Sara Ahmed is een denker die niet binnen een bepaalde discipline kan worden geplaatst. In haar kritische beschouwingen put ze uit verschillende tradities zoals feminisme, postkolonialisme en queer theorie. In het boek Queer Phenomenology uit 2006 positioneert ze zichzelf als iemand die niet de lijnen van bepaalde wetenschappelijke tradities volgt maar afwijkende paden bewandelt en daardoor een vernieuwende blik op bestaande ideeën en theorieën kan werpen. Deze beschrijving wijst op de bredere thematiek van het boek waarin de vraag wordt geadresseerd hoe we ons in de wereld kunnen oriënteren, welke wegen er voor wie beschikbaar en begaanbaar zijn, en wat het betekent om van voorgeschreven wegen af te wijken. Bij het onderzoeken van deze vraag hanteert Ahmed een karakteristieke poëtische schrijfstijl waarin letterlijke en metaforische beschrijvingen in elkaar overlopen.
Een queer perspectief op de fenomenologie
De titel van het boek Queer Phenomenology verwijst naar het queer perspectief op de fenomenologie dat Ahmed hierin ontwikkelt. De fenomenologie is een filosofische stroming waarin de bestudering van de geleefde ervaring centraal staat. Doorgaans wordt Edmund Husserl (1859-1938) als de grondlegger van deze stroming beschouwd. Het startpunt van diens denken is de claim dat ons bewustzijn niet losstaat van de wereld maar altijd gericht is op objecten en verschijnselen in de wereld (‘fenomenen’).[1] In de fenomenologie gaat het om het beschrijven van de directe ervaring van deze objecten en verschijnselen die voorafgaat aan theorievorming, interpretaties en oordelen erover. Ahmed ‘queert’ het fenomenologische denken door de normatieve (waaronder heteronormatieve) vooronderstellingen bloot te leggen die hierin als vanzelfsprekende aannames resoneren zonder geëxpliciteerd te worden. Het ‘queeren’ van bestaande theorieën en teksten houdt in dat kritisch wordt gekeken hoe daarin bestaande verdelingen van macht en privilege worden bevestigd, en dat wordt gezocht naar aanknopingspunten om deze verdelingen juist te bevragen en te betwisten.
Het ‘queeren’ van Husserl’s schrijftafel
Ahmed begint haar queer lezing van de fenomenologie bij Husserl’s klassieke werk Ideen uit 1913, in het bijzonder bij de tafel die Husserl daarin benoemt als eerste voorwerp dat in zijn blikveld verschijnt terwijl hij zijn fenomenologie ontwikkelt. Ahmed laat zien hoe in Husserl’s beschouwingen verschillende vormen van arbeid naar de achtergrond zijn verdwenen die maken dat de tafel – zijn schrijftafel, waarachter hij zit te filosoferen – voor hem als vanzelfsprekend in beeld komt wanneer hij nadenkt over onze gerichtheid op objecten. Het gaat om het werk van degenen die zijn eten verzorgen en van de vrouwen die voor zijn kinderen zorgen zodat hij zich ongestoord op zijn filosofische werk kan richten. Van daaruit zoomt Ahmed verder uit naar de arbeid die door mensen is verricht om Husserl’s schrijftafel te maken. Zo maakt ze zichtbaar hoe bijvoorbeeld gender en klasse kunnen meespelen in onze ‘vanzelfsprekende’ gerichtheid op bepaalde objecten. Overigens is de tafel ook op de omslag van Queer Phenomenology aanwezig: hier is een afbeelding van een buitenproportioneel grote tafel in een landschap te zien, als een visuele onderstreping van Ahmed’s queer perspectief op Husserl’s tafel.
