere eer en glorie tellen. Het vertrouwen op of de verering van al het andere is afgoderij omdat het gezien wordt als een vergoddelijking van al het geschapene. Magie wordt door een puritein zelfs verworpen als duivels.
2, Wetenschap wijst goddelijke krachten af
Ten tweede is de wereld onttoverd door de moderne wetenschap, die alle dingen door berekening beheerst. De wereld en de natuur worden door de moderne, autonoom geworden en principieel empirische wetenschap van alle geheimzinnige en goddelijke krachten ontdaan. De moderne wetenschap gaat ervan uit dat alles, ook wat men (nog) niet begrijpt, rationeel valt te doorgronden en verklaren. Principieel zijn er geen onberekenbare krachten meer.
Een zinprobleem
De andere kant van Webers analyse is dat met de onttovering en rationalisering van de wereld ook iets wezenlijks verloren is gegaan. In een onttoverde wereld zijn er namelijk geen publieke, algemeen erkende waarden meer. Zoals hij het verwoordt in zijn beroemd geworden rede Wissenschaft als Beruf, Wetenschap als beroep, die hij houdt in november 1917 voor Duitse studenten:
‘Het is het lot van onze tijd, met de haar eigen rationalisering en intellectualisering, vooral: de onttovering van de wereld, dat juist de laatste en meest sublieme waarden zijn teruggetreden uit de openbaarheid, óf naar het (…) rijk van het mystieke leven, óf naar de broederlijkheid van de directe betrekkingen van individuen tot elkaar.’
Hierdoor is er volgens Weber een zinprobleem ontstaan. De mens moet in een onttoverde wereld zelf zin geven aan zijn handelen en bestaan, vanzelfsprekende levensordeningen zijn weggevallen. Als een rode draad loopt nu door Webers werk dat dit zinprobleem niet door de moderne wetenschap opgelost kan worden, omdat deze behalve de wereld ook zichzelf heeft onttoverd. Aan het begin van de 20e eeuw moet zij erkennen dat zij geen zin meer kan verschaffen en geen antwoord meer kan geven op de wezenlijke levensvragen, bijvoorbeeld de vraag hoe te leven. De wetenschap is niet meer de weg naar de ‘ware God’, de ‘ware natuur’ of het ‘ware geluk’. Voor Weber is de wetenschap nog slechts een zakelijk uit te oefenen beroep. De moderne wetenschap is, hoe succesvol ook, alleen nog maar een technisch middel en kan niets meer zeggen over de doelen die nagestreefd zouden moeten worden. Daarmee zou zij immers haar grenzen te buiten gaan. Vandaar dat Weber een hartstochtelijk pleitbezorger is van waardevrijheid in de wetenschap, naast onttovering een ander idee waardoor zijn naam zo bekend is.
Pessimistisch wereldbeeld
Zo vindt men in Webers werk de ervaring verwoord dat het geloof van de Verlichting in de rede aan het begin van de 20e eeuw verloren is gegaan. Het 18e- en 19e-eeuwse optimisme heeft in Webers werk plaatsgemaakt voor een veel nuchterder, pessimistischer en harder mens- en wereldbeeld. In zijn werk zal men geen passages vinden over het bestaan van een harmonieuze wereldorde, zoals in de tijd rond 1800. Centrale termen in zijn werk zijn strijd, noodlot, chaos, beheersing, arbeid, specialisatie en dwang. De mens is in zijn ogen net zo min de schepper van zijn eigen lot als de samenleving maakbaar is. Zijn obsessie is juist dat mensen ontwikkelingen op gang hebben gebracht die een eigen leven zijn gaan leiden en zich nu tegen de mens hebben gekeerd. Hij gebruikt daarvoor het beeld van een ‘stahlhartes Gehäuse’, een ijzeren kooi. Het beroemdste voorbeeld daarvan is de bureaucratie. In Webers Duitsland is dit een enorme macht die van een oorspronkelijk middel, een doel op zichzelf is geworden en nu naar zijn oordeel de menselijke vrijheid bedreigt.
De waarneming van de onttovering van de wereld komt neer op de constatering van een groot vacuüm. In het razendsnel moderniserende Duitse Keizerrijk (1871 – 1918) is sprake van angst voor desintegratie en voor een verlies van identiteit. Hierdoor ontstaat een grote behoefte aan nieuwe zekerheden, religies en utopieën en ook: leiders. Vele Duitsers zijn vóór, tijdens en na de Eerste Wereldoorlog ontvankelijk voor charismatische leiders die orde in de chaos moeten scheppen, zowel op geestelijk als op politiek terrein. In Duitsland staat niet zo heel lang na Webers dood zo’n charismatische leider op die in de onttoverde wereld nieuwe zekerheid, orde en een ‘hoger’ doel brengt. Wanneer men onttovering opvat als het gemis aan een gemeenschappelijk, bezielend verband, dan is er een duidelijke samenhang tussen de onttovering van de wereld en de aantrekkingskracht van het fascisme, nationaal-socialisme en communisme op vele miljoenen mensen in de eerste helft van de 20e eeuw. De onttovering van de wereld en de utopische verleiding liggen dicht bij elkaar.
Het is geen toeval dat Weber in zijn eigen tijd vele pogingen ziet om de wereld opnieuw te betoveren, in welke vorm ook. De kunst en de wetenschap, maar vooral ook het nationalisme en het socialisme ontwikkelen zich tot plaatsvervangende religies waarvan veel heil en redding wordt verwacht. In Wetenschap als beroep zegt Weber daarom dat de oude goden weer uit hun graven zijn opgestaan om hun eeuwige strijd voort te zetten.
Het is een diagnose die ook uitstekend op onze tijd aan het begin van de 21e eeuw van toepassing is. Ook al wisselen de gedaanten van de goden, de strijd blijft.