Humanitas wordt in de oudheid beschouwd als datgene wat de mens werkelijk tot mens maakt. Het negentiende-eeuwse woord humanisme is afgeleid van humanitas, dat zelf weer verwijst naar homo (mens) en humanus. Humanitas drukt de idee uit dat de mens de moeite waard is.
Vormingsideaal
Humanitas is een begrip waarin verschillende facetten van menselijk gedrag tot uitdrukking worden gebracht. Belangstelling voor de medemens en zijn lot en vriendelijke en beschaafde omgang met elkaar maken er onderdeel van uit. Het gaat om een vormingsideaal waarin smaak en verfijning centraal staan en veel belangstelling uitgaat naar literair-filosofische thema’s.
Humanitas is zowel het daadwerkelijk menselijke, als de vorming tot menselijkheid. De kiem van al deze ideeën is te vinden in de Griekse cultuur onder meer in het idee van paideia, vorming, en philantropia, menslievendheid. Ideeën die de Romeinse diepgaand hebben beïnvloed. De uiteindelijke vormgeving van de gedachten is echter op het conto van de Romeinen zelf te schrijven.
Afbeelding: De jonge Cicero leest door Vincenzo Foppa (ca. 1464), Wallace Collection, Londen
Griekse cultuur in Rome
De invloed van de Griekse cultuur op Rome wordt voor het eerst zichtbaar in de derde en tweede eeuw voor Christus, en wel in de literatuur. De vroegst overgeleverde Romeinse literatuur wordt gevormd door de komedies van Plautus (254-184 v. Chr.) en Terentius (190-158 v.Chr.). Beroemd is de uitspraak van één van de hoofdrolspelers in de komedie De zelfkweller van Terentius:
‘Ik ben een mens en niets menselijks acht ik mij vreemd.’
In diezelfde tweede eeuw voor Christus krijgt de Griekse filosofie voet aan de grond in Rome, ook in de hoogste politieke kringen. De beroemde Romeinse veldheer en politicus Publius Cornelius Scipio Africanus de Jongere (185-129 v. Chr.) was al vanaf zijn vroege jeugd geïnteresseerd in de Griekse cultuur en filosofie en verzamelde een kring van gelijkgestemden om zich heen. Hun opvattingen en gesprekken zijn in gestileerde vorm weergegeven in de geschriften van de filosoof Marcus Tullius Cicero (106-43 v. Chr.) in bijvoorbeeld De amicitia, De natura deorum en De Officiis. De kring van de Scipionen bespreekt in een sfeer van ongebondenheid allerlei filosofische problemen. Literaire verfijning en een beschaafde omgang met elkaar staan voorop en horen bij de kern van wat humanitas uitmaakt.
Cicero
Bij de Romeinen krijgt het begrip humanitas, met name door toedoen van Cicero, een veelomvattender betekenis. Cicero werkt het begrip verder uit doordat hij dit idee nader in verbinding brengt met de actuele filosofische stromingen, vooral die van de Stoa (zie Seneca en Marcus Aurelius) en Epicurus. Deze stromingen zijn vooral van belang voor het begrip humanitas, omdat zij voor een belangrijk deel materialistisch zijn. Zij sluiten een direct goddelijk ingrijpen in de wereld uit en benadrukken daarmee de rol van de mens zelf als het gaat om de ethische aspecten.
Afbeelding: Stoa betekent letterlijk ‘zuilengalerij’. Zeno van Citium (333-262 v. Chr.) stichtte zijn school op in een stoa, waar men al wandelend filosofeerde.
Daarnaast zet Cicero humanitas af tegen twee andere polen: het goddelijke en het dierlijke. De mens is een wezen dat de moeite waard is, maar hij is natuurlijk geen god en kent dus zijn beperkingen. Anderzijds onderscheidt de mens zich in positieve zin van de dierenwereld doordat hij beschikt over de rede, het verstand en het instrument van de taal. De mens kan – anders dan het dier – de wereld duiden en naar zijn hand zetten.
Cicero stelt de term humanitas zo op een begripsmatig hoger plan, maar geeft er ook een persoonlijker invulling aan. We zien dit in de talrijke brieven die hij heeft geschreven en in de manier waarop hij het ideaal van humanitas echt tot iets van mensen van vlees en bloed maakt.
Zo bevat humanitas een beschavings- en vormingsideaal en is het een leidraad voor omgang met elkaar. En tevens is de aanzet tot ideeënvorming over wat een mens tot een mens maakt, de moderne wetenschappelijke studie van de mens.