Levensoriëntatie als lijfelijk en sociaal-politiek proces
De notie van ‘gerichtheid’ uit de fenomenologie koppelt Ahmed aan het bredere begrip ‘oriëntatie’. Ze duidt hiermee zowel de manieren aan waarop we letterlijk door de fysieke wereld bewegen als de manieren waarop we existentieel gezien zoeken naar plaats en richting in het leven. Wat betreft onze zoektochten naar plaats betoogt ze dat georiënteerd zijn afhangt van lijfelijke vertrouwdheid met de plekken waar we ons bevinden, van het ervaren van een gevoel van ‘thuis’. Het lichaam speelt dus altijd mee bij oriëntatieprocessen. Daarnaast heeft het vinden van leefbare, bewoonbare plaatsen ook een sociaal-politieke lading, omdat normatieve voorstellingen over lichamen en over welke lichamen waar mogen verblijven hierbij medebepalend zijn. Behalve om het vinden van herbergzame plaatsen gaat oriëntatie ook over de weg vinden. Ook hier benadrukt Ahmed de impact van de sociaal-politieke context en de macht van dominante normen. Ze stelt dat oriëntatie niet plaatsvindt in een ongerepte ruimte waarin het iedereen vrij staat om naar eigen goeddunken een pad te kiezen. Onze positionering bepaalt welke objecten, plaatsen, en manieren van leven voor ons in beeld komen en al dan niet bereikbaar zijn. Ahmed spreekt over ‘lijnen van privilege’ om de paden aan te duiden die voor sommige (groepen) mensen moeilijk of onmogelijk te volgen zijn. Vaak is er ook sprake van sociale druk – bijvoorbeeld vanuit familie of de maatschappij – om een bepaald pad juist wel te volgen. Afwijken van zo’n pad is een keerpunt, een breukervaring. Ahmed geeft aan hoe ze zelf tijdens haar leven af is geweken van de voorgeschreven ‘rechte lijn’[2]: “I left the “world” of heterosexuality, and became a lesbian, even though this means staying in a heterosexual world”. De weg die ze na dit keerpunt bewandelt beschrijft ze als een ‘desire line’, een spoor van verlangen.
Geestelijke weerbaarheid: levenslijnen en reddingslijnen
Ahmed’s werk kan worden gelezen als een als een gids voor het ontwikkelen van geestelijke weerbaarheid. Ze beschrijft immers hoe we tegendruk kunnen genereren tegen de (politieke, sociale en/of fysieke) druk om bepaalde uitgestippelde levenslijnen te volgen en te bevestigen. Dat begint bij het bevragen van deze lijnen: hoe zijn we daarop terecht gekomen, wat blijft er buiten beeld als we deze lijnen volgen, wie verwacht dat we deze lijnen volgen, wie worden geacht deze lijnen wel of juist niet te volgen? Volgens Ahmed is het afwijken van een lijn waarin je wordt gedrukt geen gemakkelijke opgave: hoe langer we een lijn volgen, hoe meer tijd en energie we daarin hebben geïnvesteerd en hoe meer we te verliezen hebben. Het volgen van ‘desire lines’ kan ook gevaarlijk zijn wanneer anderen geen afwijking van de dominante norm willen accepteren. Afwijken – lijnen van verzet of rebellie uitzetten – doe je dan ook gemakkelijker samen dan alleen. Wanneer anderen bijvoorbeeld al eerder sporen van verlangen hebben uitgezet, of wanneer mensen dit gezamenlijk doen, kan een alternatief (olifanten)paadje ontstaan. En soms werpen anderen ons een ‘reddingslijn’ toe om uit onze situatie te ontsnappen. Geestelijke weerbaarheid is vanuit dit perspectief eerder een relationele dan een individuele opgave: “A lifeline thrown to us is what gives us the capacity to get out of an impossible world or an unlivable life”.
[1] De term fenomenologie verwijst naar het Griekse woord ‘phainomenon’: ‘dat wat aan ons verschijnt’.
[2] Ahmed maakt hier gebruik van de dubbele betekenis van de Engelse term ‘straight’: ‘recht’ en ‘hetero’.