De impact van de graphic novel Maus van Art Spiegelman (1948) is enorm en daarbij niet onomstreden door het gebruik van visuele metaforen. Maus maakt echter één ding meer dan duidelijk: de stripvorm is niet alleen in staat om beeld en tekst te geven aan een moreel gevoelig onderwerp, maar slaagt er bovendien in om dit op een unieke en baanbrekende wijze te doen. Het gebruik van dierbeelden benadrukt bijvoorbeeld paradoxaal genoeg dat het mensen zijn die de Holocaust hebben uitgevoerd.
Vader en zoon
In 1971 publiceert Spiegelman een korte strip van drie pagina’s over zijn vaders ervaringen met de Holocaust. Hij was geïnteresseerd in de strip-vorm om de geschiedenis van zijn vader te visualiseren. In de jaren ’80 werkt hij verder aan dit verhaal, getiteld Maus, dat uiteindelijk in twee delen wordt uitgebracht, My Father Bleeds History, Mijn vader bloedt geschiedenis (1986) en And Here My Troubles Began, En hier begon mijn ellende pas (1991).
Maus toont, naast de ervaring van zijn vader Vladek tijdens de Tweede Wereldoorlog, ook de problematische relatie tussen Art en Vladek en de fragiele status van Vladeks geheugen. (Omdat Art Spiegelman in twee gedaantes voorkomt, auteur en strippersonage, verwijs ik naar de auteur met ‘Spiegelman’ en naar het strippersonage met ‘Art’). Vader en zoon hebben zo hun communicatieve problemen en Spiegelman toont in verschillende panelen hoe de overdracht van orale geschiedenis bemoeilijkt wordt door het geruzie tussen beide heren.
Maus is dan ook uiteindelijk een versmelting van de twee Spiegelmans geworden. Vladeks woorden lezen we terug in de tekstballonnen – inclusief de taalfouten die de Poolse Vladek in het Engels maakt -, maar het is Spiegelman die het beeld toevoegt en dus bepaalt wat de lezer te zien krijgt. Dat dit geen makkelijke taak is maakt Spiegelman in de strip meer dan duidelijk wanneer Art verzucht: ‘Ik begrijp al niets van de relatie met mijn vader… Hoe moet ik dan ik dan ooit iets begrijpen van Auschwitz… of van de Holocaust?’
Diermetaforen
Het meest opvallende visuele element in Maus is het gebruik van dieren om de verschillende etnische identiteiten weer te geven. Zo worden de joden, Duitsers, Polen en Amerikanen achtereenvolgens afgebeeld als muizen, katten, varkens en honden. Het gebruik van deze metafoor roept verschillende associaties op; dat van een dierenfabel, of van komische dieren in stripvorm, zoals Mickey Mouse en Donald Duck. De visuele metafoor verwijst echter ook naar Hitlers ontmenselijking van de joden door ze als ongedierte te bestempelen, een zinsnede waar Spiegelman zijn boek expliciet mee opent: ‘De joden zijn ongetwijfeld een ras, maar ze zijn niet menselijk.’
Spiegelman reflecteert in Maus ook op het gebruik van zijn dierenmetafoor. Wanneer hij zijn Franse vrouw Francoise wil tekenen, twijfelt hij tussen een muis – ze heeft zich immers bekeerd tot het Jodendom – en een nieuw dier. Wanneer Francoise een konijn voorstelt, wuift Art dit weg omdat het te ‘lief’ is; al die jaren van Frans antisemitisme! Spiegelman problematiseert zijn metafoor door de lezer te confronteren met de absurditeit van etnische labels. Waarom een muis? Of een konijn? Kunnen de personages in Maus werkelijk in één hokje geduwd worden?
Etnische identiteiten kunnen bovendien in Maus als maskers op en af worden gedaan. Zo draagt Vladek een varkensmasker wanneer hij zijn joodsheid moet verbergen. Een identiteit is dus gedeeltelijk een keuze én bovendien ook vaak in the eye of the beholder. Spiegelman gebruikt in Maus de beeldspraak van de Nazi’s om deze vervolgens zichzelf te laten vernietigen: ‘Mijn antropomorfe muizen bevatten elementen van de antisemitische Jood-als-muis strips die Fips (pseudoniem van de Duitse cartoonist Phillip Rupprecht, red.) voor Der Stürmer (een Nazi propagandablad, red.) tekende, maar doordat ze een persoonlijkheid krijgen, staan ze rechtop en bevestigen ze juist hun menselijkheid. Cartoons personaliseren, ze geven specifieke vormen aan stereotypes.‘
De strip als verbeelding van de Holocaust
Wat uiteindelijk in het geheugen gegrift blijft zijn niet de muizen of katten, maar Vladeks indrukwekkende verhaal. Het zijn ironisch genoeg de dieren die de menselijke dimensies van het verhaal benadrukken. De dierenmetafoor doet ons des te meer beseffen dat dit gebeurd is met mensen en door mensen. De simpele schematisch getekende muizengezichten nodigen uit tot lezersbinding met Vladek en Art en de sobere zwart/wit tekeningen tonen het verhaal zonder opsmuk. Door zijn vindingrijkheid en geluk weet Vladek de verschrikkelijke ontberingen van Auschwitz – Mauschwitz in het boek – te doorstaan. Spiegelman spaart zijn lezers echter niet. Maus toont pijnlijke beelden van de kampen: het geweld, de ontberingen en de dood in al zijn vormen.
Nergens wordt het verhaal kinderlijk of komisch, labels die maar al te vaak aan stripboeken toegedicht worden. Integendeel, Spiegelman bewandelt het problematische gebied van Holocaust-representatie met succes. Spiegelman heeft met Maus onomstotelijk bewezen dat stripboeken door de samenkomst van beeld en tekst op een unieke manier kunnen bijdragen aan de verbeelding van de Holocaust.